ECLI:NL:RBAMS:2021:4712

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 september 2021
Publicatiedatum
2 september 2021
Zaaknummer
CV 20-15355
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve toetsing van verstek in een geschil over energielevering en informatieverplichtingen

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam, vorderden de eisers, Vattenfall Warmte N.V. en Vattenfall Sales Nederland N.V., betaling van een achterstallige hoofdsom van € 448,11, vermeerderd met rente en kosten, van de gedaagde, die niet verschenen was. De eisers stelden dat de gedaagde, vermoedelijk een consument, zijn verplichtingen uit een overeenkomst voor de levering van energie niet was nagekomen. De kantonrechter heeft ambtshalve onderzocht of de informatieverplichtingen die op de handelaar rusten, zijn nageleefd, en of de bedingen in de overeenkomst niet oneerlijk zijn in de zin van de Richtlijn 93/13 EG.

De kantonrechter oordeelde dat de eisers onvoldoende bewijs hadden geleverd van de naleving van de precontractuele informatieverplichtingen. De eisers hadden weliswaar een bevestigingsbrief en bijlagen overgelegd, maar de kantonrechter vond dat er geen concrete gegevens waren over het telefoongesprek waarin de overeenkomst was gesloten. Dit gebrek aan informatie leidde tot de conclusie dat de vordering niet zonder meer kon worden toegewezen.

Uiteindelijk werd de hoofdsom gedeeltelijk toegewezen, waarbij de kantonrechter 10% van de hoofdsom afwees als een evenredige sanctie. De gedaagde werd veroordeeld tot betaling van € 115,30 aan hoofdsom en € 48,40 aan buitengerechtelijke kosten, met compensatie van de proceskosten. De kantonrechter verklaarde de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 8721193 CV EXPL 20-15355
vonnis van: 9 september 2021
fno.: 48614

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

1. de naamloze vennootschap

VATTENFALL SALES NEDERLAND N.V.

2. de naamloze vennootschapVATTENFALL WARMTE N.V.
beiden gevestigd te Amsterdam
eisers
gemachtigde: LAVG Gerechtsdeurwaarders (Groningen)
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]
gedaagde
niet verschenen

Verloop van de procedure

Bij exploot van dagvaarding van 7 augustus 2020, met producties, vordert Vattenfall zoals in de dagvaarding nader omschreven.
Gedaagde heeft geen uitstel verzocht en evenmin geantwoord. Tegen gedaagde is verstek verleend.

Gronden van de beslissing

1. Eisers vorderen gedaagde te veroordelen tot betaling van € 448,11 aan hoofdsom, te vermeerderen met rente en kosten. Eiseres sub 2 vordert verder – kort gezegd – ontbinding van de overeenkomst met een machtiging om zelf datgene te bewerkstelligen waartoe gedaagde is gehouden maar niet aan heeft voldaan.
2. Ter toelichting van de vordering hebben eisers een overzicht overgelegd waarop te zien is dat gedaagde heeft nagelaten (een deel van) de termijnfacturen van augustus tot en met december 2018 te voldoen. Eisers hebben daarnaast meerdere aanmaningen overgelegd, waaronder één van 5 september 2019. Volgens eisers is de overeenkomst met eiseres sub 1, die de levering van energie verzorgt, op
21 januari 2019 beëindigd vanwege wanbetaling van gedaagde.
3. Gedaagde is een consument, althans wordt vermoed consument te zijn. In dat geval moet de kantonrechter ambtshalve onderzoeken of de bedingen die in de tussen partijen gesloten overeenkomst staan niet oneerlijk zijn in de zin van Richtlijn 93/13 EG (richtlijn oneerlijke bedingen). De kantonrechter moet ook ambtshalve onderzoeken of de op de handelaar rustende informatieverplichtingen zijn nageleefd.
4. Het doel van artikel 6:230m lid 1 BW is om de consument de mogelijkheid te geven een weloverwogen besluit te nemen over zijn aankoop. Een verwijzing achteraf naar waar de informatie als bedoeld in artikel 6:230m lid 1 BW op de website dan wel in de algemene voorwaarden kan worden gevonden is, gelet op voornoemd doel, in beginsel niet afdoende.

