ECLI:NL:RBAMS:2021:4291

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 juli 2021
Publicatiedatum
17 augustus 2021
Zaaknummer
13/138258-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van auto-inbraak en verduistering van diesel

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 juli 2021 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van een auto-inbraak en twee keer van verduistering van diesel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 6 januari 2020 een deur van een parkeergarage heeft vernield, maar heeft hem vrijgesproken van deze beschuldiging wegens onvoldoende bewijs. Echter, op 8 januari 2020 heeft de verdachte samen met een ander ingebroken in een Mercedes-Benz en goederen, waaronder een tablet en een tas, weggenomen. De rechtbank heeft bewezen verklaard dat de verdachte en zijn mededader een ruit van de auto hebben ingeslagen om toegang te krijgen tot de goederen.

Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de verdachte op 9 en 10 januari 2020 diesel heeft verduisterd van tankstation Shell. De verdachte heeft in beide gevallen samen met een ander gehandeld en de rechtbank heeft geoordeeld dat de term 'benzine' in de tenlastelegging ook kan verwijzen naar diesel, wat de bewezenverklaring ondersteunt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 weken, met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn medewerking aan behandeling en zijn positieve ontwikkeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13.138258.20 [verdachte]
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/138258-20
Datum uitspraak: 29 juli 2021
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2001,
wonende op het adres [adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 juli 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S. van der Hart, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J. van Weers, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De verdenking komt er – kort gezegd – op neer dat verdachte:
feit 1:
op 6 januari 2020 te Amsterdam, al dan niet samen met een ander of anderen, opzettelijk een deur van een parkeergarage heeft vernield of beschadigd;
feit 2:
op 8 januari 2020 te Amsterdam, al dan niet samen met een ander of anderen, in een auto (Mercedes-Benz, kenteken [kenteken] ) heeft ingebroken en goederen uit deze auto heeft weggenomen, toebehorende aan [persoon] ;
feit 3:
op 9 januari 2020 te Amsterdam, al dan niet samen met een ander of anderen, benzine toebehorende aan tankstation Shell heeft verduisterd;
feit 4:
op 10 januari 2020 te Amsterdam, al dan niet samen met een ander of anderen, benzine toebehorende aan tankstation Shell heeft verduisterd.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een vrijspraak van feit 1, en tot een bewezenverklaring van de feiten 2, 3 en 4 op basis van de bewijsmiddelen in het dossier.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1 wegens het ontbreken van wettig bewijs. De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte ook moet worden vrijgesproken van feit 2, wegens het ontbreken van een nauwe en bewuste samenwerking met NN2. Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt niet dat verdachte enige uitvoeringshandeling heeft gepleegd. Bovendien zijn de onderliggende camerabeelden niet beschikbaar, waardoor de betrouwbaarheid van het proces-verbaal niet kan worden getoetst.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de feiten 3 en 4 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak ten aanzien van feit 1
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat er onvoldoende bewijs is dat verdachte een deur van parkeergarage heeft vernield. Verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring ten aanzien van feit 2
De rechtbank stelt voorop, dat voor medeplegen sprake moet zijn van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander, waarbij de bewezenverklaarde bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht moet zijn. Het accent ligt daarbij op de samenwerking en minder op de vraag wie feitelijke handelingen heeft verricht.
Uit het proces-verbaal van bevindingen uitkijken camerabeelden komt het volgende naar voren. Op 8 januari 2020 staan NN5 en NN2 bij een Mercedes. Vervolgens is op de camerabeelden te zien dat zij bezig zijn met het portier van die auto en dat het portier open gaat. NN2 gaat vervolgens de auto in en is aan het zoeken. NN5 blijft naast de Mercedes staan. De alarmlichten van de auto gaan af, waarna NN2 uit de auto stapt en NN2 en NN5 samen naar de nooduitgang rennen. Uit het proces-verbaal van aangifte blijkt dat er meerdere goederen uit de Mercedes-Benz met kenteken [kenteken] zijn weggenomen en dat de ruit is ingeslagen.
Ter terechtzitting heeft verdachte bevestigd dat hij NN5 is.
De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de juistheid van het proces-verbaal van aangifte en de betrouwbaarheid van het proces-verbaal van bevindingen. Op basis van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en NN2. Immers zijn verdachte en NN2 samen bezig geweest met het portier van de Mercedes en zijn zij, na het afgaan van de alarmlichten, samen weggerend. Dat niet precies blijkt welke handelingen ten aan zien van dat portier door wie zijn verricht, doet hieraan niets af. De rechtbank acht feit 2 bewezen.
Bewezenverklaring ten aanzien van de feiten 3 en 4
De rechtbank acht de feiten 3 en 4 bewezen op grond van de stukken in het dossier en de bekennende verklaring van verdachte. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte in beide gevallen geen benzine maar diesel heeft getankt. De rechtbank overweegt dat de term 'benzine' in het normaal spraakgebruik ook wordt gebruikt voor de brandstof diesel, zodat bewezen verklaard kan worden dat er 'benzine' is verduisterd.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
feit 2:
op 8 januari 2020 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, uit een Mercedes-Benz, [kenteken] ), een tablet (Apple) en een tas (Louis Vuitton) en een bril (Specsavers) en een zonnebril (Louis Vuitton) toebehorende aan [persoon] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door een ruit van die personenauto in te slaan;
feit 3:
op 9 januari 2020 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk een hoeveelheid diesel toebehorende aan tankstation Shell, welke benzine verdachte en zijn mededader bij een voor zelfbediening ingerichte benzinepompinstallatie, gelegen aan de [adres 2] , hadden getankt, onder gehoudenheid die benzine te betalen en welke benzine verdachte en zijn mededader aldus anders dan door misdrijf onder zich hadden, wederrechtelijk zich hebben toegeëigend;
feit 4
op 10 januari 2020 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk 40,81 liter diesel toebehorende aan tankstation Shell, welke benzine verdachte en zijn mededader bij een voor zelfbediening ingerichte benzinepompinstallatie, gelegen aan de [adres 2] , hadden getankt, onder gehoudenheid die benzine te betalen en welke benzine verdachte en zijn mededader aldus anders dan door misdrijf onder zich hadden, wederrechtelijk zich hebben toegeëigend.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

