ECLI:NL:RBAMS:2021:4178

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 juli 2021
Publicatiedatum
12 augustus 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 3364
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de WIA-uitkering van een werknemer door de rechtbank Amsterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 7 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eigenrisicodrager, eiseres, en de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder om de WIA-uitkering van de werknemer ongewijzigd te laten. De werknemer, die als huismeester werkte, is sinds 2011 arbeidsongeschikt en ontvangt sinds 2013 een WIA-uitkering. Eiseres betwist de beslissing van verweerder en stelt dat de werknemer volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is, en dat er een IVA-uitkering moet worden toegekend. Verweerder heeft echter in zijn besluiten, gebaseerd op rapporten van verzekeringsartsen, geconcludeerd dat er nog een redelijke verwachting bestaat dat de werknemer binnen een jaar kan verbeteren.

De rechtbank heeft de processtukken en de rapporten van de verzekeringsartsen bestudeerd en geconcludeerd dat de medische onderzoeken zorgvuldig zijn uitgevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsartsen voldoende gemotiveerd hebben waarom er geen sprake is van duurzame arbeidsongeschiktheid. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de werknemer geen toestemming heeft gegeven voor het delen van zijn medische gegevens met eiseres, wat invloed heeft gehad op de procedure.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder terecht heeft besloten om de WIA-uitkering van de werknemer ongewijzigd voort te zetten. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 20/3364

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te Amstelveen, eiseres

(gemachtigde: mr. F.A.M. Stegenga-Naus),
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
(gemachtigde: L.M.C.M. Levels).

