ECLI:NL:RBAMS:2021:3889

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 april 2021
Publicatiedatum
26 juli 2021
Zaaknummer
C/13/694531 / HA RK 20-354
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • A.J. Bongers-Scheijde
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopig deskundigenbericht in medische aansprakelijkheidszaak met betrekking tot behandeling van een donornier

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 22 april 2021 een beschikking gegeven in een verzoek om een voorlopig deskundigenbericht in een medische aansprakelijkheidszaak. De verzoekster, geboren in 1962, heeft een cardiologische en nefrologische ziektegeschiedenis en is op 11 september 2018 met pijnklachten naar het VUmc gebracht. Na een reeks onderzoeken en behandelingen, waaronder een coronaire angiografie en een dotterbehandeling, heeft zij ernstige complicaties ondervonden, waaronder het verlies van de functie van haar donornier. De verzoekster heeft VUmc aansprakelijk gesteld voor de schade die zij heeft geleden als gevolg van de behandeling. De rechtbank heeft de partijen verzocht om deskundigen te benoemen die de medische behandeling en de besluitvorming van het hartteam zullen beoordelen. De deskundigen, prof. dr. A.J.J.C. Bogers en prof. dr. D.E. Atsma, zijn benoemd om de vragen van de verzoekster te beantwoorden en de rechtbank heeft bepaald dat de kosten van het deskundigenbericht door de verzoekster moeten worden voorgeschoten. De rechtbank heeft benadrukt dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundigen en dat zij de deskundigen toegang moeten geven tot noodzakelijke informatie en plaatsen. De beschikking is openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft het meer of anders verzochte afgewezen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/694531 / HA RK 20-354
Beschikking van 22 april 2021
in de zaak van
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster,
advocaat mr. C.L.S.Y. Timmer te Etten-Leur,
en
de stichting
STICHTING VUMC,
gevestigd te Amsterdam,
belanghebbende,
advocaat mr. J.A. de Clerck te Utrecht.
Partijen worden hierna [verzoekster] en VUmc genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het verzoekschrift, met producties,
-de tussenbeschikking van 4 februari 2021, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
-het proces-verbaal van de niet gehouden mondelinge behandeling van 16 maart 2021, met de daarin genoemde stukken, waaronder het verweerschrift, met producties en de faxbrief van mr. Timmer namens [verzoekster] van 15 maart 2021,
-de faxbrief van mr. De Clerck van 18 maart 2021,
-de e-mail van mr. De Clerck, mede namens mr. Timmer, van 25 maart 2021 met de contactgegevens van de te benoemen deskundigen.
1.2.
De beschikking is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[verzoekster] , geboren op [geboortedatum] 1962, is bekend met een cardiologische en nefrologische ziektegeschiedenis.
2.2.
Op 11 september 2018 is [verzoekster] per ambulance naar de eerste hulp van het VUmc gebracht in verband met pijnklachten in haar keel en nek. Op de eerste hulp is [verzoekster] onderzocht waarbij een ECG en een echo van het hart werden gemaakt en bloedonderzoek werd verricht. [verzoekster] werd opgenomen vanwege een acuut coronair syndroom (ACS) en diezelfde dag nog werd een coronaire angiografie (CAG) uitgevoerd via de linkerdijbeenslagader. Uit de CAG bleek dat sprake was van meerdere stenoses.
2.3.
Op 12 september 2018 werd de uitslag van de CAG besproken in het hartteam, waarop het hartteam besloot dat een dotterbehandeling (PCI) de beste behandeloptie voor [verzoekster] was. Vanwege het advies van de nefroloog tot pre- en posthydratatie in verband met de aanwezige donornier rechts, kon de PCI pas een dag later plaatsvinden.
2.4.
Op 13 september 2018 vond de PCI plaats. Op dat moment bleek de linkerdijbeenslagader niet aan te prikken vanwege een groot hematoom. Na telefonisch overleg met de interventiecardioloog heeft de PCI vervolgens plaatsgevonden via de rechterdijbeenslagader. Na een tweede poging was de dotterbehandeling voltooid.
2.5.
In de avond bleek [verzoekster] niet te kunnen plassen. Ook na het plaatsen van een katheter bleek dat de urineproductie uitbleef.
2.6.
