ECLI:NL:RBAMS:2021:4070

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 juli 2021
Publicatiedatum
4 augustus 2021
Zaaknummer
21/3163
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg voor een betrokkene met psychotische stoornis

Op 6 juli 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam een zorgmachtiging verleend voor de duur van zes maanden aan een betrokkene die lijdt aan een schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis. De rechtbank oordeelde dat de stoornis van de betrokkene leidt tot ernstig nadeel, waaronder maatschappelijke teloorgang en gevaar voor ernstig lichamelijk letsel voor de betrokkene zelf. De officier van justitie had op 14 mei 2021 een verzoek ingediend voor deze zorgmachtiging, waarbij verschillende medische documenten en verklaringen waren overgelegd ter ondersteuning van het verzoek.

Tijdens de mondelinge behandeling op 6 juli 2021 verklaarde de betrokkene dat hij niet begrijpt waarom de Pro Justitia rapportage aanleiding was voor het verzoek tot zorgmachtiging. Hij gaf aan dat hij geen psychotische klachten heeft en dat hij bij familie kan verblijven na zijn detentie. De advocaat van de betrokkene betoogde dat er geen sprake was van ernstig nadeel en dat de zorgmachtiging afgewezen moest worden. De rechtbank oordeelde echter dat de betrokkene, door zijn psychotische stoornis, gedesorganiseerd en potentieel gevaarlijk gedrag vertoonde, wat de noodzaak voor verplichte zorg onderstreepte.

De rechtbank concludeerde dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis waren en dat verplichte zorg noodzakelijk was om de geestelijke gezondheid van de betrokkene te stabiliseren. De zorgmachtiging werd verleend voor de duur van zes maanden, met verschillende vormen van zorg, waaronder het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De rechtbank achtte de voorgestelde zorg evenredig en effectief, en stelde dat de betrokkene niet bereid was medicatie te gebruiken, wat de noodzaak voor een gesloten behandeling bevestigde.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling Strafrecht
Locatie: Amsterdam
Zorgmachtiging (artikel 2.3, eerste lid, Wet forensische zorg (Wfz) jo. art. 6:5, aanhef en onderdeel a, Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz)).
Rekestnummer: 21/3163
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van de rechtbank van 6 juli 2021 op het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 Wvggz, ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [plaats 1] ,
Gedetineerd in het [detentieplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene.

1.Procesverloop

1.1.
De officier van justitie heeft verzocht een zorgmachtiging ten behoeve van betrokkene te verlenen. Dit verzoekschrift is op 14 mei 2021 bij de rechtbank binnengekomen.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- het zorgplan van ggz Arkin van 26 april 2021, opgesteld door psychiater [psychiater 1] en sociaalpsychiatrisch verpleegkundige [sociaalpsychiatrisch verpleegkundige] ;
- de medische verklaring van psychiater [psychiater 2] van 10 mei 2021;
- de bevindingen van de geneesheer-directeur [geneesheer-directeur] van 14 mei 2021;
- een brief van ggz Arkin van 17 mei 2021, opgesteld door medewerker [medewerker ggz Arkin] ;
- het consult rechtspleging van psychiater [psychiater 3] van 11 september 2020;
- de Pro Justitia rapportage van 14 april 2021, opgesteld door psychiater [psychiater 4] en psycholoog [psycholoog] ;
- een uittreksel uit het curatele- en bewindregister van 30 maart 2021;
- de politiegegevens en de strafvorderlijke en justitiële gegevens van betrokkene die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van het ernstig nadeel.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 6 juli 2021 in het gebouw van de rechtbank Amsterdam.
1.3.
Ter zitting waren aanwezig en heeft de rechtbank gehoord:
- de betrokkene;
- de advocaat van betrokkene mr. I. Baardman;
- de officier van justitie mr. G. Dankers;
- de zorgverantwoordelijke/psychiater [psychiater 1] ;
- de sociaalpsychiatrisch verpleegkundige [sociaalpsychiatrisch verpleegkundige] ;
- de psychiater [psychiater 2] , door middel van een telefonische verbinding.

2.Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht een zorgmachtiging te verlenen.

