ECLI:NL:RBAMS:2021:487

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 februari 2021
Publicatiedatum
12 februari 2021
Zaaknummer
13/265538-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor heimelijk filmen van vrouwen in kleedkamer en doucheruimte van korfbalvereniging

Op 12 februari 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam een 31-jarige man veroordeeld tot 200 uur taakstraf, waarvan 100 uur voorwaardelijk, voor het heimelijk filmen van vrouwen in de kleedkamer en doucheruimte van een korfbalvereniging in Amsterdam. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk en wederrechtelijk gebruik heeft gemaakt van een technisch hulpmiddel om beelden te maken van vrouwen die zich in een niet voor het publiek toegankelijke ruimte bevonden. De feiten vonden plaats tussen 1 januari 2016 en 2 juli 2019. De rechtbank heeft de bekennende verklaring van de verdachte en de inhoud van het dossier als bewijs gebruikt. De officier van justitie had een taakstraf van 200 uur geëist, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en een ambulante behandelverplichting. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers, van wie veertien identificeerbaar waren. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de impact van de feiten op de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank legde een locatieverbod op voor de korfbalvereniging en bepaalde dat de verdachte zich moet houden aan de aanwijzingen van de reclassering. De vorderingen van de benadeelde partijen werden gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank onderscheid maakte tussen de speelsters van de thuisspelende en uitspelende club, gezien de ernst van de inbreuken op hun persoonlijke levenssfeer.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/265538-19
Datum uitspraak: 12 februari 2021
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboortegegevens] 1989,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 januari 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. W.J. Nijkerk, en van wat de gemachtigde raadsvrouw van verdachte, mr. H. de Kroon, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 2 juli 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, (telkens) gebruik makende van een technisch hulpmiddel, waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk van een of meer perso(o)n(en), te weten
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] en/of [slachtoffer 12] en/of [slachtoffer 13] en/of [slachtoffer 14] aanwezig op een andere niet voor het publiek toegankelijke plaats, te weten een (dames)kleedruimte en/of (dames)doucheruimte (van korfbalvereniging [korfbalvereniging] , vestiging [vestiging] ), (telkens) een of meer afbeelding(en) en/of filmbestand(en) heeft vervaardigd;
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 8 februari 2016 tot en met 2 juli 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, (telkens) gebruik makende van een technisch hulpmiddel, waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk van een of meer tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en), aanwezig op een andere niet voor het publiek toegankelijke plaats, te weten (dames)kleedruimte en/of (dames)doucheruimte van korfbalvereniging [korfbalvereniging] (vestiging [vestiging] ), (telkens) een of meer afbeelding(en) en/of filmbestand(en) heeft vervaardigd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat beide feiten kunnen worden bewezen, gelet op de inhoud van het dossier en de bekennende verklaring van verdachte.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat beide feiten kunnen worden bewezen.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt op grond van de inhoud van het dossier en de bekennende verklaring van verdachte tot een bewezenverklaring van beide feiten. Gelet op de standpunten van de officier van justitie en de raadsvrouw behoeft dit oordeel geen nadere motivering.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
1.
op tijdstippen gelegen in de periode van 1 januari 2016 tot en met 2 juli 2019 te Amsterdam, telkens gebruik makende van een technisch hulpmiddel, waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt, telkens opzettelijk en wederrechtelijk van personen, te weten [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 8] , [slachtoffer 9] , [slachtoffer 10] , [slachtoffer 11] , [slachtoffer 12] , [slachtoffer 13] en [slachtoffer 14] aanwezig op een andere niet voor het publiek toegankelijke plaats, te weten een dameskleedruimte en damesdoucheruimte van korfbalvereniging [korfbalvereniging] , vestiging [vestiging] , telkens afbeeldingen en filmbestanden heeft vervaardigd;
2.