Op 14 september 2018 werd wegens drukpijn bij de donornier besloten tot nader onderzoek. Uit dat onderzoek bleek dat de slagader van de donornier van [verzoekster] ernstig beschadigd was geraakt, waardoor deze onvoldoende werd doorbloed en er geen urine kon worden geproduceerd.
2.7.
Op 15 september 2018 onderging [verzoekster] een dialyse en werd zij overgeplaatst naar de afdeling intensive care.
2.8.
Op 27 september 2018 werd [verzoekster] ontslagen uit het ziekenhuis.
2.9.
De functie van de enige nog functionerende donornier van [verzoekster] is blijvend verloren gegaan. Sinds de behandeling in het VUmc moet [verzoekster] drie maal per week naar het ziekenhuis voor dialyse. [verzoekster] staat nog altijd op de wachtlijst voor een nieuwe donornier.
2.10.
Op 8 april 2019 heeft de advocaat van [verzoekster] VUmc per brief aansprakelijk gesteld. VUmc heeft aansprakelijkheid van de hand gewezen.

3.Het geschil

3.1.
Het verzoekschrift strekt ertoe dat de rechtbank een voorlopig deskundigenbericht als bedoeld in artikel 202 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) zal bevelen, en als deskundigen zal benoemen prof. dr. A.J.J.C. Bogers, cardiochirurg en prof. dr. D.E. Atsma, interventiecardioloog, met als opdracht de gezamenlijk met VUmc geformuleerde vragen te beantwoorden, met veroordeling van partijen om de kosten van het voorlopig deskundigenbericht ieder bij helfte te voldoen.
3.2.
[verzoekster] legt aan haar verzoek - samengevat - het volgende ten grondslag. Er is sprake van (een) tekortkoming(en) bij de uitvoering van de tussen (de artsen van) VUmc en [verzoekster] gesloten geneeskundige behandelingsovereenkomst als gevolg waarvan haar donornier tijdens de PCI ernstig beschadigd is geraakt, waardoor het functioneren van haar donornier verloren is gegaan. De behandelend artsen, waaronder interventiecardioloog dr. [naam] , hebben niet lege artis gehandeld. [verzoekster] maakt het VUmc in dit kader (uiteindelijk) de volgende twee verwijten:
I. door (het hartteam van) VUmc is een onjuist besluit genomen, in die zin dat er in de situatie van [verzoekster] gekozen had moeten worden voor een Bypass-operatie (CABG) in plaats van een PCI-behandeling (hierna: verwijt I),
II. (de artsen van) VUmc heeft/hebben de voerdraad ten onrechte niet onder
doorlichting en/of met gebruik van echogeleid aanprikken opgevoerd (hierna: verwijt II).
3.3.
VUmc betwist de aansprakelijkheid en betwist de verwijten die [verzoekster] haar artsen maakt. Er was helaas sprake van een niet vermijdbare complicatie. Het ziekenhuis en de behandeld artsen, waaronder [naam] , hebben zorgvuldig en conform
de medisch professionele standaard gehandeld, aldus VUmc.

4.De beoordeling

4.1.
Het verzoekschrift strekt ertoe dat de rechtbank een voorlopig deskundigenbericht zal bevelen. VUmc betwist niet dat een dergelijk verzoek in beginsel toewijsbaar is en verzet zich niet tegen de benoeming door de rechtbank van de verzochte deskundigen.
Het verzoek, dat op de wet is gegrond, kan daarom als met inachtneming van hetgeen hierna wordt overwogen, worden toegewezen.
Deskundigen
4.2.
Partijen zijn het met elkaar eens geworden over de benoeming van twee deskundigen, te weten prof. dr. A.J.J.C. Bogers, cardiochirurg, en prof. dr. D.E. Atsma, interventiecardioloog. Partijen hebben voorts overeenstemming bereikt over de vraagstelling, waarbij is afgesproken dat genoemde deskundigen gezamenlijk verwijt I zullen beoordelen en dat prof. dr. Atsma vervolgens verwijt II zal beoordelen. Hierbij is door partijen opgemerkt dat, in het geval de deskundigen bij de beoordeling van verwijt I gezamenlijk tot de conclusie komen dat de besluitvorming van het hartteam onzorgvuldig is geweest (in die zin dat ten onrechte niet voor een Bypass-operatie is gekozen), niet wordt toegekomen aan een beoordeling van verwijt II.