3.Standpunt van betrokkene

Betrokkene heeft ter terechtzitting verklaard dat hij niet begrijpt waarom de Pro Justitia rapportage van 14 april 2021 aanleiding is geweest voor het voorbereiden van een verzoekschrift tot het verlenen van een zorgmachtiging. Volgens betrokkene is behandeling in het kader van een zorgmachtiging niet nodig. Betrokkene heeft verklaard dat hij eind 2019 een moeilijke periode had. Vanwege drukte had hij veel aan zijn hoofd. In die periode heeft betrokkene – naar eigen zeggen – ontslag genomen bij zijn toenmalige werkgever, omdat hij wat anders wilde. Betrokkene heeft benadrukt dat hij bij familie in [plaats 2] terecht kan, zodra hij vrij komt uit detentie. Bovendien staat betrokkene, naar eigen zeggen, ingeschreven bij een vriend. Betrokkene geeft aan medicatie te weigeren omdat hij geen psychotische klachten heeft.
De advocaat van betrokkene heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging moet worden afgewezen, omdat geen sprake is van ernstig nadeel. Indien in het kader van de strafzaak niet is bewezen dat betrokkene zich schuldig heeft gemaakt aan brandstichting ontbreekt volgens de advocaat het risico op levensgevaar en ernstig lichamelijk letsel. Daarnaast heeft de advocaat betoogd dat het gegeven dat betrokkene nu geen vaste woonplek en geen baan heeft, onvoldoende grond vormt voor het aannemen van maatschappelijke teloorgang. Hij heeft benadrukt dat betrokkene terecht kan bij familie in [plaats 2] .
Indien de rechtbank een zorgmachtiging verleent, heeft de advocaat van betrokkene aangevoerd dat het van belang is dat de behandeling zo spoedig mogelijk zal aanvangen en heeft hij verzocht de beperking in de duur van de insluiting, zoals verwoord in het zorgplan, ook in de zorgmachtiging op te nemen.

4.Toelichting zorgplan

Psychiater [psychiater 1] heeft ter terechtzitting toegelicht dat behandeling van betrokkene voor zijn psychotische en praktische problematiek noodzakelijk is om het ernstig nadeel af te wenden. Ook indien niet wordt bewezen dat betrokkene brand heeft gesticht, is sprake van ernstig nadeel, in de vorm van maatschappelijke teloorgang, aldus [psychiater 1] . Vanwege het ontbreken van ziekte-inzicht en de daarmee samenhangende weigering van betrokkene om medicatie voor zijn psychotische klachten in te nemen is het noodzakelijk dat de behandeling plaatsvindt in een gesloten ggz-instelling. Binnen een dergelijke setting kan de behandeling eerst worden gericht op het stabiliseren van de psychotische problematiek, waarna kan worden toegewerkt naar het (opnieuw) opbouwen van een stabiele leefsituatie. De psychiater heeft benadrukt dat de maatschappelijke teloorgang van betrokkene zonder geschikte medicamenteuze behandeling niet zal verminderen. Ten aanzien van de verschillende vormen van zorg en de op te leggen duur heeft de psychiater verwezen naar het zorgplan.
De psychiater heeft zich op het standpunt gesteld dat levensgevaar en de andere vormen van ernstig nadeel, met uitzondering van maatschappelijke teloorgang, niet langer kunnen worden aangenomen indien niet is bewezen dat betrokkene zich schuldig heeft gemaakt aan brandstichting.
Sociaalpsychiatrisch verpleegkundige [sociaalpsychiatrisch verpleegkundige] heeft ter terechtzitting kenbaar gemaakt dat met ingang van 7 juli 2021 vanaf 13:00 een plek voor betrokkene beschikbaar is in het AMC.

5.Toelichting medische verklaring

Psychiater [psychiater 2] heeft desgevraagd ter terechtzitting laten weten dat de afweging van het ernstig nadeel anders uitpakt indien niet bewezen wordt dat betrokkene brand heeft gesticht, en heeft bevestigd dat in dat geval nog steeds sprake is van ernstig nadeel in de vorm van maatschappelijke teloorgang, omdat betrokkene geen eigen woonplek en geen werk heeft.