op tijdstippen in de periode van 8 februari 2016 tot en met 2 juli 2019 te Amsterdam, telkens gebruik makende van een technisch hulpmiddel, waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt, telkens opzettelijk en wederrechtelijk tot op heden onbekend gebleven personen, aanwezig op een andere niet voor het publiek toegankelijke plaats, te weten een dameskleedruimte en damesdoucheruimte van korfbalvereniging [korfbalvereniging] vestiging [vestiging] , telkens afbeeldingen en filmbestanden heeft vervaardigd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

4.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 200 uur, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 100 dagen, waarvan een gedeelte, groot 100 uur, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Verder heeft de officier van justitie gevorderd hieraan de door Reclassering Nederland in haar adviesrapport van 27 januari 2021 geadviseerde bijzondere voorwaarden te verbinden, te weten een meldplicht en een ambulante behandelverplichting. Daarnaast moet aan verdachte een locatieverbod voor de korfbalvereniging [korfbalvereniging] worden opgelegd. De officier van justitie heeft gevorderd dat deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om de eis van de officier van justitie te matigen, omdat de gebeurtenissen grote impact op verdachte en diens leven hebben gehad. Een locatieverbod is volgens de raadsvrouw niet nodig, omdat verdachte niet meer in de buurt van de korfbalvereniging wil en zal komen.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich gedurende 3,5 jaar op verschillende momenten schuldig gemaakt aan het heimelijk filmen van vrouwen in de kleedkamer en doucheruimte van de korfbalvereniging waar hij zelf ook actief lid van was. Hij maakte voor het filmen gebruik van een bluetooth speaker met een ingebouwde camera, die hij met zijn telefoon aan kon zetten. Op deze manier heeft hij zowel korfbalsters van zijn eigen vereniging als korfbalsters van de bezoekende teams gefilmd terwijl zij naakt waren. Dat de opnamen zijn gemaakt in een omgeving waar de korfbalsters zich veilig en onbespied mochten wanen, rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. Door zo te handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van een aanzienlijk aantal vrouwen, van wie van veertien de identiteit bekend is geworden. Uit de toelichtingen op de vorderingen benadeelde partij is gebleken dat de gebeurtenissen een behoorlijke impact hebben gehad op de gefilmde vrouwen. Daarbij speelt ook een rol dat een deel van hen verdachte (goed) kende – sommigen waren zelfs van kind af aan met hem bevriend – en zij ook nog met hem omgingen in de periode waarin zij (naar achteraf is gebleken) door hem zijn gefilmd. Hoewel de rechtbank uit de reclasseringsrapporten een beeld heeft gekregen van het leven van verdachte, is nauwelijks naar voren gekomen waarom verdachte tot zijn handelingen is gekomen. Dat maakt het voor de rechtbank lastig in te schatten of er een kans is op herhaling.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank kennisgenomen van het
uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 21 januari 2021, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het adviesrapport van 16 maart 2020 van Reclassering Nederland en de aanvulling daarop van 27 januari 2021. In het aanvullende rapport wordt geadviseerd om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een ambulante behandelverplichting. In het rapport van 16 maart 2020 wordt gesproken over een locatieverbod ten aanzien van de korfbalvereniging, maar daar ziet slachtofferbescherming de noodzaak niet van in. Verdachte mijdt Amsterdam uit angst om bekenden tegen te komen. Indien de rechtbank van oordeel is dat een verbod toch geïndiceerd is, wordt in overweging gegeven een gebiedsverbod als vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
Alles afwegende acht de rechtbank een straf zoals geëist door de officier van justitie passend en geboden. De rechtbank zal daarbij de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden opleggen. Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat ook een locatieverbod moet worden opgelegd, nu onvoldoende is gebleken in hoeverre het recidivegevaar is afgenomen. De rechtbank zal dit locatieverbod opleggen in de vorm van een bijzondere voorwaarde.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren, nu niet is voldaan aan het wettelijk criterium uit artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
STK Tunerversterker (Omschrijving: 5762733, merk: Merkloos Bluetooth S)
1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: 5772271, merk: Apple Iphone)
1 STK Computer (Omschrijving: 5772282, merk: Hp Probook 4330s)
1 STK Computer (Omschrijving: 5772284, merk: Lenovo 90g9)
1 STK Computer (Omschrijving: 5772288, merk: Sony Vgnnr38m)
1 STK Computer (Omschrijving: 5772293, merk: Acer)
1 STK Harddisk (Omschrijving: 5772298, merk: Lacie)
1 STK Harddisk (Omschrijving: 5772302, merk: Seagate)
1 STK Randapparatuur (Omschrijving: 5780251, merk: Sandisk Ultra)
8.1.
