ECLI:NL:RBAMS:2021:3990

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 juli 2021
Publicatiedatum
30 juli 2021
Zaaknummer
AWB - 19 _ 6898
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag om ontheffing van de inburgeringsplicht op psychische gronden

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een in Nederland verblijvende vrouw afkomstig uit Marokko, en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Eiseres had verzocht om ontheffing van de inburgeringsplicht op basis van psychische en medische gronden. De minister had dit verzoek in een eerder besluit afgewezen, waarna eiseres bezwaar had aangetekend. De rechtbank heeft de zaak behandeld tijdens een zitting op 21 juni 2021, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en haar partner. De minister was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister op basis van een medisch advies van Argonaut had geconcludeerd dat eiseres in staat is om binnen vijf jaar het inburgeringsexamen te behalen, ondanks haar psychische klachten. De rechtbank oordeelde dat de minister zich terecht op dit advies had gebaseerd en dat eiseres niet had aangetoond dat zij blijvend niet in staat is om aan de inburgeringsplicht te voldoen. De rechtbank benadrukte dat het aan eiseres is om haar medische situatie te documenteren en dat de minister van haar mag verwachten dat zij zich inspant om de nodige hulp te organiseren.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag om ontheffing van de inburgeringsplicht door de minister standhield. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/6898

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. S.J. Koolen),
en

de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verweerder

(hierna: de minister)
(gemachtigde: mr. D.M.C. Zijlstra-Cuiper).

Conclusie

1. De rechtbank stelt [eiseres] (eiseres) niet in het gelijk. De minister mocht de aanvraag van eiseres om ontheffing van haar inburgeringsplicht afwijzen. De rechtbank legt hieronder uit waar deze zaak over gaat en hoe zij tot haar oordeel is gekomen.

De aanleiding voor deze rechtszaak

2.1.
Eiseres is vanuit Marokko naar Nederland gekomen en wil graag in Nederland verblijven. Eiseres moet daarom inburgeren. Eiseres heeft verzocht om ontheffing van de inburgeringsplicht op psychische/medische gronden.
2.2.
De minister heeft eiseres’ verzoek in het primaire besluit van 16 mei 2019 afgewezen. Nadat eiseres hiertegen bezwaar maakte, hield de minister de afwijzing in stand in het besluit op bezwaar (het bestreden besluit) van 15 november 2019. Eiseres is het hier niet mee eens en startte daarom deze procedure bij de rechtbank.
2.3.
De zitting bij de rechtbank vond, in verband met de maatregelen die zijn getroffen vanwege de uitbraak van het coronavirus, plaats via een Skype-verbinding op 21 juni 2021.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Ook was namens eiseres verschenen haar partner en [naam] (ambulant hulpverlener bij Indaad) met een stagiaire. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Het oordeel van de rechtbank