4.3.
De rechtbank zal overgaan tot benoeming van deze deskundigen. Aan deze deskundigen zullen de in de beslissing vermelde vragen worden voorgelegd.
Voorschot
4.4.
Partijen verschillen van mening over de vraag welke partij met het voorschot van de kosten van het deskundigenbericht moet worden belast.
4.5.
[verzoekster] stelt zich op het standpunt dat deze kosten door beide partijen, ieder bij helfte, dienen te worden voldaan. Zij verwijst in dit verband naar het bepaalde in aanbeveling 18 van de Gedragscode Openheid medische incidenten (GOMA). Aan de voorwaarden zoals gesteld in deze aanbeveling is voldaan. Al tijdens de videoconferentie moeten de beide verwijten die [verzoekster] het VUmc maakt het VUmc duidelijk zijn geweest. Gezien het moeizame verloop naar de aanloop van deze procedure is het niet aannemelijk dat partijen buiten rechte in gezamenlijk overleg tot het benoemen van een onafhankelijke deskundige waren gekomen. Er is wel degelijk sprake van een goed onderbouwde aansprakelijkstelling en een gemotiveerde afwijzing alsmede een verschil van inzicht op medisch gebied. Dat zijn de voorwaarden die in aanbeveling 18 van de GOMA worden benoemd om de kosten van het deskundigenonderzoek in beginsel voor rekening van beide partijen te laten komen. Als aansprakelijkheid komt vast te staan, dienen de kosten van het deskundigenonderzoek alsnog volledig door VUmc te worden gedragen, aldus [verzoekster] .
4.6.
VUmc voert hiertegen aan dat zij geen aansprakelijkheid heeft erkend. Primair meent zij dat in rechte niet bij de GOMA, maar bij artikel 195 Rv aansluiting dient te worden gezocht, welk artikel bepaalt dat het voorschot voor de kosten van de deskundigen in beginsel door de verzoeker dient te worden betaald. Er bestaat geen aanleiding om van deze hoofdregel af te wijken. De GOMA ziet op buitengerechtelijke onderhandelingen tussen partijen, betreft slechts een aanbeveling en heeft geen wettelijke status.
Subsidiair meent VUmc dat de situatie als bedoeld in aanbeveling 18 van de GOMA zich hier niet voordoet. Ondanks herhaaldelijk verzoek hiertoe heeft [verzoekster] nog altijd niet deugdelijk onderbouwd en verwoord wat zij de artsen van VUmc nu precies verwijt en is aldus ook geen verschil van medisch inzicht ontstaan. Het had op de weg van [verzoekster] gelegen om in haar aansprakelijkstelling nader te onderbouwen waarom er niet lege artis gehandeld zou zijn. Er is geen sprake van een goed onderbouwde aansprakelijkstelling als bedoeld in aanbeveling 12 van de GOMA, waarmee niet wordt toegekomen aan aanbeveling 18. [verzoekster] is rauwelijks een verzoekschriftprocedure gestart en de medische adviezen van 19 juni 2020 en 14 september 2020 waren toen nog niet bekend bij VUmc, aldus VUmc.
4.7.
De rechtbank overweegt als volgt. Voorop wordt gesteld dat VUmc geen aansprakelijkheid heeft erkend en gemotiveerd heeft betwist dat de behandelend artsen van VUmc medisch onzorgvuldig hebben gehandeld. De stelplicht en bewijslast van haar stelling dat de artsen van VUmc niet lege artis hebben gehandeld, rust bij deze stand van zaken op [verzoekster] . Ingevolge de hoofdregel van artikel 195 Rv zal [verzoekster] daarom in beginsel ook met betaling van het voorschot van de kosten van het deskundigenbericht worden belast. In de enkele omstandigheid dat VUmc is aangesloten bij de gedragscode GOMA, waarin aanbevelingen staan geformuleerd voor het buitengerechtelijke onderhandelingstraject, ziet de rechtbank in dit geval onvoldoende aanleiding om van genoemde hoofregel van artikel 195 Rv af te wijken. Op dit moment bestaat er nog geen (begin van een) aanwijzing dat er inderdaad sprake is geweest van onzorgvuldig handelen van de artsen van VUmc. De enkele omstandigheid dat er een complicatie is opgetreden met heel vervelende en verstrekkende gevolgen voor [verzoekster] en zij zich afvraagt of er niet anders had moeten zijn gehandeld, is daarvoor onvoldoende.
