In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 6 augustus 2021 uitspraak gedaan in een herzieningsverzoek van eiseres, die in Marokko woont. Eiseres had eerder een AOW-pensioen aangevraagd, welke aanvraag op 28 mei 2018 door de Sociale Verzekeringsbank (Svb) was afgewezen. Eiseres verzocht de Svb om herziening van dit besluit, maar de Svb heeft dit verzoek op 12 september 2019 afgewezen, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die de eerdere beslissing konden onderbouwen. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 15 juli 2021, waar eiseres werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde, werd de zaak behandeld. De Svb was niet aanwezig. Eiseres voerde aan dat er bewijsstukken waren die aantoonden dat haar overleden echtgenoot in Nederland had gewoond en gewerkt, maar de rechtbank oordeelde dat de Svb terecht had vastgesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden waren. De rechtbank concludeerde dat de stukken die eiseres had overgelegd, reeds bekend waren bij de Svb tijdens de eerdere aanvraag.
De rechtbank heeft ook beoordeeld of het bestreden besluit evident onredelijk was, maar vond geen aanleiding om aan te nemen dat de Svb onterecht had gehandeld. Eiseres had geen recht op AOW, zowel voor het verleden als voor de toekomst, omdat er onvoldoende bewijs was dat haar echtgenoot in Nederland had gewoond of gewerkt. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk kreeg en er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.