Onttrekking aan het verkeer
De onder nummers 1 tot en met 8 inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, dienen onttrokken te worden aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen het onder 1 en 2 bewezen geachte is begaan.
8.2.
Teruggave
Het onder nummer 9 inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp dient te worden teruggegeven aan verdachte.

9.Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

9.1.
Vorderingen
De benadeelde partij
[slachtoffer 5]vordert
€ 62,72 aan vergoeding van materiële schade en
€ 1050,- aan vergoeding van immateriële schade.
De benadeelde partij
[slachtoffer 9]vordert
€ 515,- aan vergoeding van immateriële schade.
De benadeelde partij
[slachtoffer 8]vordert
€ 12,88 aan vergoeding van materiële schade en
€ 515,- aan vergoeding van immateriële schade.
De benadeelde partij
[slachtoffer 14]vordert
€ 155,84 aan vergoeding van materiële schade en
€ 515,- aan vergoeding van immateriële schade.
De benadeelde partij
[slachtoffer 1]vordert
€ 1050,- aan vergoeding van immateriële schade.
De benadeelde partij
[slachtoffer 11]vordert
€ 1050,- aan vergoeding van immateriële schade.
De benadeelde partij
[slachtoffer 13]vordert
€ 45,58 aan vergoeding van materiële schade en
€ 515,- aan vergoeding van immateriële schade.
De benadeelde partij
[slachtoffer 6]vordert
€ 1050,- aan vergoeding van immateriële schade.
De benadeelde partij
[slachtoffer 3]vordert
€ 1050,- aan vergoeding van immateriële schade.
De benadeelde partij
[slachtoffer 7]vordert
€ 27,55 aan vergoeding van materiële schade en
€ 1050,- aan vergoeding van immateriële schade.
De benadeelde partij
[slachtoffer 10]vordert
€ 86,23 aan vergoeding van materiële schade en
€ 1050,- aan vergoeding van immateriële schade.
De benadeelde partij
[slachtoffer 2]
€ 515,- aan vergoeding van immateriële schade.
De benadeelde partijen hebben elk gevorderd de schadevergoeding te vermeerderen met de
wettelijke rente en aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
9.2.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van [slachtoffer 5] , [slachtoffer 8] , [slachtoffer 14] , [slachtoffer 13] , [slachtoffer 7] en [slachtoffer 10] ten aanzien van het materiële deel in het geheel kunnen worden toegewezen. Ten aanzien van de immateriële schade is het volgens de officier van justitie niet mogelijk om onderscheid in toegebracht leed te maken tussen de speelsters van de thuisspelende club die verdachte persoonlijk kennen en de speelsters van de uitspelende club. Immers is net zo goed verdedigbaar dat het juist erger is om door een wildvreemde heimelijk te worden gefilmd dan door iemand die je blijkt te kennen. Hij vindt voor alle benadeelde partijen een bedrag van € 400,- aan vergoeding van immateriële schade passend.
9.3.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de immateriële schade ook op het standpunt gesteld dat er geen onderscheid moet worden gemaakt tussen de speelsters van de thuisspelende club en de speelsters van de uitspelende club. Zij vindt voor alle benadeelde partijen een bedrag van € 285,- aan vergoeding van immateriële schade passend.
9.4.
Oordeel van de rechtbank
9.4.1.
Materiële schade
De vorderingen zijn ten aanzien van het materiële deel niet betwist. De gevorderde schadevergoeding voor zover deze ziet op de reiskosten voor het doen van aangifte door [slachtoffer 14] , [slachtoffer 13] en [slachtoffer 7] komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen.
De door [slachtoffer 5] , [slachtoffer 8] , [slachtoffer 14] , [slachtoffer 13] en [slachtoffer 10] gevorderde reiskosten gemaakt ten behoeve van de terechtzitting en de door [slachtoffer 10] gevorderde kosten voor het opnemen van verlofuren, zullen worden aangemerkt als proceskosten als hierna vermeld.