De precontractuele informatieverplichtingen

5. Volgens eisers gaat het hier om een overeenkomst op afstand die, op initiatief van gedaagde, telefonisch is gesloten. Eisers stellen dat is voldaan aan de verplichtingen van artikel 6:230m en 230v BW en verwijzen naar een algemene toelichting, waarin zij onder meer stellen: “
De tijdens het telefoongesprek gedane mededelingen voldoen aan artikel 6:230m lid 1 BW en zijn vervolgens vastgelegd op een duurzame gegevensdrager, zijnde de bevestigingsbrief met in het verlengde daarvan het tariefoverzicht, de productvoorwaarden, de aanvullende voorwaarden en de eventuele Aansluit- en transportovereenkomst voor elektriciteit en/of gas.”
6. Om de vordering ambtshalve aan het consumentenrecht te kunnen toetsen dient de kantonrechter te beschikken over de voor de beslissing van belang zijnde feiten en stukken. Het algemene verhaal van eisers is daartoe niet voldoende. Eisers noemen geen datum van het telefoongesprek, noch zetten zij uiteen wat daarin is besproken en op welke manier concreet is voldaan aan de precontractuele verplichtingen van artikel 6:230m lid 1 BW.
De contractuele informatieverplichtingen
7. Wat betreft de contractuele informatieverplichtingen hebben eisers een op 28 juni 2017 gedateerde bevestigingsbrief overgelegd, met de daarbij onder meer verzonden bijlagen ‘Overzicht tarieven’, ‘Productvoorwaarden Warmte’, ‘Formulering annulering contract’ en ‘Algemene voorwaarden voor de levering van warmte aan kleinverbruikers’. Uit deze stukken volgt dat aan gedaagde na het sluiten van de overeenkomst de meest essentiële informatie als bedoeld in artikel 6:230m lid 1 BW, waaronder het herroepingsrecht, is verstrekt. De minder essentiële informatie over de klachten- en geschillenregeling is vermeld in de aan gedaagde gestuurde algemene voorwaarden.
8. Van de hiervoor genoemde verplichtingen mag niet ten nadele van consumenten worden afgeweken. Gelet op de jurisprudentie van het HvJ EU dient de sanctie als gevolg daarvan, voor zover de niet nakoming van deze informatieverplichtingen essentieel is voor de wilsvorming van de consument en voor het bereiken van het door de gemeenschapswetgever gewenste beschermingsniveau, doeltreffend, afschrikwekkend en evenredig te zijn (HvJ EU Martín, EU C-227/08, 17 december 2009).
9. Dit betekent dat de vordering niet zonder meer kan worden toegewezen. Daarvan zou immers een onjuist signaal uitgaan naar handelaren die wel volledig aan hun verplichtingen voldoen. Anderzijds kan een algehele afwijzing van de vordering niet als evenredig worden aangemerkt. Een en ander geeft aanleiding de hoofdsom gedeeltelijk af te wijzen. Afwijzing van 10% van de hoofdsom wordt onder de gegeven omstandigheden een doeltreffende, afschrikwekkende en evenredige sanctie geacht als hiervoor bedoeld.
10. Ten aanzien van de hoogte van de hoofdsom geldt dat uit productie 6 bij de dagvaarding blijkt dat in de berekende achterstand een bedrag van € 400,- aan buitengerechtelijke kosten is verwerkt (10x
Wettelijke incassokostenà € 40,-). Deze kosten zijn alleen toewijsbaar wanneer deze zijn toegelicht met een aanmaning die voldoet aan de voorwaarden als bedoeld in artikel 6:96 lid 6 BW. Van de door eisers overgelegde aanmaningen voldoen die van 4 september 2018 en 2 oktober 2018 aan deze voorwaarden, de overige overgelegde aanmaningen zien niet op deze in rekening gebrachte incassokosten of voldoen niet aan de voorwaarden. Gevolg hiervan is dat behoudens (2 x € 40,-=) € 80,- niet kan worden vastgesteld dat de overige buitengerechtelijke incassokosten ad € 320,- terecht in rekening zijn gebracht. Nu de betalingen van gedaagde partij wel op die buitengerechtelijke kosten zijn afgeboekt, dient dit bedrag op de hoofdsom in mindering te komen. Dan resteert een hoofdsom van € 128,11, waarop gelet op rov. 9 tevens 10% in mindering wordt gebracht.
10. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat aan hoofdsom een bedrag van € 115,30 toewijsbaar is. De gevorderde wettelijke rente wordt over dit bedrag toegewezen. De in het kader van deze procedure gevorderde buitengerechtelijke kosten worden over dit bedrag herberekend, zodat aan buitengerechtelijke kosten € 48,40 wordt toegewezen.
10. Ontbinding van de overeenkomst is gelet op de hoogte van de achterstand niet gerechtvaardigd. De vorderingen die daarop zien worden daarom afgewezen.
13. Gelet op de uitkomst van de procedure worden de proceskosten gecompenseerd.

BESLISSING

De kantonrechter:
veroordeelt gedaagde tot betaling aan eisers van:
  • € 115,30 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vervaldata van de facturen tot de voldoening;
  • € 48,40 aan buitengerechtelijke incassokosten;
compenseert de proceskosten, op die wijze dat elk van de partijen de eigen kosten draagt;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. A.W.J. Ros, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 september 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.