In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan over de verrekening van zorgtoeslag 2019 met eerder toegekende zorgtoeslag. Eiseres, een inwoner van Amsterdam, had bezwaar gemaakt tegen de verrekening van haar zorgtoeslag 2019 met openstaande terugvorderingen van zorgtoeslag uit 2014 en 2015. De Belastingdienst/Toeslagen, als verweerder, had het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, met als argument dat de hoofdstukken 6 en 7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet van toepassing zijn op deze verrekeningsbeschikkingen. Dit betekent dat er geen bestuurlijke rechtsbeschermingsprocedure openstaat tegen een dergelijke verrekening, maar dat eiseres wel naar de civiele rechter kan stappen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de definitieve berekening van de zorgtoeslag over 2019 door verweerder is vastgesteld op € 2.314. Van dit bedrag heeft eiseres een uitbetaling van € 904 ontvangen, na verrekening met de openstaande vorderingen. Eiseres heeft betoogd dat de verrekening onterecht was, omdat zij sinds 14 april 2019 is toegelaten tot de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP). De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen bevoegd is tot verrekening, ongeacht de inkomensafhankelijke regeling en het berekeningsjaar.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is gedaan door mr. M.M. Verberne, en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.