In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 16 augustus 2021 uitspraak gedaan in een beroep van [eiseres] tegen een besluit van het CAK. Het CAK had op 4 juni 2020 een boete van € 410,49 opgelegd aan [eiseres] omdat zij geen zorgverzekering had afgesloten. Na een bezwaarprocedure verklaarde het CAK het bezwaar ongegrond. Hierop heeft [eiseres] beroep ingesteld bij de rechtbank.
Tijdens de zitting op 16 augustus 2021, die via videoverbinding plaatsvond, heeft [eiseres] haar standpunt toegelicht, terwijl het CAK werd vertegenwoordigd door een gemachtigde. De rechtbank heeft vastgesteld dat [eiseres] op 3 juni 2020 met terugwerkende kracht een zorgverzekering heeft afgesloten, die inging op 28 mei 2020. Dit gebeurde binnen de wettelijke termijn van drie maanden na de waarschuwing van het CAK op 28 januari 2020.
De rechtbank oordeelde dat de boete onterecht was opgelegd, omdat de zorgverzekering tijdig was afgesloten volgens de wet. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het primaire besluit herroepen. Tevens is het CAK opgedragen het betaalde griffierecht van € 48,- aan [eiseres] te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. T.L. Fernig-Rocour, rechter, in aanwezigheid van mr. J.B. Bosma, griffier.