ECLI:NL:RBAMS:2021:4105

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 juni 2021
Publicatiedatum
6 augustus 2021
Zaaknummer
20/3137
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing aanvraag onderwijsbevoegdheid en onterechte kwalificatie als herzieningsverzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 24 juni 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser, afkomstig uit de Filipijnen, en de minister voor Basis- en Voorgezet Onderwijs en Media, vertegenwoordigd door de Dienst Uitvoering Onderwijs. De eiser had een aanvraag ingediend voor een Nederlandse onderwijsbevoegdheid om als groepsleerkracht in het internationaal georiënteerd basisonderwijs te kunnen werken. De minister heeft deze aanvraag afgewezen op basis van advies van Nuffic, dat stelde dat de door eiser gevolgde opleidingen geen onderwijsbevoegdheid opleverden. Eiser heeft vervolgens bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd door de minister ongegrond verklaard, waarbij de minister de e-mail van eiser als een herzieningsverzoek opvatte en niet als een bezwaarschrift.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de minister de e-mail van eiser ten onrechte als herzieningsverzoek heeft gekwalificeerd. De rechtbank concludeert dat er een verkeerde juridische basis is toegepast en dat er een volledige heroverweging van het bezwaar had moeten plaatsvinden. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de minister opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser. Tevens is bepaald dat de minister het door eiser betaalde griffierecht van € 48,- dient te vergoeden, en dat de griffier het resterende bedrag van € 130,- aan eiser terugbetaalt. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 20/3137

uitspraak van de enkelvoudige kamer van in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser

en
De minister voor Basis- en Voorgezet Onderwijs en Media,verweerder, namens deze de Dienst Uitvoering Onderwijs
(gemachtigde: mr. F. Hummel-Fekkes).

