ECLI:NL:RBAMS:2021:4184

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 augustus 2021
Publicatiedatum
12 augustus 2021
Zaaknummer
C/13/705227 / KG ZA 21-648
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
  • E.A.M. Messer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hervatting omgangsregeling tussen vader en dochter na stopzetting door moeder

Op 12 augustus 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam in een kort geding uitspraak gedaan over de hervatting van de omgang tussen een vader en zijn vierjarige dochter. De vader had een vordering ingediend omdat de moeder de omgang medio juni 2021 had stopgezet. De moeder voerde aan dat de vader verslaafd was aan drugs en alcohol en dat er een onveilige situatie voor het kind was. De vader ontkende deze beschuldigingen en stelde dat hij in staat was om voor zijn dochter te zorgen. De voorzieningenrechter oordeelde dat het in het belang van het kind is dat er omgang is met de vader, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die dit verhinderen. De rechter concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor een onveilige situatie en dat de moeder de omgangsregeling zoals overeengekomen in het ouderschapsplan van 10 oktober 2020 moest nakomen. De moeder werd veroordeeld tot het betalen van een dwangsom van € 500 per dag indien zij niet aan de uitspraak voldeed, met een maximum van € 25.000. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/705227 / KG ZA 21-648 EAM/MAH
Proces-verbaal van mondelinge uitspraak van 12 augustus 2021
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser bij dagvaarding van 30 juli 2021,
advocaat mr. J. Bouwhuis te Zwolle,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. M. Roggeveen te Amsterdam.
Partijen zullen hierna de vader en de moeder worden genoemd.
De zitting wordt gehouden in het gebouw van deze rechtbank ter behandeling van een vordering in kort geding.
Tegenwoordig zijn mr. E.A.M. Messer, voorzieningenrechter, en mr. M.A.H. Verburgh, griffier.
Na uitroeping van de zaak verschijnen partijen met hun advocaten.

1.De procedure

Beide partijen hebben producties in het geding gebracht en de moeder ook een pleitnota. Zij hebben over en weer het woord gevoerd. De behandeling van de zaak is gesloten en vervolgens is mondeling uitspraak gedaan. Daarvan is ingevolge artikel 30p lid 3 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dit proces-verbaal opgemaakt.

2.Waar gaat dit kort geding over?

De inzet van deze procedure is dat de vader weer omgang wil met zijn dochter, [minderjarige] , op dit moment vier jaar oud, volgens de regeling die tussen partijen is overeengekomen op 10 oktober 2020.

3.De beoordeling

3.1.
De omgang heeft weliswaar een tijd plaatsgevonden, maar is door de moeder stopgezet medio juni 2021. Zij heeft inmiddels grote bezwaren tegen de omgang door de vader met [minderjarige] . De moeder zegt dat de vader verslaafd is, aan drugs en drank, en dat er een bijzonder onveilige situatie bij hem thuis is, blijkend uit verschillende incidenten. Daarbij heeft de vader in het recente verleden laten zien de omgang eigenlijk zelf niet te willen. Zo heeft hij [minderjarige] wel eens eerder terug gebracht of geweigerd te ontvangen. De vader is volgens de moeder niet in staat [minderjarige] goed op te voeden, hij liegt over zijn drugsgebruik, manipuleert de moeder en zet haar onder druk omdat de moeder niet wilde meewerken om het gezamenlijk gezag tot stand te laten komen. Door zijn verslavingsachtergrond zijn er geen afspraken te maken met de vader. Aldus steeds de moeder.
3.2.
De vader geeft een geheel andere lezing van het voorgaande.
3.3.
Voorop staat dat het in het belang van [minderjarige] is dat er omgang is met de vader. Slechts onder bijzondere omstandigheden kan hiervan worden afgeweken, waarbij uiteraard de belangen van [minderjarige] doorslaggevend zijn.
3.4.
Duidelijk is dat de ouders het niet goed met elkaar kunnen vinden, de communicatie niet vlekkeloos verloopt en de moeder zeer wantrouwend is naar de vader. Dat neemt niet weg dat op dit moment onvoldoende gebleken is van een onveilige situatie voor [minderjarige] als zij bij haar vader is. Er is kennelijk een incident geweest waarbij [minderjarige] zelf de straat op heeft kunnen gaan omdat de voordeur van de woning van de vader niet was afgesloten. De vader heeft dit incident erkend en betreurt dat het gebeurd is. Voor het overige is van een structurele onveilige situatie niet gebleken.
Verder is onvoldoende gebleken dat vader op dit moment verslaafd is en dat hij drugstesten zou manipuleren. Evenmin is het duidelijk geworden dat hij niet in staat zou zijn om [minderjarige] een veilige opvoedsituatie te bieden. De moeder vindt hier van alles van en maakt de vader grote verwijten, maar onderbouwt deze onvoldoende. Duidelijk is wel dat de vader en de moeder heel verschillende persoonlijkheden zijn en ook verschillende opvoedstijlen hebben. Daar is op zichzelf niet heel veel mis mee. Zij dienen elkaar daarin wel de ruimte te geven.
3.5.
Dit alles voert tot de slotsom dat de moeder zal worden veroordeeld de tussen partijen overeengekomen omgangsregeling na te komen. De primaire vordering (I.A) zal worden toegewezen. Aan deze veroordeling zal ook de gevraagde dwangsom worden gekoppeld, met een maximum van 25.000 euro, omdat gezien de voorgeschiedenis en het standpunt van de vrouw te verwachten valt dat zij anders de veroordeling niet zal nakomen.
De proceskosten worden gecompenseerd zoals gebruikelijk in dit soort zaken. Dat betekent dat ieder de eigen proceskosten draagt.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
veroordeelt de moeder tot nakoming van de omgangsregeling zoals tussen partijen overeengekomen in het ouderschapsplan op 10 oktober 2020, inhoudende dat [minderjarige] –-met ingang van de datum van betekening van dit vonnis - wekelijks bij de vader is van maandag tot en met woensdagochtend en van zaterdagavond tot de week daarna woensdagochtend,
4.2.
veroordeelt de moeder om aan de vader een dwangsom te betalen van € 500,00 per dag of dagdeel dat zij niet aan de in 4.1 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 25.000,00 is bereikt,
4.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzieningenrechter en de griffier op 12 augustus 2021 is vastgesteld en ondertekend.
Type: MAH
Coll: MV