ECLI:NL:RBAMS:2021:4415
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in vervolging van ontbonden rechtspersoon
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 augustus 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een rechtspersoon, aangeduid als [naam bv]. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gehouden op 6 augustus 2021, waarbij de officier van justitie, mr. O.J.M. van der Bijl, en de vertegenwoordiger van de rechtspersoon, de heer [bestuurder bv], aanwezig waren. De zaak werd gelijktijdig behandeld met een andere zaak tegen de bestuurder van de rechtspersoon.
De tenlastelegging tegen [naam bv] betrof het opzettelijk indienen van onjuiste of onvolledige aangiften loonbelasting over de jaren 2013 tot en met 2016, wat resulteerde in te weinig geheven belasting. De officier van justitie stelde dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard moest worden, omdat de rechtspersoon inmiddels failliet was verklaard. De rechtbank oordeelde echter dat het Openbaar Ministerie om een andere reden niet-ontvankelijk was in de vervolging.
De rechtbank constateerde dat [naam bv] op 12 mei 2020 was ontbonden en op 13 mei 2020 uit het handelsregister was geschrapt. De dagvaarding was op 9 juli 2021 betekend, en op dat moment was voor derden al kenbaar dat de vennootschap was ontbonden. Gezien de rechtspraak van de Hoge Raad mag het Openbaar Ministerie niet vervolgen als het voor derden kenbaar is dat een rechtspersoon is ontbonden. De rechtbank concludeerde dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moest worden verklaard in de vervolging van [naam bv].