ECLI:NL:RBAMS:2021:4080

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 augustus 2021
Publicatiedatum
4 augustus 2021
Zaaknummer
C/13/705429 / KG ZA 21-665
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over uitschrijving van adres in het kader van echtscheiding

Op 4 augustus 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam een mondelinge uitspraak gedaan in een kort geding tussen een vrouw en een man, die in het kader van hun hangende echtscheiding een geschil hebben over de uitschrijving van het adres in de Basisregistratie Personen (BRP). De vrouw, die met hun twee kinderen in de echtelijke huurwoning verblijft, vordert dat de man zich uitschrijft van dit adres, omdat hij daar feitelijk niet meer verblijft. De man heeft in april 2021 een verzoek tot echtscheiding ingediend en heeft een briefadres aangevraagd bij de gemeente Amsterdam, waarover binnen zes weken een beslissing wordt verwacht. De vrouw stelt dat de situatie urgent is vanwege een hoge huurachterstand en dat zij een uitkering en tegemoetkoming in de woonkosten nodig heeft om de huur te kunnen betalen.

De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de vrouw afgewezen. Hoewel de vrouw de spoedeisendheid van haar verzoek onderbouwde, oordeelde de voorzieningenrechter dat er geen acute noodzaak was om de man te dwingen zich onmiddellijk uit te schrijven. De man heeft recht op een periode van ongeveer twee weken om te wachten op de beslissing van de gemeente over zijn briefadres. De voorzieningenrechter concludeerde dat de vrouw onvoldoende heeft aangetoond dat er geen andere opties zijn en dat de man belang heeft bij zijn registratie. Beide partijen zijn veroordeeld in hun eigen proceskosten, zoals gebruikelijk in familiezaken.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/705429 / KG ZA 21-665 EAM/MAH
Proces-verbaal van mondelinge uitspraak van 4 augustus 2021
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres bij dagvaarding van 29 juli 2021 op verkorte termijn,
advocaat mr. C. Moustaïne te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
domicilie kiezende op het kantoor van zijn advocaat,
gedaagde,
advocaat mr. H.A. From te Amsterdam.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man worden genoemd.
De zitting wordt gehouden in het gebouw van deze rechtbank ter behandeling van een vordering in kort geding.
Tegenwoordig zijn mr. E.A. Messer, voorzieningenrechter, en mr. M.A.H. Verburgh, griffier.
Na uitroeping van de zaak verschijnen beide advocaten.

1.De procedure

Beide partijen hebben producties in het geding gebracht en (de advocaten van) partijen hebben over en weer het woord gevoerd, mr. From aan de hand van pleitnotities. De behandeling van de zaak is gesloten en vervolgens is mondeling uitspraak gedaan. Daarvan is ingevolge artikel 30p lid 3 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dit proces-verbaal opgemaakt.

2.Waar gaat dit kort geding over?

2.1.
Partijen zijn op 22 april 2013 getrouwd en hebben twee kinderen, geboren 20 maart 2016 en 30 augustus 2019. Partijen hebben gezamenlijk gezag.
2.2.
De man heeft in april 2021 bij deze rechtbank een verzoek voorlopige voorzieningen en een verzoek tot echtscheiding ingediend. Beide partijen hebben om het uitsluitend gebruik van de echtelijke huurwoning verzocht bij wijze van voorlopige voorziening. Deze wederzijdse verzoeken zijn door de rechtbank bij beschikking van 26 mei 2021 afgewezen. ‘Zekerheidshalve’ zijn in de beschikking wel voorlopige voorzieningen getroffen ten aanzien van de minderjarigen, te weten toevertrouwing aan de vrouw, een zorgregeling en kinderalimentatie.
2.3.
De vrouw verblijft met de kinderen in de echtelijke woning. De man staat daar nog ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP), maar verblijft er feitelijk al enige tijd niet meer. De vrouw weet niet op welk adres hij verblijft.
2.4.
De man heeft op 8 juli 2021 bij de gemeente Amsterdam een briefadres aangevraagd. De gemeente heeft in de ontvangstbevestiging geschreven dat zij binnen zes weken beslist op de aanvraag en dat de man, als positief wordt beslist, op het briefadres staat geregistreerd in de BRP en niet meer op het oude adres.
2.5.
In dit kort geding vordert de vrouw om de man, op straffe van een dwangsom, te veroordelen om zich binnen drie werkdagen in de BRP uit te schrijven van het adres van de echtelijke woning en dat het vonnis zo nodig in de plaats treedt van die uitschrijving. De man voert verweer. Beide partijen vorderen veroordeling van de ander in de proceskosten.

3.De beoordeling

3.1.
De vrouw wil dat de man zich op de kortst mogelijke termijn uitschrijft van het adres van de echtelijke woning. Zij wil een uitkering aanvragen en een tegemoetkoming in de woonkosten, zodat zij de huur kan betalen en in de woning kan blijven wonen. De situatie is op dit moment volgens de vrouw penibel omdat er sprake is van een hoge huurachterstand en de man weigert de huur te betalen. Hiermee is de spoedeisendheid van het gevorderde gegeven.
3.2.
Het verweer van de man is in de kern dat over ongeveer twee weken een positieve beslissing van de gemeente Amsterdam te verwachten valt op zijn aanvraag van 8 juli jl. om hem een briefadres toe te kennen. Volgens het bericht van de gemeente zal er binnen zes weken een beslissing komen. Als het briefadres wordt toegekend, staat de man op dat adres geregistreerd in de BRP en niet meer op het oude adres. Het is volgens de man dus een kwestie van heel even wachten. De vrouw ziet dat heel anders: er moet snel iets gebeuren.
3.3.
De stelling van de vrouw dat er absoluut niet meer gewacht kan worden, wordt niet gevolgd. De voorzieningenrechter wil wel aannemen dat er sprake is van een aanzienlijke huurachterstand, maar tegelijkertijd is namens de vrouw verklaard dat een ontruiming van het gehuurde niet aanstaande is en dat de verhuurder, Vesteda, zich tot nu toe coulant heeft opgesteld tegenover de vrouw. Namens de vrouw is verder in twijfel getrokken of er wel binnen zes weken zal worden beslist en of het briefadres wel zal worden toegekend, maar die twijfel heeft zij onvoldoende geconcretiseerd en onderbouwd.
3.4.
Bij dit alles komt dat de man belang heeft om niet gedurende een periode van ongeveer twee weken nergens geregistreerd te staan. Alles afwegende is de slotsom dat de vorderingen worden afgewezen. Partijen zullen ieder de eigen proceskosten moeten dragen, zoals gebruikelijk in familiezaken.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
4.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzieningenrechter en de griffier op 4 augustus 2021 is vastgesteld en ondertekend.
Type: MAH
Coll: mb