9.4.2.
Immateriële schade
Vast staat dat aan de benadeelde partijen door het onder 1 bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek hebben de benadeelde partijen recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien er een ernstige inbreuk is gepleegd op hun persoonlijke levenssfeer en lichamelijke integriteit.
Anders dan de officier van justitie en de raadsvrouw ziet de rechtbank aanleiding om bij het bepalen van de hoogte van de immateriële schade onderscheid te maken tussen de korfbalsters van de thuisspelende club, korfbalvereniging [korfbalvereniging] , en de korfbalsters van de uitspelende club om de volgende reden die ook namens deze benadeelde partijen naar voren is gebracht. Nu verdachte gedurende een aanzienlijke periode opnames heeft vervaardigd in de kleedruimte en doucheruimte van korfbalvereniging [korfbalvereniging] , is het aannemelijk dat de speelsters van die club meerdere keren zijn gefilmd. In die zin is er dus vaker een ernstige inbreuk gepleegd op hun persoonlijke levenssfeer en lichamelijke integriteit. De korfbalsters van [korfbalvereniging] komen daarom in aanmerking voor een hoger bedrag dan de korfbalsters van de uitspelende club.
De rechtbank begroot de immateriële schade voor de speelsters van korfbalvereniging [korfbalvereniging] , te weten [slachtoffer 5] , [slachtoffer 1] , [slachtoffer 11] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 7] en [slachtoffer 10] naar billijkheid op € 500,-.
De rechtbank begroot de immateriële schade van de speelsters van de uitspelende club, te weten [slachtoffer 9] , [slachtoffer 8] , [slachtoffer 14] , [slachtoffer 13] en [slachtoffer 2] naar billijkheid op € 350,-.
De benadeelde partijen zullen voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in de vorderingen. De benadeelde partijen kunnen dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
9.5.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien
verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36c, 36f, 57, 139f van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3.4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 en feit 2:
telkens: gebruik maken van een technisch hulpmiddel waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar is gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, aanwezig op een andere niet voor het publiek toegankelijke plaats, een afbeelding vervaardigen, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 200 (tweehonderd) uren.
Beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 100 (honderd) dagen.
Beveelt dat
een gedeelte, groot 100 (honderd) dagen,van deze taakstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Beveelt dat, als de veroordeelde het voorwaardelijk deel van de taakstraf bij tenuitvoerlegging niet naar behoren heeft verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 50 (vijftig) dagen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1.
Meldplicht
Veroordeelde houdt zich aan de aanwijzingen van Reclassering Nederland, gevestigd op het adres: Drechterwaard 102, 1824 DX te Alkmaar. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2.
Ambulante behandeling
Veroordeelde laat zich behandelen bij de forensische polikliniek van De Waag of een soortgelijke zorgverlener voor zolang de behandelaar dat in overleg met de reclassering nodig acht. De behandeling is reeds gestart. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
3.
Locatieverbod
Veroordeelde mag zich gedurende de proeftijd niet bevinden op het adres van de korfbalvereniging [korfbalvereniging] , [adres] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
4.
Andere voorwaarde het gedrag betreffende
Veroordeelde houdt zich aan de aanwijzingen van Reclassering Nederland het gedrag betreffende.
Geeft aan Reclassering Nederland de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
STK Tunerversterker (Omschrijving: 5762733, merk: Merkloos Bluetooth S)
1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: 5772271, merk: Apple Iphone)
1 STK Computer (Omschrijving: 5772282, merk: Hp Probook 4330s)
1 STK Computer (Omschrijving: 5772284, merk: Lenovo 90g9)
1 STK Computer (Omschrijving: 5772288, merk: Sony Vgnnr38m)
1 STK Computer (Omschrijving: 5772293, merk: Acer)
1 STK Harddisk (Omschrijving: 5772298, merk: Lacie)
1 STK Harddisk (Omschrijving: 5772302, merk: Seagate)
Gelast de teruggave aan [verdachte] van: 1 STK Randapparatuur (Omschrijving: 5780251, merk: Sandisk Ultra)
Benadeelde partij [slachtoffer 5]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] toe tot een bedrag van € 500,- (vijfhonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 januari 2016, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer 5] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op € 62,72 (
reiskosten zitting).
