Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , te Amsterdam, eiser (hierna: [eiser] )
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de beëindiging van de Ziektewetuitkering (ZW) en de terugvordering van een voorschot. [eiser] had zich ziekgemeld per 16 maart 2020, maar het Uwv weigerde de ZW-uitkering toe te kennen op basis van een eerdere WIA-beoordeling waaruit bleek dat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Het Uwv vorderde ook een voorschot van € 1.740,24 terug, wat leidde tot bezwaar van [eiser]. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een zitting van 6 juli 2021, waarbij [eiser] niet aanwezig was, maar het Uwv vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde.
De rechtbank oordeelde dat het Uwv terecht had besloten om de ZW-uitkering niet toe te kennen, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een andere conclusie rechtvaardigden. De verzekeringsarts had vastgesteld dat [eiser] dezelfde klachten had als bij de eerdere WIA-beoordeling en dat de FML van 21 augustus 2019 nog steeds van toepassing was. De rechtbank concludeerde dat het onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om af te wijken van de eerdere beoordeling.
Wat betreft de terugvordering van het voorschot, oordeelde de rechtbank dat er geen dringende redenen waren om van de terugvordering af te zien. [eiser] had niet voldoende onderbouwd dat de terugvordering onaanvaardbare sociale en financiële gevolgen voor hem zou hebben. De rechtbank verklaarde beide beroepen ongegrond en wees de verzoeken om vergoeding van griffierecht en proceskosten af. De uitspraak werd gedaan door mr. D. Sullivan, rechter, en is openbaar uitgesproken.