ECLI:NL:RBAMS:2021:4366

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 augustus 2021
Publicatiedatum
20 augustus 2021
Zaaknummer
13-751488-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden in Roemenië

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 13 juli 2021 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Judecatoria Cluj-Napoca in Roemenië. De vordering was ingediend door de officier van justitie en betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1981 in Roemenië, die gedetineerd is in een Roemeense detentie-instelling. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de detentieomstandigheden in Roemenië onderzocht, met name in het licht van de persoonlijke ruimte die gedetineerden daar hebben. De rechtbank heeft vastgesteld dat de detentieomstandigheden in de Bistrita Penitentiary geen beletsel vormen voor de overlevering, ondanks de zorgen die zijn geuit over de ruimte en de behandeling van gedetineerden in Roemenië. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar eerdere uitspraken waarin is geoordeeld dat de detentieomstandigheden in Roemenië niet automatisch leiden tot een schending van de grondrechten van de opgeëiste persoon. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen reëel gevaar bestaat dat de opgeëiste persoon na overlevering zijn grondrechten zal verliezen, en heeft de overlevering toegestaan. De uitspraak is gedaan in het kader van de Overleveringswet, waarbij de rechtbank de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Overleveringswet heeft toegepast.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-751488-21
RK nummer: 21/2527
Datum uitspraak: 13 juli 2021
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 7 mei 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 7 april 2021 door de
Judecatoria Cluj-Napoca(Roemenië) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1981,
verblijvende op het adres [adres], [plaats],
gedetineerd in de [detentieplaats],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 29 juni 2021. Het verhoor heeft – via telehoren - plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. J.J.M. Asbroek. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. F.P. Slewe, advocaat te Schiphol en door een tolk in de Roemeense taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een arrest van de
Curtea de Apel Cluj (Cluj Appellate Court)van 18 september 2020, onherroepelijk op 22 maart 2021, met kenmerk 413/22 maart 2021.
In het EAB staat vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van een jaar en vijf maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog een jaar en vijf maanden, met aftrek van 24 uur voorlopige hechtenis op 7 december 2017. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest.
Dit arrest betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid

Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

5.Artikel 11 OLW

De rechtbank merkt op dat de Overleveringswet op onderdelen is gewijzigd en dat deze Herimplementatiewet op 1 april 2021 in werking is getreden. Met deze inwerkingtreding is ook artikel 11 OLW gewijzigd. Het eerste lid van dit artikel luidt nu als volgt:
Aan een Europees aanhoudingsbevel wordt geen gevolg gegeven in gevallen, waarin naar het oordeel van de rechtbank zwaarwegende en op feiten berustende gronden bestaan dat de opgeëiste persoon na overlevering een reëel gevaar loopt dat zijn door het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie gewaarborgde grondrechten zullen worden geschonden.
De rechtbank verwijst naar haar uitspraak van 27 januari 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:463) waarin de vaste rechtspraak ten aanzien van de detentieomstandigheden in Roemenië is verwoord. Het cruciale punt in deze rechtspraak ziet op het feit dat in veel Roemeense zaken is gebleken dat opgeëiste personen worden geplaatst in een detentie-instelling met een half-open regime met een cel met 2 m2 ‘personal space’. Dit levert een sterk vermoeden op dat de detentieomstandigheden in de uitvaardigende lidstaat vernederend zijn in de zin van artikel 4 Handvest.
De rechtbank verwijst tevens naar haar uitspraak van 6 april 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:1626) waarin, naar aanleiding van de door de Roemeense autoriteiten verstrekte aanvullende informatie, is geoordeeld dat voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar meer bestond dat zijn door het Handvest gewaarborgde grondrechten zullen worden geschonden.
In deze zaak heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit aanvullende informatie verstrekt van
the Penitentiary Police Commissioner, General Manager of National Administration of Penitentiaries, van 14 juni 2021. In deze brief is onder andere het volgende meegedeeld:
Considering the perspective of implementing the measures comprised in the "Action Plan tor 2020-2025 drafted as to execute the pilot -decision Rezmives and others against Romania, as well as the decisions delivered in cases Bragadireanu against Romania", as well as the trend registered by the inmates under custody of National Administration of Penitentiaries, following the criminal policies adopted by the Romanian State, the National Administration of Penitentiaries guarantees to ensure a minimum individual space of 3 square metres during all the time of penalty execution, including the bed and the corresponding furniture, without the space intended as restroom.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering moet worden geweigerd omdat de opgeëiste persoon een reëel gevaar loopt dat zijn grondrechten zoals vastgelegd in artikel 4 van het Handvest zullen worden geschonden. De raadsman verwijst hierbij naar het rapport van de
the European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment(CPT) van 9 maart 2019, waaruit blijkt dat het CPT veel berichten heeft ontvangen omtrent mishandeling van gedetineerden door personeel in detentie in Roemenië en dat hier geen onderzoek naar werd gedaan. De opgeëiste persoon heeft in 2016 in Roemenië in detentie gezeten en is toen mishandeld door personeel. Naar aanleiding hiervan heeft de opgeëiste persoon een klacht ingediend bij het EHRM, waardoor de opgeëiste persoon bang is dat hij wederom mishandeld zal worden indien hij in Roemenië gedetineerd raakt. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de zaak aan te houden in afwachting van een nieuw CPT rapport naar aanleiding van een bezoek van het CPT in mei 2021 en teneinde nadere vragen te stellen over waar de opgeëiste persoon gedetineerd zal raken, omdat niet gegarandeerd wordt dat hij in aanmerking komt voor een halfopen regime.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verstrekte informatie een eventueel algemeen gevaar wegneemt. Roemenië is druk bezig geweest met de implementatie van het actieplan om de detentie-instellingen te verbeteren en de Roemeense autoriteiten geven nu de garantie dat elke gedetineerde over een
personal spacevan 3m2 zal beschikken. De detentie-instellingen waar de opgeëiste persoon waarschijnlijk zal worden gedetineerd voldoen aan de gestelde eisen. Het is hierbij niet noodzakelijk dat dat de uitvaardigende justitiële autoriteit de garantie geeft dat de opgeëiste persoon in deze instellingen gedetineerd zal worden, het gaat om de locaties waar hij naar alle waarschijnlijkheid terecht zal komen. De lopende klacht bij het EHRM van de opgeëiste persoon kan geen reden zijn voor weigering van de overlevering. In de zaak van de opgeëiste persoon is melding gemaakt van een geweldsincident en is het incident niet verzwegen. Daarbij is onduidelijk wat de aanleiding van het incident is geweest.
De rechtbank overweegt als volgt. De aanvullende informatie van 14 juni 2021 is verstrekt door de uitvaardigende justitiële autoriteit. Met de officier van justitie stelt de rechtbank vast dat evenals in de uitspraak van 6 april 2021 ECLI:NL:RBAMS:2021:1626) informatie is verstrekt omtrent de persoonlijke ruimte van gedetineerden in het semi-open regime, in casu in detentie-instelling Bistrita. De rechtbank beschikt niet over objectieve en actuele gegevens met betrekking tot de detentie-instellingen waar de opgeëiste persoon zal worden geplaatst als hij na een vijfde van zijn straf naar het open regime kan – Rahova Penitentiary (quarantaine), Bistrita Penitentiary semi-open regime en Bistrita Penitentiary open-regime – die de verstrekte informatie van 14 juni 2021 tegenspreken. Dit leidt tot het oordeel dat voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat dat zijn door het Handvest gewaarborgde grondrechten zullen worden geschonden. De persoonlijke situatie van de opgeëiste persoon, het feit dat hij na een vermeende mishandeling een klacht heeft ingediend bij het EHRM, maakt ook niet dat sprake is van een individueel gevaar met betrekking tot mishandeling. Na het geweldsincident is melding gemaakt en is een medische rapportage opgemaakt, die door de raadsman aan de rechtbank is overgelegd. De rechtbank heeft geen reden om aan te nemen dat de klachtenprocedures in de hiervoor genoemde detentie-instellingen onvoldoende bescherming bieden aan de opgeëiste persoon. De detentieomstandigheden vormen dan ook geen beletsel voor het toestaan van de overlevering. Het verweer wordt verworpen.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 285 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering
[opgeëiste persoon]aan de
Judecatoria Cluj-Napoca.
Aldus gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en H.G. van der Wilt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Spanjaart, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 13 juli 2021.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.