Het juridisch kader
3.1.
Op grond van artikel 6, eerste lid, van de Wet inburgering (Wib) ontheft de minister de inburgeringsplichtige van de inburgeringsplicht, als de inburgeringsplichtige heeft aangetoond door een psychische of lichamelijke belemmering, dan wel een verstandelijke handicap, blijvend niet in staat te zijn het inburgeringsexamen te behalen. In het derde lid van dit artikel is bepaald dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden voorzien in verdere ontheffing van de inburgeringsplicht, en nadere regels omtrent de toepassing van het eerste en tweede lid.
3.2.
Uit artikel 2.8, eerste lid, van het Besluit inburgering (Bi) volgt dat bij de aanvraag tot ontheffing van de inburgeringsplicht op grond van een psychische belemmering of lichamelijke belemmering dan wel verstandelijke handicap als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Wib, de inburgeringsplichtige een advies overlegt van een door de minister aangewezen onafhankelijke arts. Als de minister, op grond van dit advies van oordeel is dat de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen slechts kan afleggen onder bijzondere examenomstandigheden die zijn aangepast aan de mogelijkheden van die inburgeringsplichtige, wordt op grond van het derde lid van artikel 2.8 van het Bi in de beschikking vermeld welke bijzondere examenomstandigheden het betreft.
3.3.
Uit artikel 2.8, vierde lid van het Bi volgt dat de ontheffing kan worden verleend als redelijkerwijs verwacht mag worden dat de aard en de ernst van de psychische of lichamelijke belemmering dan wel verstandelijke handicap zodanig zijn dat niet binnen vijf jaar na de aanvraag van de ontheffing aan de inburgeringsplicht kan worden voldaan. Op grond van het vijfde lid van dit artikel kunnen bij regeling van de minister nadere regels worden gesteld omtrent de verlening van de ontheffing alsmede omtrent het advies, bedoeld in het eerste lid.
3.4.
Op grond van artikel 2.4, tweede lid, van de Regeling inburgering (Ri) adviseert de arts tot ontheffing van de inburgeringsplicht, als de inburgeringsplichtige niet in staat is zich met lichte aanpassingen binnen vijf jaar voor te bereiden op het inburgeringsexamen, of bijzondere examenomstandigheden nodig heeft om het inburgeringsexamen te kunnen behalen.
Het medisch advies
4.1.
De minister heeft zich laten adviseren door Argonaut. In het advies van 6 mei 2019 staat dat er geen verstandelijke beperkingen aannemelijk zijn. Wel zijn er beperkingen vanuit een psychiatrisch ziektebeeld aannemelijk. Volgens het advies noemt eiseres klachten van concentratie en geheugen die kunnen passen bij de depressie. Echter de depressie wordt als matig geclassificeerd. Dit betekent volgens de arts dat er geen sprake is van een ernstige psychiatrische aandoening als gevolg van welke geen benutbare mogelijkheden in werk of onderwijs aan te nemen zijn. Eventuele problemen kunnen met aanpassingen van leestempo en leerwijze opgelost worden. Gezien het feit dat het advies de komende vijf jaar bestrijkt is op basis hiervan niet aannemelijk dat eiseres haar examen niet kan voorbereiden en kan halen binnen deze tijdsspanne.
4.2.
Het advies gaat vervolgens in op eiseres’ angstklachten: Er zijn angstklachten die haar in het functioneren hinderen. Voor zover deze de gang naar school (volle klas) in de weg staan kan nagedacht worden over een andere vorm van onderwijs. Mocht dit niet te realiseren zijn, dan blijft staan dat er op basis van de aangereikte informatie niet te stellen is dat dit een blijvend probleem is. Daarnaast blijkt dat er een ingang voor behandeling wordt gezien, niet alleen in Marokko, maar ook in Nederland. Er is dan ook geen aanleiding om op voorhand van een niet te veranderen toestand uit te gaan. Er is een gerede kans dat eiseres’ mogelijkheden dusdanig verbeteren dat deze het volgen van onderwijs niet in de weg staan.
4.3.
De adviseur komt tot de conclusie dat eiseres op medische gronden in staat wordt geacht binnen een termijn van vijf jaar het inburgeringsexamen te halen. Aanpassing van de examenomstandigheden is niet noodzakelijk. Er zijn weliswaar psychische problemen, maar er is op voorhand niet vast te stellen dat deze het doen van het inburgeringsexamen blijvend in de weg staan.
De minister volgt het advies
5. In het bestreden besluit heeft de minister overwogen dat, hoewel het medisch advies mede is gebaseerd op een aantal onduidelijke in de toekomst liggende factoren, de opbouw en de conclusie van het advies consistent en duidelijk zijn Het advies is dan ook zorgvuldig tot stand gekomen en de minister volgt dit. Verder kan eiseres alfabetiseringslessen volgen. Ook kan eiseres vanwege haar sociale problemen aangepaste lessen aanvragen. Hoewel het tot slot eiseres’ recht en eigen keuze is om al dan niet voor behandeling te kiezen, komt het voor haar rekening en risico als zij hierdoor niet op tijd aan de inburgeringsplicht voldoet, aldus de minister.
Beoordeling door de rechtbank
6. Op grond van vaste rechtspraak [1] over de beoordeling van besluiten die berusten op een medisch advies is het aan de minister om zich ervan te vergewissen dat de aangewezen onafhankelijke arts deskundig is en zorgvuldig onderzoek heeft gedaan en verder dat het medisch advies concludent is. Als aan deze vereisten is voldaan, mag de minister zich bij zijn besluitvorming op dit advies baseren. Als de onafhankelijke arts tot de conclusie komt dat redelijkerwijs verwacht mag worden dat de aard en de ernst van de psychische of lichamelijke belemmering dan wel verstandelijke handicap niet zodanig zijn dat het inburgeringsexamen niet binnen vijf jaar na de aanvraag van de ontheffing kan worden behaald, ligt het op de weg van de inburgeringsplichtige om deze bevindingen gedocumenteerd te weerleggen.