Procesverloop

Met een besluit van 28 november 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder bepaald dat de uitkering van [de persoon 1] (werknemer) op grond van de Wet Werk en Inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) ongewijzigd blijft.
Met een besluit van 29 april 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden via een videoverbinding (Skype) op
26 mei 2021. Eiseres is niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Geen toestemming voor het delen van medische gegevens
1. De werknemer heeft laten weten niet als procespartij aan de procedure te willen deelnemen. De werknemer heeft geen toestemming gegeven om zijn medische informatie te delen met eiseres (zijn werkgever). De rechtbank heeft om die reden besloten, onder verwijzing naar artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, dat de kennisneming van medische stukken in deze zaak is voorbehouden aan een gemachtigde die advocaat of arts is dan wel die daarvoor van de rechtbank bijzondere toestemming heeft gekregen. De rechtbank zal daarom in deze uitspraak geen medische informatie vermelden, maar alleen in algemene termen de medische situatie beschrijven.
Waar deze zaak over gaat
2. Werknemer was werkzaam bij eiseres als huismeester voor 40 uur per week. Op
14 maart 2011 is hij uitgevallen voor dat werk vanwege klachten. Vanaf 11 maart 2013 ontvangt de werknemer een WIA-uitkering. Na een herbeoordeling op 16 maart 2017 is de werknemer onveranderd voor 80 tot 100% arbeidsongeschikt geacht. Eiseres is eigenrisicodrager. Dit betekent dat eiseres zelf de WIA-uitkering aan zieke werknemers moet betalen.
3. Op 30 september 2019 heeft eiseres verzocht om een herbeoordeling. Naar aanleiding daarvan heeft verweerder medisch onderzoek laten uitvoeren. Uit het rapport van de verzekeringsarts van 27 november 2019 volgt dat de werknemer onveranderd volledig arbeidsongeschikt is, maar niet als duurzaam arbeidsongeschikt kan worden beschouwd. Met het primaire besluit is daarom besloten dat de arbeidsongeschiktheid van de werknemer ongewijzigd 80 tot 100% blijft.
4. Naar aanleiding van het bezwaar van eiseres is opnieuw medisch onderzoek uitgevoerd door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Uit het rapport van 23 april 2020 van deze verzekeringsarts volgt dat de werknemer nog steeds ongewijzigd volledig, maar niet duurzaam, arbeidsongeschikt is. Het besluit om de WIA-uitkering ongewijzigd te laten, is met het bestreden besluit daarom gehandhaafd.
5. Eiseres stelt dat de werknemer volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is en daarom een IVA-uitkering moet worden toegekend. Volgens eiseres heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom er geen sprake is van duurzaamheid. Eiseres voert tevens aan dat expertise onderzoek had moeten plaatsvinden. Eiseres verwijst ter onderbouwing van haar standpunt naar rapporten van de verzekeringsarts [de persoon 2] van 17 februari 2020 en
10 februari 2021.
Het oordeel van de rechtbank
6. De rechtbank moet beoordelen of verweerder terecht heeft besloten om de WIA-uitkering van de werknemer ongewijzigd voort te zetten.
7. De rechtbank stelt bij haar beoordeling voorop dat verweerder zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen. De rapporten moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapportages. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze vereisten voldoen.
8. Naar het oordeel van de rechtbank is het medisch onderzoek zorgvuldig geweest. De verzekeringsarts heeft het dossier bestudeerd en de werknemer op spreekuur gezien. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het dossier bestudeerd en is op huisbezoek bij de werknemer geweest. Het rapport van [de persoon 2] van 17 februari 2020 is door de verzekeringsarts bezwaar en beroep meegenomen in de beoordeling.
9. Volgens de primaire verzekeringsarts is er sprake van geen benutbare mogelijkheden omdat de werknemer sterk wisselende mogelijkheden heeft. Volgens deze verzekeringsarts is er geen sprake van duurzaamheid omdat reguliere huisvesting en gezondheidszorg nog opgestart dient te worden. De verzekeringsarts heeft toegelicht dat als de werknemer reguliere huisvesting krijgt en de gezondheidszorg weer wordt opgestart dit binnen een jaar tot verbetering van de belastbaarheid kan leiden.
10. In bezwaar heeft eiseres een medisch rapport laten opstellen door verzekeringsarts [de persoon 2] van 17 februari 2020. Volgens de verzekeringsarts [de persoon 2] is er geen sprake van geen benutbare mogelijkheden bij de werknemer. Volgens verzekeringsarts [de persoon 2] heeft de primaire verzekeringsarts onvoldoende gemotiveerd waarom er geen sprake is van duurzaamheid. De verzekeringsarts [de persoon 2] stelt dat er een expertise onderzoek had moeten worden verricht en er had duidelijk aangegeven moeten worden welke behandelingen dan tot verbetering zouden kunnen leiden.
11. Volgens het rapport van 23 april 2020 van de verzekeringsarts bezwaar en beroep is er sprake van geen benutbare mogelijkheden omdat sprake is van zodanig wisselend belastbaar zijn, dat nog geen sprake is geweest van voldoende langdurig belastbaar zijn. Deze verzekeringsarts heeft in zijn toelichting het ‘Beoordelingskader duurzaamheid van de arbeidsbeperkingen’ toegepast en gemotiveerd waarom er geen sprake is van duurzaamheid. Volgens deze verzekeringsarts zijn er nog behandelingen mogelijk nadat de werknemer weer terugkeert in het normale maatschappelijke verkeer. Bovendien heeft deze verzekeringsarts toegelicht dat het verder opvragen van medische informatie niet nodig is omdat de werknemer jarenlang geen geregistreerde behandelcontacten heeft gehad. In het rapport van 23 maart 2021 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep specifieke behandelingen genoemd die de werknemer kan volgen.
12. Naar het oordeel van de rechtbank is niet aannemelijk geworden dat er sprake is van duurzame arbeidsongeschiktheid bij werknemer in de zin van een medisch stabiele of verslechterde situatie, dan wel dat er een geringe kans op herstel bestaat. De verzekeringsartsen hebben aan de hand van het ‘Beoordelingskader duurzaamheid van de arbeidsbeperkingen’ gemotiveerd dat er binnen één jaar een redelijke verwachting bestaat dat verbetering van de belastbaarheid van de werknemer zal optreden. De werknemer beschikt nog niet over reguliere woonruimte en heeft geen behandelingen gevolgd, maar volgens de verzekeringsartsen heeft de werknemer de eerste stappen al gezet om terug te keren in het normale maatschappelijke verkeer. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft bovendien specifieke behandelingsmogelijkheden genoemd die de werknemer kan volgen nadat hij over een stabiele woonsituatie beschikt waarmee de belastbaarheid van de werknemer kan verbeteren.
Conclusie
13. Verweerder heeft terecht besloten om de WIA-uitkering van de werknemer ongewijzigd voort te zetten. Het beroep is ongegrond.
14. Voor een proceskostenveroordeling of een vergoeding van het door eiseres betaalde griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Sullivan, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vijn, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier
de rechter is verhinderd te tekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.