4.8.
De rechtbank zal dan ook, overeenkomstig het uitgangspunt van de wet, bepalen dat het voorschot op de kosten van de deskundigen door [verzoekster] dient te worden betaald.
Slotopmerkingen
4.9.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundigen. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan één van deze verplichtingen niet voldaan, kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
4.10.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundigen doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
beveelt een onderzoek door twee deskundigen ter beantwoording van de volgende vragen:
Aan beide deskundigen gezamenlijk:
1. Kent u of hebt u banden met de betrokken behandelaar(s)? Voelt u zich volledig vrij om in
deze kwestie te rapporteren?
2. Beschikt u over voldoende gegevens om over deze casus te rapporteren? Zo nee, wilt u dan
laten weten welke gegevens u nog wenst te ontvangen? Indien u naar aanleiding van het
(medisch) dossier vragen heeft, wordt u verzocht deze vragen aan beide partijen voor te
leggen.
3. Kunt u op basis van het medisch dossier een beschrijving geven van het medisch beloop en
de uitgevoerde medische behandeling bij betrokkene?
Mevrouw [verzoekster] verwijt (het hartteam van) VUmc dat er door het hartteam een onjuist
besluit is genomen, in die zin dat er in haar situatie gekozen had moeten worden voor een Bypass-operatie (CABG) in plaats van een PCI-behandeling.
4. Kunt u in dit kader aangeven of het hartteam volgens de op dat moment op uw vakgebied
geldende medisch professionele standaard had mogen besluiten dat een PCI in dit geval de
beste behandeloptie was?
Onder medisch professionele standaard wordt verstaan: “het geheel van kennis, regels en
normen waaraan een medisch beroepsbeoefenaar is gehouden, blijkend uit opleiding(seisen),
inzichten uit de praktijk, wetenschappelijke literatuur op het vakgebied, protocollen,
gedragsregels en vaardigheden”.
5. Indien u van oordeel bent dat het hartteam niet had mogen besluiten dat een PCI de beste
behandeloptie was, kunt u dan aangeven hoe het besluit van het hartteam wel had dienen te
luiden conform de medisch professionele standaard en welk gevolg dit zou hebben gehad
voor de behandeling van mevrouw [verzoekster] ?
6. Hebt u zelf nog opmerkingen/suggesties die voor de beoordeling van deze casus van belang
kunnen zijn?
Uitsluitend aan de interventiecardioloog, prof. dr. D.E. Atsma, in het kader van de uitgevoerde PCI-behandeling en uitsluitend indien daaraan wordt toegekomen (zie hiervoor onder 4.2):
Mevrouw [verzoekster] verwijt (de artsen van) VUmc dat het opvoeren van de voerdraad onder
doorlichting en/of met gebruik van echogeleid aanprikken had moeten plaatsvinden.
7. Kunt u in dit kader aangeven of de PCI-behandeling conform de op dat moment op uw
vakgebied geldende medisch professionele standaard is uitgevoerd?
Onder medisch professionele standaard wordt verstaan: “het geheel van kennis, regels en
normen waaraan een medisch beroepsbeoefenaar is gehouden, blijkend uit opleiding(seisen),
inzichten uit de praktijk, wetenschappelijke literatuur op het vakgebied, protocollen,
gedragsregels en vaardigheden”.
8. Indien u van oordeel bent dat de PCI-behandeling niet is uitgevoerd conform de op dat
moment geldende medisch professionele standaard, kunt u dan aangeven hoe de
behandeling er wel uit had moeten zien indien deze conform de medisch professionele
standaard zou zijn uitgevoerd?
Kunt u in dat geval ook aangeven hoe de gezondheidssituatie van mevrouw [verzoekster] zou
zijn geweest indien de behandeling wel conform de toen geldende medisch professionele
standaard zou zijn uitgevoerd?
Meestal zal het niet mogelijk zijn deze vraag met zekerheid te beantwoorden. U wordt gevraagd of u vanuit uw kennis en ervaring op uw vakgebied uw mening wilt geven over kansen en waarschijnlijkheden. Het is dus de bedoeling dat u aangeeft wat u op grond van uw deskundigheid op uw vakgebied op deze vraag kunt antwoorden.
