Op 18 augustus 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam een mondeling vonnis uitgesproken in een civiele zaak tussen T.T.&T. Weerens Beheer B.V. en een groep bewoners die in een pand verblijven dat eigendom is van Weerens c.s. De eisers, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.C. Bollekamp, vorderen ontruiming van de woningen die door de gedaagden worden bewoond. De gedaagden, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.H.J. van Riessen, stellen dat zij rechtmatig verblijven in de woningen op basis van huurovereenkomsten met de rechtsvoorganger van Weerens c.s.
Tijdens de mondelinge behandeling is vastgesteld dat de gedaagden onder punt 1 slechts de heer [naam] betreft, terwijl de overige gedaagden onder punt 2 tot en met punt 10 zijn gedagvaard. De rechtbank heeft de bevoegdheid van de kantonrechter beoordeeld, aangezien de gedaagden een beroep deden op het bestaan van een huurovereenkomst. De rechtbank concludeert dat de kantonrechter bevoegd is om deze zaak te behandelen, op basis van artikel 93 onder c van het Wetboek van Rechtsvordering (Rv).
De rechtbank heeft op 3 september 2021 besloten de zaak door te verwijzen naar de rolzitting van de kamer voor kantonzaken van deze rechtbank. Partijen hoeven niet te verschijnen op de rolzitting, omdat de kantonrechter eerst zal beslissen hoe de procedure verder zal worden voortgezet. Tevens is aangegeven dat het griffierecht zal worden verlaagd en dat teveel betaald griffierecht zal worden teruggestort door de griffier.