ECLI:NL:RBAMS:2021:4415

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 augustus 2021
Publicatiedatum
23 augustus 2021
Zaaknummer
13/845099-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in vervolging van ontbonden rechtspersoon

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 augustus 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een rechtspersoon, aangeduid als [naam bv]. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gehouden op 6 augustus 2021, waarbij de officier van justitie, mr. O.J.M. van der Bijl, en de vertegenwoordiger van de rechtspersoon, de heer [bestuurder bv], aanwezig waren. De zaak werd gelijktijdig behandeld met een andere zaak tegen de bestuurder van de rechtspersoon.

De tenlastelegging tegen [naam bv] betrof het opzettelijk indienen van onjuiste of onvolledige aangiften loonbelasting over de jaren 2013 tot en met 2016, wat resulteerde in te weinig geheven belasting. De officier van justitie stelde dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard moest worden, omdat de rechtspersoon inmiddels failliet was verklaard. De rechtbank oordeelde echter dat het Openbaar Ministerie om een andere reden niet-ontvankelijk was in de vervolging.

De rechtbank constateerde dat [naam bv] op 12 mei 2020 was ontbonden en op 13 mei 2020 uit het handelsregister was geschrapt. De dagvaarding was op 9 juli 2021 betekend, en op dat moment was voor derden al kenbaar dat de vennootschap was ontbonden. Gezien de rechtspraak van de Hoge Raad mag het Openbaar Ministerie niet vervolgen als het voor derden kenbaar is dat een rechtspersoon is ontbonden. De rechtbank concludeerde dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moest worden verklaard in de vervolging van [naam bv].

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/845099-19
Datum uitspraak: 20 augustus 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[naam bv],
opgeroepen op het adres [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
6 augustus 2021. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. O.J.M. van der Bijl en van wat de vertegenwoordiger van de rechtspersoon de heer [bestuurder bv] en de raadsman mr. C.J.B. Rijser naar voren hebben gebracht.
De zaak is tegelijk behandeld met de zaak tegen [bestuurder bv] , bestuurder en enig aandeelhouder van [naam bv] (13/845098-15). De rechtbank doet vandaag in beide zaken uitspraak.

2.Tenlastelegging

Aan [naam bv] is kort gezegd ten laste gelegd dat zij in de periode van 27 februari 2013 tot en met 1 februari 2018 opzettelijk onjuiste of onvolledige bij de belastingwet voorziene aangiften heeft gedaan, te weten de maandaangiften loonbelasting over de jaren 2013 tot en met 2016, welk feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven.
De tenlastelegging staat in de bijlage.

3.Ontvankelijkheid Openbaar Ministerie

3.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Alhoewel de tenlastegelegde feiten kunnen worden toegerekend aan de rechtspersoon, is er geen belang meer voor de vervolging omdat [naam bv] inmiddels failliet is verklaard.
3.2.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt, om een andere reden dan de officier van justitie, dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging van verdachte.
In het dossier zit een uittreksel van de Kamer van Koophandel van 16 juli 2021. Daaruit blijkt dat [naam bv] per 12 mei 2020 is ontbonden. De vennootschap is per 13 mei 2020 daadwerkelijk uitgeschreven uit het handelsregister.
De dagvaarding in deze zaak is op 9 juli 2021 betekend.
Uit de rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat als het Openbaar Ministerie niet meer mag vervolgen als op het moment dat een vervolging wordt begonnen voor derden kenbaar is dat een rechtspersoon is ontbonden. [1]
In het dossier zitten geen aanknopingspunten dat de vervolging eerder dan 9 juli 2021 zou zijn begonnen. Op 9 juli 2021 was voor derden al kenbaar dat de vennootschap was ontbonden, zodat op dat moment het Openbaar Ministerie de ontbonden rechtspersoon niet meer mocht vervolgen.

4.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.H. Marcus, voorzitter,
mrs. J. Huber en A.C.J. Klaver, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.F. van Lier, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 augustus 2021.

Voetnoten

1.Hoge Raad 2 oktober 2017, NJ 2008, 555 (ECLI:NL:HR:2007:BA5825).