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 5] aan de Staat € 500,- (vijfhonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 januari 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 10 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Benadeelde partij [slachtoffer 9]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 9] toe tot een bedrag van € 350,- (driehonderdvijftig euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 12 mei 2019, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer 9] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 9] aan de Staat € 350,- (driehonderdvijftig euro) aan vergoeding van immateriële schade te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 12 mei 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 7 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Benadeelde partij [slachtoffer 8]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 8] toe tot een bedrag van € 350,- (driehonderdvijftig euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 12 mei 2019, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer 8] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op € 12,88 (
reiskosten zitting).
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 8] aan de Staat € 350,- (driehonderdvijftig euro) aan vergoeding van immateriële schade te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 12 mei 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 7 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Benadeelde partij [slachtoffer 14]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 14] toe tot een bedrag van € 77,84 (zevenenzeventig euro en vierentachtig eurocent) aan vergoeding van materiële schade (
post 1: reiskosten aangifte) en € 350,- (driehonderdvijftig euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 12 mei 2019, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer 14] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op € 77,84
(reiskosten zitting).
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 14] aan de Staat € 77,84 (zevenenzeventig euro en vierentachtig eurocent) aan vergoeding van materiële schade en € 350,- (driehonderdvijftig euro) aan vergoeding van immateriële schade te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 12 mei 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 8 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 500,- (vijfhonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 januari 2016, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer 1] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 500,- (vijfhonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 januari 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 10 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Benadeelde partij [slachtoffer 11]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 11] toe tot een bedrag van € 500,- (vijfhonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 januari 2016, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer 11] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 11] aan de Staat € 500,- (vijfhonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 januari 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 10 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Benadeelde partij [slachtoffer 13]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 13] toe tot een bedrag van € 22,85 (tweeëntwintig euro en vijfentachtig eurocent) aan vergoeding van materiële schade (
post 1: reiskosten aangifte) en € 350,- (driehonderdvijftig euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 12 mei 2019, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer 13] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op € 22,74
(reiskosten zitting).
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 13] aan de Staat € 22,85 (tweeëntwintig euro en vijfentachtig eurocent) aan vergoeding van materiële schade en € 350,- (driehonderdvijftig euro) aan vergoeding van immateriële schade te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 12 mei 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 7 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Benadeelde partij [slachtoffer 6]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6] toe tot een bedrag van € 500,- (vijfhonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 januari 2016, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer 6] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 6] aan de Staat € 500,- (vijfhonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 januari 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 10 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] toe tot een bedrag van € 500,- (vijfhonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 januari 2016, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer 3] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 3] aan de Staat € 500,- (vijfhonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 januari 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 10 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Benadeelde partij [slachtoffer 7]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7] toe tot een bedrag van € 27,55 (zevenentwintig euro en vijfenvijftig eurocent) aan vergoeding van materiële schade (
post 1: reiskosten aangifte) en € 500,- (vijfhonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 januari 2016, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer 7] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 7] aan de Staat € 27,55 (zevenentwintig euro en vijfenvijftig eurocent) aan vergoeding van materiële schade en € 500,- (vijfhonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 januari 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 10 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Benadeelde partij [slachtoffer 10]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 10] toe tot een bedrag van € 500,- (vijfhonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 januari 2016, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer 10] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op € 86,59 (
reiskosten zitting € 31,75 en verlofuren € 54,84).
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 10] aan de Staat € 500,- (vijfhonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 januari 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 10 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 350,- (driehonderdvijftig euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 12 mei 2019, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer 2] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 350,- (driehonderdvijftig euro) aan vergoeding van immateriële schade te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 12 mei 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 7 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. S. Djebali, voorzitter,
mrs. M.A.E. Somsen en L. Dolfing, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. van Gerven, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 februari 2021.