ECLI:NL:RBAMS:2021:4932

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 september 2021
Publicatiedatum
8 september 2021
Zaaknummer
C/13/704809 / KG ZA 21-615
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over omgangsregeling tussen ouders na scheiding

In deze zaak, die op 8 september 2021 door de Rechtbank Amsterdam is behandeld, gaat het om een kort geding tussen twee ouders, [eiser] en [gedaagde], over de nakoming van een omgangsregeling voor hun twee kinderen. De ouders hebben sinds 2010 een verbroken relatie en hebben gezamenlijk gezag over hun kinderen, geboren in 2004 en 2010. De omgangsregeling, vastgesteld in een beschikking van de rechtbank Noord-Nederland op 16 februari 2016, houdt in dat de kinderen één weekend in de veertien dagen bij [eiser] verblijven. [eiser] vordert in dit kort geding dat [gedaagde] deze regeling nakomt, terwijl [gedaagde] verweer voert en een tegenvordering indient om de regeling te wijzigen.

Tijdens de zitting op 25 augustus 2021 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. [eiser] heeft aangegeven dat hij de kinderen niet heeft gezien in de weken voorafgaand aan de zitting, terwijl [gedaagde] aanvoert dat zij door persoonlijke omstandigheden niet in staat is om de regeling na te komen. De voorzieningenrechter heeft in zijn vonnis geoordeeld dat de bestaande omgangsregeling moet worden nagekomen, maar zonder dat hieraan een dwangsom wordt verbonden. Dit omdat [gedaagde] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij op dit moment niet in staat is om de regeling volledig na te komen, en een veroordeling tot nakoming met dwangsom zou leiden tot executieproblemen.

De voorzieningenrechter heeft de proceskosten tussen partijen verrekend, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. In reconventie heeft de rechter de vordering van [gedaagde] om de omgangsregeling te wijzigen afgewezen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden nageleefd, ook al kan er nog hoger beroep worden ingesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/704809 / KG ZA 21-615 AB/MAH
Vonnis in kort geding van 8 september 2021
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie bij dagvaarding van 17 augustus 2021,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. R.M.A. Arnoldus te Groningen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. M.S. Gerson te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Bij de zitting van 25 augustus 2021 waren partijen en hun advocaten aanwezig. [eiser] heeft de vorderingen zoals omschreven in de dagvaarding toegelicht en [gedaagde] haar op 23 augustus 2021 ingediende tegenvordering (reconventie). Partijen hebben over en weer verweer gevoerd, [gedaagde] mede aan de hand van een tevoren ingediende conclusie van antwoord. Beide partijen hebben een pleitnota ingediend en [eiser] ook producties.
1.2.
Aan het eind van de zitting is afgesproken dat de zaak pro forma zou worden aangehouden tot 1 september 2021 voor overleg tussen partijen over de uitvoering van de omgangsregeling. Bij e-mail van 1 september 2021 heeft
mr. Arnoldus bericht dat partijen er niet uit zijn gekomen. Hij heeft vonnis gevraagd.
1.3.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben twee kinderen:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedag] 2004 te [geboorteplaats] , en
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedag] 2010 te [geboorteplaats] .
De relatie is in 2010 verbroken. De ouders hebben sinds 16 februari 2016 gezamenlijk gezag.
2.2.
Tot 2010 woonden partijen samen met de kinderen in [woonplaats] . De kinderen wonen nu bij hun moeder in [woonplaats] , samen met haar twee jongere kinderen (5 en 2 jaar) uit een volgende (en inmiddels eveneens verbroken) relatie. [eiser] woont in [woonplaats] met zijn nieuwe partner en haar twee kinderen. Hij betaalt geen kinderalimentatie voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.3.
Bij beschikking van 16 februari 2016 van de rechtbank Noord-Nederland is bepaald dat de kinderen bij [eiser] zijn:
  • één weekend in de veertien dagen van vrijdag 16.00 uur tot zondag 18:00 uur, en
  • de helft van de schoolvakanties.
2.4.
Bij vonnis van 10 juni 2016 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank bepaald dat [eiser] eenmalig de keuze mag maken tussen:
eens in de twee weken op vrijdag 16:00 de kinderen in [woonplaats moeder] ophalen, waarbij de kinderen zondag 18:00 uur in [woonplaats vader] door (iemand namens) [gedaagde] worden opgehaald, of
de overdracht van de kinderen vindt plaats op vrijdag eens in de twee weken om 19:00 uur en de daarop volgende zondag om 18:00 uur, telkens in [plaats] .
2.5.
In de praktijk hebben partijen dit zo uitgevoerd dat [gedaagde] de kinderen vrijdag 19:00 in [plaats] overdraagt aan [eiser] , die ze daar dan zondag 18:00 uur weer overdraagt aan [gedaagde] .
2.6.
De beschikking van 16 februari 2016 is in hoger beroep op 27 november 2017 bekrachtigd.

3.Het geschil

in conventie:
3.1.
[eiser] vordert nakoming van de bestaande zorg- en contactregeling, die inhoudt dat [gedaagde] de kinderen eens in de veertien dagen op vrijdag om 19:00 uur naar [plaats] brengt, zodat hij de kinderen dan kan meenemen naar [woonplaats vader] , waarna hij de kinderen de daaropvolgende zondag om 18:00 uur in [plaats] weer aan [gedaagde] overdraagt, een en ander op straffe van dwangsommen en met veroordeling van [gedaagde] in de proces- en nakosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie:
3.4.
[gedaagde] vordert de beschikking van 16 februari 2016 van de rechtbank Noord-Nederland en het vonnis van de voorzieningenrechter van 10 juni 2016 van de rechtbank Amsterdam deels te wijzigen en te bepalen dat [eiser] de kinderen moet halen in [woonplaats moeder] en hen na de omgang terug dient te brengen, en/of te bepalen dat hij de helft van de kosten van het openbaar vervoer voor de kinderen moet dragen, althans een in goede justitie te bepalen haal- en/of breng-regeling te bepalen, een en ander met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
3.5.
[eiser] voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie:

4.1.
Uitgangspunt in dit kort geding is de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland van 16 februari 2016, waarin is bepaald dat de kinderen één weekend in de veertien dagen van vrijdag 16.00 uur tot zondag18:00 uur bij [eiser] zijn. Die beslissing moet worden nagekomen. [eiser] heeft daar een spoedeisend belang bij. Hij heeft de kinderen weliswaar in de afgelopen drie weken vanwege de vakantie gezien, maar daarvoor vijf weken niet. Als [gedaagde] niet langer in staat is de omgangsregeling na te komen, dan zal zij bij de bodemrechter wijziging daarvan moeten verzoeken, maar zich totdat het zover is tot het uiterste moeten inspannen opdat de kinderen eens per veertien dagen hun vader zien.
4.2.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat zij geen auto meer heeft, dat de verhouding met haar laatste vriend, die de kinderen vaak reed, is uitgegaan en dat van haar ouders niet langer kan worden gevergd om telkens in te springen. Zij heeft nog twee jonge kinderen thuis en moet op alle vrije momenten werken om rond te komen. Een huurauto kan zij niet betalen.
4.3.
Zoals ook op de zitting uitgebreid besproken, zit het probleem vooral in de uitvoering. Als [minderjarige 1] mee gaat kunnen beide kinderen in de daluren tegen een goedkoop tarief met de trein. Die is echter 17 en heeft in het weekend soms andere plannen, waarvoor zij volgens beide ouders de ruimte moet krijgen. Het is ook niet de bedoeling dat zij verantwoordelijk wordt gemaakt voor het vervoerprobleem.
Een andere mogelijkheid is dat de ene ouder de hele route op vrijdag rijdt of laat rijden en de andere ouder op zondag. Ook zouden de ouders van [gedaagde] of derden wellicht nog een enkele keer kunnen inspringen. Het zal steeds weer een kwestie van maatwerk worden, waarbij beide ouders zich flexibel moeten opstellen. Hun is dringend verzocht om het op deze basis eens te worden, maar dat is helaas niet gelukt.
4.4.
Zulk veranderlijk maatwerk kan niet in een veroordeling worden neergelegd. [gedaagde] nu veroordelen om de omgangsregeling zoals die de laatste jaren is verlopen onverkort na te komen op straffe van een dwangsom is geen goede optie. Zij heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat het bij haar niet louter onwil is, maar dat zij op dit moment soms echt niet in staat is tot nakoming. Een dergelijke veroordeling zou alleen maar tot executieproblemen leiden. Om een duidelijk signaal te geven dat [gedaagde] niet achterover kan leunen, maar iedere keer haar uiterste best moet doen om een oplossing te vinden, zolang de bodemrechter geen andere regeling heeft vastgesteld, zal zij worden veroordeeld tot nakoming van de omgangsregeling zoals hierna is vermeld, maar zonder dat daaraan een dwangsom wordt verbonden.
4.5.
De proceskosten worden tussen partijen, die ex-partners zijn, verrekend zoals hierna is vermeld.
in reconventie:
4.6.
Als [eiser] een enkele keer uitkomst wil bieden door zowel de heen- als de terugweg voor zijn rekening te nemen, dan moet hij dat zeker doen. Er is echter geen grond om hem daartoe te veroordelen. Ook hij heeft beperkte financiële middelen en een nieuw gezin waarvoor hij verantwoordelijk is. Als de kinderen met de trein kunnen, dan zal de ouder die ze op de trein zet voor de kaartjes moeten zorgen. Een veroordeling is daartoe niet nodig. De vordering in reconventie wordt dan ook afgewezen.
4.7.
De proceskosten worden verrekend zoals hierna is vermeld.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot nakoming van de in de beschikking van 16 februari 2016 vastgestelde omgangsregeling, met dien verstande dat de kinderen één weekend in de veertien dagen van vrijdagavond tot zondag 18:00 uur bij [eiser] zijn en de helft van de schoolvakanties;
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
verrekent de proceskosten in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie:
5.5.
weigert de gevraagde voorzieningen;
5.6.
verrekent de proceskosten in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Beukenhorst, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.A.H. Verburgh, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 september 2021. [1]

Voetnoten

1.type: MAH