ECLI:NL:RBAMS:2021:4316

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 augustus 2021
Publicatiedatum
18 augustus 2021
Zaaknummer
C/13/704995 / KG ZA 21-628
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
  • E.A.M. Messer
  • M.A.H. Verburgh
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming koopovereenkomst woning afgewezen in kort geding

Op 18 augustus 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam in een kort geding uitspraak gedaan over een vordering van mevrouw [eiseres] tegen de gedaagde, die optreedt als bewindvoerder van haar oom, [de oom]. De zaak betreft een koopovereenkomst die op 19 maart 2020 is gesloten tussen mevrouw [eiseres] en haar oom, waarbij de oom zijn woning voor € 158.000 aan haar verkoopt. De levering was oorspronkelijk gepland voor 1 mei 2021, maar door omstandigheden is deze datum niet gehaald. De oom is onder bewind gesteld vanwege zijn geestelijke toestand, wat complicaties met zich meebrengt voor de uitvoering van de koopovereenkomst.

Mevrouw [eiseres] heeft in het kort geding verzocht om nakoming van de koopovereenkomst, maar de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde, als bewindvoerder, niet kan worden veroordeeld om mee te werken aan de levering van de woning. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er twijfels zijn over de geestelijke toestand van de oom ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst en dat de kantonrechter hierover een beslissing zal nemen in een lopende procedure. De hypotheekbank heeft bovendien aangegeven geen verdere stappen te ondernemen tot de uitspraak in het hoger beroep van mevrouw [eiseres] tegen de onderbewindstelling.

De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de vordering van mevrouw [eiseres] moet worden afgewezen, omdat de belangen van de gedaagde en de lopende procedures zwaarder wegen dan de spoedeisendheid van de vordering. Mevrouw [eiseres] is veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.325,00, en de kostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/704995 / KG ZA 21-628 EAM/MAH
Proces-verbaal van mondelinge uitspraak van 18 augustus 2021
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres bij dagvaarding van 5 augustus 2021,
advocaat mr. A.M. Stam te Zaandam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
in zijn hoedanigheid van bewindvoerder van [de oom] ,
advocaat mr. R.D.M. de Boer te Amsterdam.
Partijen zullen hierna ook mevrouw [eiseres] en [gedaagde] worden genoemd. [de oom] zal aangeduid worden als [de oom] of de oom.
De zitting wordt gehouden in het gebouw van deze rechtbank ter behandeling van een vordering in kort geding.
Tegenwoordig zijn mr. E.A.M. Messer, voorzieningenrechter, en mr. M.A.H. Verburgh, griffier.
Na uitroeping van de zaak verschijnt mevrouw [eiseres] met mr. Stam. Namens [gedaagde] verschijnt mr. De Boer.

1.De procedure

Beide partijen hebben producties in het geding gebracht en [gedaagde] ook een pleitnota. Zij hebben over en weer het woord gevoerd. De behandeling van de zaak is gesloten en vervolgens is mondeling uitspraak gedaan. Daarvan is ingevolge artikel 30p lid 3 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dit proces-verbaal opgemaakt.

2.Waar gaat dit kort geding over?

2.1.
[de oom] , vader van gedaagde en oom van mevrouw [eiseres] , is eigenaar van de woning aan de ’ [adres] . Hij heeft in dat kader een hypotheekschuld bij de SNS bank. Mevrouw [eiseres] huurt de woning sinds 2014 van haar oom.
2.2.
Op 19 maart 2020 hebben mevrouw [eiseres] en de oom ten overstaan van een notaris een koopovereenkomst getekend, waarin de oom de woning voor € 158.000 verkoopt aan mevrouw [eiseres] . Daarin is de leveringsdatum bepaald op uiterlijk 1 mei 2021 (artikel 9) en een financieringsvoorbehoud afgesproken dat op 24 april 2020 afloopt (artikel 7). Deze data zijn bij aanvullende overeenkomst van 12 januari 2021 gewijzigd in 1 maart 2021 respectievelijk 9 februari 2021.
2.3.
Op verzoek van gedaagde van 18 februari 2021 heeft de kantonrechter van deze rechtbank bij beschikking van 7 april 2021 de goederen die (zullen) toebehoren aan [de oom] onder bewind gesteld wegens lichamelijke/geestelijke toestand en gedaagde tot bewindvoerder benoemd.
2.4.
Gedaagde heeft met de kantonrechter gecorrespondeerd over de verkoop van de woning en is door de kantonrechter bij brief van 2 augustus 2021 opgeroepen voor een zitting op 15 september 2021 “om de gang van zaken rondom het bewind met u te bespreken.”
2.5.
Mevrouw [eiseres] heeft tegen de beschikking van 7 april 2021 appel ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, dat de mondelinge behandeling op 27 september 2021 heeft bepaald.
2.6.
SNS bank heeft bij brief van 15 juni 2021 de huurder(s) van de woning verzocht de woning te verlaten. Anders zou de woning ontruimd en geveild worden. Mevrouw [eiseres] heeft de woning niet verlaten.
2.7.
Mr. Stam heeft gedaagde bij brief van 1 juli 2021 gesommeerd mee te werken aan de levering van de woning aan mevrouw [eiseres] per 1 augustus 2021. Daarop heeft gedaagde geantwoord dat hij als bewindvoerder de overeenkomst niet kan nakomen zonder toestemming van de kantonrechter.
2.8.
In opdracht van de SNS Bank is op 16 augustus 2021 een taxatierapport uitgebracht, waarin de marktwaarde is getaxeerd op:
  • leeg: € 275.000,00 en
  • verhuurd: € 259.000,00.
Bij executieveiling in verhuurde staat is de waarde getaxeerd op € 200.000,00.
De WOZ-waarde bedraagt €208.000,00.