7. Anders dan eiseres stelt is in het advies rekening gehouden met haar sociale angststoornis. De arts heeft overwogen dat sprake is van sociale angsten, maar dat er geen reden is om – als deze angstklachten het onderwijs al zouden belemmeren – ervan uit te gaan dat de situatie niet kan veranderen. Er zijn verschillende oplossingsrichtingen aangegeven. Verder volgt de rechtbank de minister in zijn standpunt dat de gevolgen van eiseres’ keuze om te stoppen met de behandeling, voor haar rekening en risico komen. Anders dan eiseres stelt gaat het juist wel om de vraag of de medische beperkingen duurzaam aanwezig zijn, zodat ook de vraag of behandeling mogelijk is een rol speelt. Op grond van artikel 6, eerste lid, van de Wib is ontheffing van de inburgeringsplicht immers pas aan de orde als zij door belemmeringen blijvend niet in staat is om het inburgeringsexamen te behalen. De arts van Argonaut motiveert uitvoering waarom behandeling mogelijk en – zo begrijpt de rechtbank – kansrijk is. Zo wordt verwezen naar de angstbevestigende rol van het systeem en de rol van de behandelaar om eiseres te begeleiden en te stimuleren. Ook is de termijn in het advies verwoord, namelijk dat eiseres in staat is om binnen een termijn van vijf jaar het inburgeringsexamen te halen. Eiseres heeft deze bevindingen niet gedocumenteerd weerlegd, wat volgens de hiervoor genoemde vaste rechtspraak wel vereist is. De minister mag dan wel degelijk van eiseres verwachten dat zij een poging doet om zich te laten behandelen en/of de andere aangegeven oplossingsrichtingen bewandelt.
8. Anders dan eiseres stelt leest de rechtbank het advies van Argonaut evenmin zo dat de medisch adviseur twijfelt over de verstandelijke vermogens van eiseres. Er staat immers: er zijn geen verstandelijke beperkingen aannemelijk. De arts maakt daarna nog enkele opmerkingen over het intelligentieniveau (dat imponeert als benedengemiddeld) en hij legt uit dat geen verder onderzoek is gedaan naar intelligentie of leerbaarheid. De rechtbank begrijpt die opmerkingen aldus dat voor verder onderzoek geen aanleiding was, aangezien geen verstandelijke beperkingen aannemelijk zijn die het volgen van onderwijs in de weg zouden staan.
9. De rechtbank is van oordeel dat het advies voldoet aan de in overweging 6. genoemde vereisten. De minister heeft het advies dus aan zijn besluitvorming ten grondslag mogen leggen en kunnen concluderen dat eiseres in staat wordt geacht om binnen een termijn van vijf jaar het inburgeringsexamen te halen. Eiseres heeft haar weerlegging niet met medische gegevens onderbouwd. Nu niet is gebleken dat eiseres blijvend niet in staat is het inburgeringsexamen te behalen, als bedoeld in artikel 6, eerste lid van het Wib, komt zij niet voor ontheffing in aanmerking.
De huidige situatie
10. In beroep heeft eiseres verder aangevoerd dat haar partner is gediagnosticeerd met ALS en dat hij haar verzorging nodig heeft. Ter onderbouwing hiervan heeft eiseres een verklaring van de huisarts overgelegd. Op de zitting heeft de gemachtigde van eiseres bepleit dat de minister de gehele situatie moet bekijken en zich moet inspannen om te helpen duidelijk te krijgen wat een realistisch pad is voor eiseres om aan de inburgeringsplicht te voldoen.
11. De rechtbank overweegt dat deze zaak draait om eiseres’ verzoek om
helemaal niette hoeven inburgeren. De minister heeft dit verzoek terecht afgewezen, zoals hiervoor is gemotiveerd. De minister mag dus nog steeds van eiseres eisen dat zij aan de inburgeringsplicht voldoet, ook al bevindt zij zich op dit moment in een zeer moeilijke persoonlijke situatie. Met die persoonlijke situatie zal uiteraard wel rekening moeten worden gehouden als het gaat om de vraag
wanneermevrouw aan de inburgeringsplicht moet hebben voldaan. De rechtbank heeft op de zitting de gedachte uitgesproken dat eiseres juist ook baat kan hebben bij het volgen van alfabetiseringslessen, het leren hanteren van haar angstklachten en het opdoen van basiskennis over de Nederlandse maatschappij, waarin niet alleen zijzelf maar ook haar kinderen leven. Op de zitting heeft de gemachtigde van de minister toegelicht welke stappen eiseres kan zetten om de nodige hulp te organiseren, bij welke instanties zij kan aankloppen en dat er meerdere onderwijsvormen mogelijk zijn. Het is aan eiseres om zich, wanneer zij in rustiger vaarwater is gekomen, hiervoor te gaan inspannen. Het is aan eiseres om de volgorde hierin te bepalen, zolang zij maar voor afloop van de inburgeringstermijn examen doet. In navolging van Argonaut wijst de rechtbank evenwel op de mogelijkheid om een verzoek te doen om vrijstelling te krijgen op basis van het hebben voldaan aan de inspanningsverplichting, in het geval dat na verloop van tijd zou blijken dat ook de door Argonaut en verweerder aangegeven oplossingsrichtingen geen soelaas bieden. Voor die conclusie is het nu echter nog te vroeg.
12. Dit neemt allemaal niet weg, dat goed mogelijk is dat van eiseres op de korte termijn niet al te veel verwacht kan worden, gelet op de situatie van haar partner. Het gegeven
dateiseres dus in beginsel moet inburgeren, moet worden onderscheiden van de kwestie
hoeveel tijdzij moet krijgen om in te burgeren. De gemachtigde van de minister heeft op de zitting gemeld dat de inburgeringstermijn nu op 23 december 2022 afloopt. Namens de minister heeft zij op de zitting toegezegd dat een ruime uitstel van de inburgeringsplicht mogelijk is als eiseres daarom vraagt. De rechtbank kan zich dat goed voorstellen.
Afsluiting
13. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Voor een proceskostenveroordeling ziet de rechtbank geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.F. Ferdinandusse, rechter, in aanwezigheid van mr. M. den Toom, griffier
.
de griffier is verhinderd deze uitspraak
mede te ondertekenen
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 22 mei 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:604.