9. Hebt u zelf nog opmerkingen/suggesties die voor de beoordeling van deze casus van belang
kunnen zijn?
5.2.
benoemt tot deskundigen:
1) cardiochirurg
prof. dr. A.J.J.C. Bogers, afdelingshoofd Cardio-thoracale Chirurgie,
correspondentieadres: Postbus 2040, 3000 CA Rotterdam,
bezoekadres: Dr. Molewaterplein 40, 3015 GD Rotterdam,
telefoon: 010 704 0 704,
e-mail:
a.j.j.c.bogers@erasmusmc.nl en w.verhoek@erasmusmc.nl (secretaresse),
2) interventiecardioloog
prof. dr. D.E. Atsma, hoogleraar Cardiologie,
correspondentieadres: LUMC Hoofdgebouw, Albinusdreef 2, 2333 ZA Leiden,
bezoekadres, LUMC Hoofdgebouw, Albinusdreef 2, 2333 ZA Leiden,
telefoon:
+31 70 526 2020,
e-mail:
d.e.atsma@lumc.nl,
het voorschot
5.3.
bepaalt met het oog op de vaststelling van het voorschot op de kosten van de deskundigen het volgende:
  • de deskundigen dienen
  • de griffie zal de opgave van de deskundigen vervolgens toezenden aan partijen,
  • partijen kunnen desgewenst
  • indien niet of niet tijdig bezwaar wordt gemaakt, wordt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundigen reeds nu voor alsdan vastgesteld op het door de deskundigen begrote bedrag,
  • indien wel tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal het voorschot worden vastgesteld bij afzonderlijke rechterlijke beslissing,
5.4.
bepaalt dat verzoekster het voorschot dient over te maken
binnen twee wekenna de datum van de nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,
5.5.
draagt de griffier op om de deskundigen onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,
het onderzoek
5.6.
bepaalt dat verzoekster haar procesdossier in afschrift aan de deskundigen dient te doen toekomen,
5.7.
bepaalt dat de deskundigen het onderzoek zelfstandig zullen instellen op de door de deskundigen in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,
5.8.
wijst de deskundigen er op dat:
  • de deskundigen voor aanvang van het onderzoek dienen kennis te nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op www.rechtspraak.nl of desgevraagd te verkrijgen bij de griffie),
  • de deskundigen het onderzoek pas na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot dienen aan te vangen,
  • de deskundigen het onderzoek onmiddellijk dienen te staken en contact dienen op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
5.9.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundigen dienen te verstrekken indien dezen daarom verzoeken, de deskundigen toegang dienen te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundigen ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek,
het schriftelijk rapport
5.10.
draagt de deskundigen op om uiterlijk
vier maandenna het schriftelijk bericht van de griffier omtrent de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend bericht in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie,
5.11.
wijst de deskundigen er op dat:
  • uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundigen is gebaseerd,
  • dat de deskundigen verzoekster in de gelegenheid moeten stellen om gebruik te maken van haar inzage- en blokkeringsrecht als bedoeld in artikel 7:464 lid 2 onder b van het Burgerlijk Wetboek en, indien verzoekster als eerste kennis wenst te nemen van het deskundigenrapport, een concept van dat rapport aan verzoekster (eventueel onder gesloten couvert via haar advocaat) moeten toesturen en verzoekster daarbij een termijn van twee weken moeten bieden om aan te geven of verzoekster gebruik wil maken van haar blokkeringsrecht (waarbij verzoekster zich van commentaar op het concept moet onthouden),
  • dat, indien verzoekster binnen die termijn mededeelt gebruik te maken van haar blokkeringsrecht, de deskundigen de werkzaamheden onmiddellijk moeten staken en dit aan de rechtbank moeten mededelen,
  • dat, indien verzoekster geen gebruik maakt van haar inzage- of blokkeringsrecht, de deskundigen het concept van het deskundigenrapport aan de advocaten van partijen moeten toezenden,
5.12.
bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het concept-rapport van de deskundigen nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundigen geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren,
5.13.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.J. Bongers-Scheijde en in het openbaar uitgesproken op 22 april 2021.
De griffier is verhinderd
om deze beschikking te ondertekenen