3.Mondeling vonnis

3.1.
Mevrouw [eiseres] wil graag dat uitvoering wordt gegeven aan de koopovereenkomst die zij op 19 maart 2020 heeft gesloten met haar oom. Ten tijde van die koopovereenkomst was haar oom geestelijk volledig in orde en hij heeft het zijn nichtje gegund de woning te krijgen voor een aanmerkelijk lagere waarde dan de marktwaarde. Omdat zij niet direct de financiering rond kon krijgen is er een aanvullende overeenkomst gesloten op 12 januari 2021. Er is inmiddels een bank gevonden die een offerte heeft afgegeven die geldig is tot 22 augustus 2021. Hierin en in het feit dat de koopovereenkomst gewoon eens moet worden nagekomen zit haar spoedeisend belang. Daarnaast heeft mevrouw [eiseres] te horen gekregen dat de hypotheekbank van haar oom de woning wil veilen, omdat zij de woning tot nu toe heeft gehuurd en dat volgens de hypotheekvoorwaarden niet mag.
3.2.
Tussen partijen bestaat onder meer verschil van mening over de vraag of de oom ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst en de aanvullende overeenkomst voldoende in staat was om zijn wil te bepalen. Inmiddels staat vast dat de oom aan Alzheimer lijdt, daar zijn partijen het wel over eens.
3.3.
Op grond van het dossier kan niet worden uitgesloten dat de oom ook ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst geestelijk niet in orde was en dat lijkt nog wat duidelijker te zijn ten tijde van de aanvullende overeenkomst. Deze procedure leent zich er echter niet voor om hierover een beslissing te nemen, inclusief de juridische consequenties daarvan. Dat is aan de kantonrechter die toezicht uitoefent op het bewind. Vast staat dat er in het kader van dat toezicht een mondelinge behandeling plaatsvindt op 15 september 2021.
3.4.
Het is voor de voorzieningenrechter op zich zelf al ingewikkeld om vooruit te lopen op eventuele beslissingen van de kantonrechter. Maar daarnaast is het zo dat door de hypotheekbank (SNS) van de oom kennelijk is verklaard dat zij geen vervolgstappen zal ondernemen tot de uitspraak (na de zitting van 27 september 2021) in het hoger beroep dat door [eiseres] is ingesteld tegen de onderbewindstelling. Dat betekent dat mevrouw [eiseres] dus voorlopig in de woning kan blijven. Dat haar hypotheekofferte zal verlopen op 22 augustus 2021 is weliswaar een belang van haar, maar niet zo zwaarwegend dan wel spoedeisend, dat de kantonrechter wiens taak het is toezicht te houden op het bewind, met een veroordeling in dit kort geding voor voldongen feiten moet worden gesteld.
3.5.
De slotsom is dat gedaagde niet zal worden veroordeeld om mee te werken aan de levering van de woning. De vordering zal dus worden afgewezen en mevrouw [eiseres] zal de proceskosten moeten betalen.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
4.2.
veroordeelt mevrouw [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op:
- griffierecht 309,00
- salaris advocaat 1.016,00
--------------------------------------------------
Totaal € 1.325,00,
4.3.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzieningenrechter en de griffier op 18 augustus 2021 is vastgesteld en ondertekend.
Type: MAH
Coll: MV