8.4.De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapporten van 27 januari 2020, 6 april 2020 en 15 februari 2021 gemotiveerd waarom gedurende de wachttijd voor de WIA bij de werkneemster geen sprake was van re-integratie blokkerende items op het vlak van het concentreren en verdelen van de aandacht. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep moet het bij het vasthouden van de aandacht gaan om ernstige beperkingen, waarbij van belang is of de werkneemster een half uur haar aandacht kan vasthouden. Er is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen aanwijzing dat dit beperkt is. Dit blijkt niet uit de gegevens van de bedrijfsarts en evenmin uit het onderzoek door de primaire verzekeringsarts en de op initiatief van eiseres uitgevoerde expertise door HSK. Zo zijn er in het rapport van HSK geen onderzoeksbevindingen beschreven, zoals bijvoorbeeld de waarnemingen die de onderzoeker deed tijdens de expertise op het gebied van concentreren, oriëntatie en geheugen. Verder is er door HSK wel onderzoek gedaan aan de hand van verschillende testen, maar waren deze niet gericht op het cognitief functioneren (vasthouden van de aandacht en het geheugen) van de werkneemster. De testen die wel door HSK zijn gedaan, zijn met name persoonlijkheidstesten. Dit soort testen zijn niet goed uit te voeren als de concentratie beduidend gestoord is, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De aangegeven beperkingen zijn dus niet objectief medisch onderbouwd. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de werkneemster voorheen op een hoog niveau gefunctioneerd en heeft zij vervolgens beperkingen gekregen die nog boven de normaalwaarde van het CBBS vallen ten aanzien van het vasthouden en verdelen van de aandacht alsmede het geheugen. De beperkingen in de rubrieken 1.1, 1.2 en 1.3 van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) hebben betrekking op ernstige cognitieve problemen, wat volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep bij de werkneemster dus niet aan de orde is.
9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende overtuigend gemotiveerd dat gedurende de wachttijd voor de WIA bij de werkneemster geen sprake was van reintegratie blokkerende items als concentreren en verdelen van de aandacht. Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd waarom hierbij niet moet worden uitgegaan van de door eiseres ingeschakelde expertise van HSK. De door de verzekeringsarts bezwaar en beroep opgestelde rapporten voldoen aan de daaraan te stellen eisen. In de wachttijd voor de WIA is de werkneemster, zij het met beperkingen, daarmee belastbaar geweest voor arbeid. Dit betekent dat, omdat eiseres ten onrechte is uitgegaan van de re-integratie blokkerende items, er geen toeleiding naar ander werk elders of solliciteren naar betaald werk heeft plaatsgevonden. Gelet hierop is geen sprake van een (gedeeltelijke) werkhervatting die aansluit bij de resterende functionele mogelijkheden van de werknemer. De arbeidsdeskundige heeft voldoende onderbouwd dat hierdoor re-integratiekansen zijn gemist.
10. De rechtbank is verder van oordeel dat eiseres zonder deugdelijke grond onvoldoende re‑integratie-inspanningen heeft verricht. Op grond van vaste rechtspraakligt de verantwoordelijkheid voor de re-integratie bij de werkgever en is het voor risico van de werkgever dat hij afgaat op een advies van een door hem ingeschakelde bedrijfsarts dat later onjuist of onvoldoende onderbouwd blijkt te zijn geweest.
11. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Hoewel de rechtbank aanleiding heeft gezien de verzekeringsarts bezwaar en beroep om een nadere toelichting te vragen, ziet de rechtbank geen reden daaraan de gevolgtrekking te verbinden dat het bestreden besluit onvoldoende of ondeugdelijk is gemotiveerd. Deels houdt dit verband met de omstandigheid dat het complete rapport van HSK niet beschikbaar was, deels met de omstandigheid dat de nadere motivering door de verzekeringsarts bezwaar en beroep in essentie geen andere is dan deze in eerste instantie heeft gegeven. Zoals boven overwogen, acht de rechtbank die motivering toereikend en deugdelijk.
12. Voor een veroordeling in de proceskosten of vergoeding van het griffierecht bestaat is geen aanleiding.