6.Beoordeling

6.1.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis en aan een stoornis in het gebruik van cannabis, die tijdens detentie in remissie is.
6.2.
Gebleken is dat de gedragskeuzes van betrokkene sterk worden beïnvloed door zijn psychotische stoornis. Onder invloed van een psychose vertoont betrokkene gedesorganiseerd en potentieel gevaarlijk gedrag. De rechtbank wijst hierbij op de omstandigheid dat betrokkene meermalen zijn brandende woning weer in wilde gaan omdat hij meende dat zijn moeder, die in Roemenië woont en nog nooit in Nederland is geweest, daar was, en daar door de politie van moest worden weerhouden. De rechtbank ziet hierin een bevestiging dat betrokkene vanwege zijn stoornis gedrag vertoont dat gevaarlijk is voor hem zelf. Daarnaast belemmert deze stoornis betrokkene in zijn dagelijks functioneren. Betrokkene heeft geen ziekte-inzicht. De rechtbank leidt hieruit af dat de stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in maatschappelijke teloorgang en gevaar voor ernstig lichamelijk letsel voor betrokkene zelf.
6.3.
Om zijn geestelijke gezondheid te stabiliseren en om ernstig nadeel af te wenden heeft betrokkene verplichte zorg nodig, alsook om de geestelijke gezondheid van betrokkene dusdanig te herstellen dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint. Betrokkene is niet bereid medicatie te gebruiken en vertoont geen ziekte-inzicht.
6.4.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Om die reden is verplichte zorg nodig. De in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op het zorgplan en op de medische verklaring.
De volgende vormen van zorg worden voor na te noemen duur verzocht:
Vorm van zorg
Duur
toedienen van medicatie
6 maanden
het verrichten van medische controles
6 maanden
het verrichten van andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening
6 maanden
beperken van de bewegingsvrijheid
6 maanden
insluiten
6 maanden
uitoefenen van toezicht op betrokkene
6 maanden
onderzoek aan kleding of lichaam
6 maanden
onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen
6 maanden
controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen
6 maanden
aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen
6 maanden
beperken van het recht op het ontvangen van bezoek
6 maanden
opnemen in een accommodatie
6 maanden
6.5.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Bij het bepalen van de juiste zorg is rekening gehouden met de veiligheid van betrokkene en met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen.
6.6.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
6.7.
Vanwege de ernst van de psychotische problematiek, het gebrek aan ziekte-inzicht en het daarmee samenhangende nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt voor betrokkene zelf, is een medicamenteuze behandeling die aanvangt in een gesloten accommodatie noodzakelijk om te bewerkstelligen dat betrokkene weer een stabiele leefsituatie kan opbouwen. De rechtbank acht behandeling in het kader van een zorgmachtiging voor de duur van maximaal zes maanden dan ook passend en geboden.
6.8.
De rechtbank komt tot de conclusie dat is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg. De zorgmachtiging zal dan ook worden verleend.
6.9.
De verschillende vormen van zorg kunnen voor de hieronder gestelde termijnen worden toegepast. Deze termijnen zijn noodzakelijk om het doel van verplichte zorg te realiseren.

7.Beslissing

De rechtbank:
Wijst toehet verzoek van de officier van justitie en
verleent een zorgmachtigingten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
Vorm van zorg
Duur
toedienen van medicatie
6 maanden
het verrichten van medische controles
6 maanden
het verrichten van andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening
6 maanden
beperken van de bewegingsvrijheid
6 maanden
insluiten maximaal 1 week per keer
6 maanden
uitoefenen van toezicht op betrokkene
6 maanden
onderzoek aan kleding of lichaam
6 maanden
onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen
6 maanden
controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen
6 maanden
aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen
6 maanden
beperken van het recht op het ontvangen van bezoek
6 maanden
opnemen in een accommodatie
6 maanden
Deze zorgmachtiging is bij voorraad uitvoerbaar. De machtiging is geldig vanaf dagtekening en moet binnen twee weken ten uitvoer worden gelegd.
Deze zorgmachtiging is geldig voor de duur van
6 (zes) maanden, te weten
uiterlijk tot en met 6 januari 2022.
Deze machtiging is op 6 juli 2021 gegeven door
mr. A.A. Spoel, voorzitter, mrs. J. Thomas en C.P.E. Meewisse, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.P.M. Smeets, griffier.
Tegen de beschikking van deze rechtbank staat voor betrokkene en officier van justitie beroep in cassatie bij de Hoge Raad open,
in te stellen door een advocaat middels het indienen van een verzoekschrift bij de griffie van de Hoge Raad,
binnen drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking.