Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[eiser sub 2],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 15 april 2020,
- de conclusie van antwoord tevens conclusie van eis in reconventie,
- de conclusie van antwoord in reconventie,
- het B11 formulier van 25 november 2020, houdende bezwaar van mr. Beukers tegen de conclusie van antwoord in reconventie,
- het proces verbaal van de op 31 maart 2021 gehouden mondelinge behandeling,
- de brief van mr. Beukers van 13 april 2021 met een opmerking over het proces-verbaal.
2.De feiten
In artikel 1.1 van de Geheimhoudingsovereenkomst is het volgende bepaald:
“21 uur zei ik (…)Check je inbox”
“Check je email
“Hij is begonnen in een tijd dat de grenzen begonnen open te gaan.”
Aan de e-mail onder de naam [alias 1] was een document gehecht, getiteld “International Security and Fraud Alert - Iranian Fraud” (hierna het [alias 1] -rapport). Diezelfde dag is het [alias 1] -rapport gepubliceerd op een website. In het [alias 1] -rapport worden [eiser sub 2] en zijn broer [naam broer] en de ondernemingen [bedrijf 2] , [bedrijf] en [eiser sub 1] beschuldigd van fraude, oplichting, witwassen en/of nauwe banden met de Iraanse overheid. In het rapport zijn portretfoto’s van [eiser sub 2] en werknemers van [bedrijf 2] en [bedrijf] en [eiser sub 1] afgebeeld. Verder wordt in het [alias 1] -rapport gesteld dat [eiser sub 2] vanwege frauduleuze activiteiten een zeer luxe leven leidt. In dat kader worden onder meer privéadressen genoemd en foto’s afgebeeld van de appartementen waar hij woont of verblijft en de luxe auto’s waarin hij zou rijden.
3.De vorderingen en de standpunten van partijen in conventie
(i) [gedaagde] veroordeelt tot betaling van EUR 600.000, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 december 2017 tot de dag van algehele voldoening, althans een door de Rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 december 2017 tot de dag van algehele voldoening;
(ii) [gedaagde] veroordeelt tot betaling van de door [eiser sub 1] gemaakte beslagkosten.
(i) voor recht verklaart dat [gedaagde] onrechtmatig jegens hem gehandeld heeft en dat zij aansprakelijk is voor de dientengevolge door hem geleden schade;
(ii) [gedaagde] veroordeelt tot een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding;
(iii) [gedaagde] veroordeelt tot vergoeding van de door [eiser sub 2] geleden schade op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
Bovendien is [gedaagde] op grond van artikel 6:166 Burgerlijk Wetboek (BW) jegens [eiser sub 2] aansprakelijk voor schade omdat zij deel heeft uitgemaakt van de groep die de lastercampagne heeft gevoerd, en [eiser sub 2] door die lastercampagne grote schade heeft geleden, aldus [eisers] c.s.
[betrokkene 1] heeft zich jegens haar gepresenteerd als een medewerker van de Nederlandse en Amerikaanse geheime dienst en heeft haar verteld dat [eiser sub 2] aan het hoofd staat van een internationale criminele organisatie met als doel zoveel mogelijk geld van Nederlandse zakenlieden te verkrijgen. Volgens [betrokkene 1] zou [eiser sub 2] door de Islamitische Republiek Iran zijn getraind en zou zijn operatie door hen en de Iraanse Ambassade in Nederland (door het verstrekken van vervalste documenten) worden ondersteund.
Dat [betrokkene 2] , [betrokkene 1] en [gedaagde] na het vertrek van [gedaagde] bij [eiser sub 1] verschillende malen samen zijn gezien klopt, maar dat was volgens [gedaagde] omdat zij spraken over het plan om een beveiligingsbedrijf op te richten onder de naam Geosecurcorp. Dit bedrijf is uiteindelijk niet van de grond gekomen, aldus [gedaagde] . Zij ontkent betrokken te zijn geweest bij de totstandkoming van het [alias 1] -rapport of het Quote artikel.
4.De vorderingen en de standpunten van partijen in reconventie
5.De beoordeling in conventie
(i) op maandag 27 november 2017 de namen van investeerders van [bedrijf 2] ;
(“Deze geheimhoudingsplicht omvat tevens alle gegevens ….
In het normale spraakgebruik wordt als twee partijen een overeenkomst sluiten, met de term ‘derden’ bedoeld: iedereen behalve de partijen bij de overeenkomst. Denkbaar is niettemin dat voor bepaalde informatie zou kunnen gelden dat die naar zijn aard wel ter beschikking van andere werknemers mag worden gesteld, bijvoorbeeld omdat zij die informatie voor hun werk nodig hebben, maar niet aan personen buiten de onderneming. Dat dit gezien de inhoud van de geopenbaarde informatie in dit geval gold is echter niet gesteld of gebleken. De vraag of [betrokkene 1] ten tijde van het verstrekken van de informatie nog in dienst was van [eisers] c.s. is dus niet van belang.
- of de verstrekte informatie vertrouwelijk is in de zin van de Geheimhoudingsovereenkomst,
- of door het verstrekken van de informatie de Geheimhoudingsovereenkomst is overtreden en zo ja of een boete is verschuldigd,
- indien een boete verschuldigd is of er grond is voor matiging daarvan.
“ [eiser sub 1] en/of aan haar gelieerde ondernemingen”,maar dat hieruit niet kan worden afgeleid dat relaties van [eiser sub 2] (die niet tevens gelden als relaties van [eiser sub 1] of de gelieerde ondernemingen) ook onder de Geheimhoudingsovereenkomst vallen.
(i) op maandag 27 november 2017 de namen van investeerders van [bedrijf 2] ;
cliënten en/of andere relaties” van [eiser sub 1] of gelieerde ondernemingen, informatie daarover valt dus onder de Geheimhoudingsovereenkomst.
(ii) op maandag 27 november 2017 de adresgegevens van het appartement van [eiser sub 2] in [woonplaats] ;
schadekan ontstaan (zoals bedrijfsgeheimen, financiële, commerciële, operationele en organisatorische kennis en gegevens, geheime formules, uitvindingen, ontwerpen en gegevens over cliënten) en overige informatie waarvan dat minder duidelijk is (waaronder informatie over overige relaties). Het is juist die laatste soort informatie die door [gedaagde] is verstrekt.
Uit de stelling dat alleen [gedaagde] als ‘personal assistant’ van [eiser sub 2] beschikte over de contactgegevenslijst van [eiser sub 2] en dat de contacten van [eiser sub 2] de lasterlijke berichtgeving hebben ontvangen kan hooguit worden afgeleid dat het mogelijk is dat [betrokkene 1] die contactgegevens van [gedaagde] heeft verkregen. Dat is echter allerminst zeker. Bovendien volgt daaruit nog niet dat [gedaagde] wist of redelijkerwijs moest weten dat [betrokkene 1] een lastercampagne zou gaan voeren. Ook uit de ontmoetingen tussen [gedaagde] , [betrokkene 1] en [betrokkene 2] kan dat niet worden afgeleid.
6.De beoordeling in reconventie
[gedaagde] heeft geen nadeel van het bewijsbeslag nu dit rust op kopieën van bij haar in beslag genomen gegevens en nu [eisers] c.s. hiervan geen kennis kan nemen, tenzij het hof in hoger beroep anders zou beslissen dan de rechtbank. Zij heeft er in zoverre dus geen belang bij dat de opheffing van het bewijsbeslag uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard.
c.s. zou benadeeld worden door opheffing van het bewijsbeslag, uitvoerbaar bij voorraad. Dit leidt immers tot vernietiging van de in bewijsbeslag genomen gegevens. Als in hoger beroep anders over de incidentele vordering geoordeeld zou worden, zou zij daar niets aan hebben als de beslagen gegevens er niet meer zouden zijn.