Procesverloop

Met het besluit van 27 december 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder het herzieningsverzoek van eiser afgewezen.
Met het besluit van 22 april 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft via een videoverbinding (Skype) plaatsgevonden op
11 mei 2021. Eiser heeft daaraan deelgenomen, vergezeld door [de persoon 1] , ( [functie 1] ) leidinggevende van eiser. Verder heeft ook deelgenomen [de persoon 2] , [functie 2] van de school, die als tolk voor eiser heeft opgetreden. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Wat aan de procedure is voorafgegaan
1. Eiser is van Filipijnse afkomst en heeft aldaar een Bachelor of Arts behaald voor “Public Administration”. In New York heeft hij een Master of Arts in “Curriculum and Teaching” behaald. Hij heeft op 22 mei 2019 een aanvraag ingediend om Nederlandse onderwijsbevoegdheid te krijgen zodat hij kan werken als groepsleerkracht in het internationaal georiënteerd basisonderwijs.
2. Voor de beoordeling van de aanvraag heeft verweerder advies gevraagd bij de Nederlandse organisatie voor internationalisering in het onderwijs (hierna: Nuffic) in
Den Haag. In het advies van 19 november 2019 heeft Nuffic aangegeven dat eiser geen lerarenopleiding basisonderwijs heeft gevolgd. Wel is hem in de staat Louisiana een Out-of State certificate verleend voor elementary grades 1-6. Hierdoor is hij bevoegd om les te geven in alle vakken van grade 1 tot grade 6 (leeftijdscategorie 4-11 jaar). Het
Out-of-state certificate is voor personen met een lerarenbevoegdheid in een andere staat die nog niet hebben voldaan aan alle eisen voor een formele onderwijsbevoegdheid (Level I Professional Certificate) in de staat Lousiana. Zij zijn hiermee bevoegd om voor de klas te staan maar moeten wel binnen 3 jaar voldoen aan de eisen voor het Level 1 Professional Certificate. Deze bevoegdheid was voor eiser geldig vanaf 7 oktober 2013 tot en met
7 november 2016. Niet duidelijk is op basis waarvan eiser deze bevoegdheid heeft gekregen. Nuffic vermoedt dat eiser een eerdere onderwijsbevoegdheid had in een andere staat. Aan eisers bachelorgraad is geen onderwijsbevoegdheid verbonden. Nuffic concludeert dat de door eiser gevolgde opleiding geen officiële lerarenopleiding is.
3. Met het besluit van 21 november 2019 heeft verweerder de aanvraag van eiser voor een onderwijsbevoegdheid als groepsleerkracht in het internationaal georiënteerd basisonderwijs afgewezen. Nu uit het onderzoek van Nuffic blijkt dat aan de in de Filipijnen gevolgde opleiding geen enkele onderwijsbevoegdheid is verbonden en de in de Verenigde Staten gevolgde opleiding geen lerarenopleiding was, kan eiser (onder toepassing van de “Beleidsregel bevoegdheid basis onderwijs, speciaal onderwijs, en (voortgezet) speciaal onderwijs voor buitenlandse diploma’s”) niet de bevoegdheid worden verleend tot het geven van onderwijs aan scholen voor basisonderwijs, speciaal onderwijs, en (voortgezet) speciaal onderwijs en internationaal georiënteerd basisonderwijs.
4. Op 12 december 2019 heeft eiser verweerder een e-mail gestuurd waarin hij schrijft: “(…) I hereby object and contest your decision for the following reasons (…).” Daarbij heeft hij drie redenen genoemd en stukken ter bewijs bijgevoegd.
5. Met het primaire besluit heeft verweerder deze e-mail als een herzieningsverzoek opgevat en afgewezen, omdat er geen nieuwe feiten en omstandigheden zijn aangevoerd. Verweerder heeft verder volstaan met een verwijzing naar de afwijzingsbeslissing van
21 november 2019.
6. Met het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd.
Het standpunt van eiser
7. Eiser stelt zich op het standpunt dat hij wel over de juiste onderwijsbevoegdheid beschikt. Verweerder heeft zich gebaseerd op algemene informatie op de website over een ander onderwijsprogramma (Curriculum en Teaching) dan dat eiser gevolgd heeft. Hij heeft ‘an approved teacher preparation program in Curriculum and Teaching: Curriculum and Teaching’ met succes afgerond). Het programma dat eiser heeft gevolgd wordt niet meer aangeboden, maar lijkt het meest op de opleiding Master of Arts: Elementary Inclusive Education.Daarnaast beschikt hij over een ‘Public School Teacher Certificate’ van
2 januari 2007 op het gebied van ‘Childhood Education (Grades 1 -6). Deze heeft hij van de University of the State of New York Education Department gekregen vanwege het door hem gevolgde programma bij de Columbia University.
Het oordeel van de rechtbank
8. De rechtbank stelt vast dat verweerder de e-mail van 12 december 2019 ten onrechte heeft opgevat als een herzieningsverzoek en niet als een bezwaarschrift tegen de beslissing van 21 november 2019. Daarmee heeft verweerder het verkeerde juridisch kader (van 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht) toegepast, terwijl een volledige heroverweging op het bezwaar had moeten plaatsvinden.
9. Verweerder dient alsnog een beslissing op het bezwaar van 12 december 2019 te nemen. De rechtbank geeft verweerder in overweging om daarbij de e-mail van eiser van
12 januari 2020 en de in beroep ingenomen standpunten en gedingstukken te betrekken.
Conclusie
10. Het beroep is gegrond.
11. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt. Omdat eiser ten onrechte € 178,- aan griffierecht heeft betaald terwijl in dit geval € 48,- verschuldigd was, bepaalt de rechtbank dat verweerder het verschuldigde griffierecht van € 48,- aan eiser vergoedt en de griffier het resterende bedrag van € 130,- aan eiser terugbetaalt
12. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 48,- aan eiser te vergoeden;
  • bepaalt dat de griffier op het overige door eiser betaalde griffierecht van € 130,- aan eiser vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A.W. Jansen, rechter, in aanwezigheid van
mr. L.N. Linzey, griffier. De uitspraak wordt uitgesproken in het openbaar.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.