4.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen in bijlage II zijn vervat.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een taakstraf van 150 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 weken, met een proeftijd van 2 jaren, wordt opgelegd.
7.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht een geheel voorwaardelijke straf aan verdachte op te leggen. Er zal rekening gehouden moeten worden het tijdsverloop en met artikel 63 Wetboek van strafrecht. Verdachte is op de goede weg en krijgt begeleiding. Een onvoorwaardelijke straf zou dit doorkruisen.
7.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een diefstal uit een auto die in een parkeergarage stond geparkeerd. Verdachte en zijn mededader hebben een ruit van de auto ingeslagen om in de auto te kunnen komen. Verdachte heeft zich daarnaast twee op een volgende dagen samen met een ander schuldig gemaakt aan de verduistering van diesel. Verdachte heeft door zijn handelen schade en veel overlast veroorzaakt.
Uit het strafblad van verdachte van 4 juli 2021, blijkt dat verdachte eerder voor diefstallen, onder andere uit een auto, is veroordeeld. Verdachte heeft na de bewezenverklaarde feiten geen nieuwe strafbare feiten meer gepleegd.
In het over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van 29 mei 2020 blijkt dat bij verdachte sprake is van een zorgelijke situatie en dat hij valt onder de Top600 aanpak. Het ontbreekt verdachte aan basale zaken om te kunnen spreken over een stabiele leefsituatie. Tevens heeft verdachte geen coöperatieve houding. Hij heeft zich meerdere keren onttrokken aan de ingezette hulpverleningstrajecten en opnames in jeugdinstellingen, waar hij zowel straf- als civielrechtelijk is geplaatst. Verdachte geeft aan zijn medewerking te willen verlenen aan een traject gericht op gedragsverandering en het beperken van de kans op recidive.
Ter terechtzitting is gebleken dat het goed gaat met verdachte. Verdachte werkt mee aan zijn behandeling en zegt dat hij op dit moment fijne hulpverleners om hem heen heeft. Verdachte schaamt zich voor dingen die hij in het verleden heeft gedaan en heeft daar spijt van. Hij heeft zich aangemeld voor een bakkersopleiding en sport veel.
Ter terechtzitting is ook deskundige [deskundige] , psycholoog, verbonden aan De Waag, als getuige-deskundige gehoord. Zij heeft verklaard dat verdachte bij De Waag wordt behandeld in het kader van het topzorgprogramma. Dit is een intensief traject wat zes tot negen maanden duurt. De Top600-notering van verdachte loopt bijna af en er zijn geen mutaties meer bij de politie.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden en het tijdsverloop, aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank zal daarom aan verdachte een taakstraf van 80 uren opleggen. De rechtbank ziet wel aanleiding om de gevorderde voorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken, met een proeftijd van twee jaren, aan verdachte op te leggen als stok achter de deur.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 63, 311 en 321 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder feit 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3.4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 2:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
Ten aanzien van de feiten 3 en 4:
telkens: verduistering door twee of meer verenigde personen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte]daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf van
80 (tachtig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 40 dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
3 (drie) weken.
Beveelt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.M. Degenaar voorzitter,
mrs. S. Djebali en J. van Zijl, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Kanters, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 juli 2021.