ECLI:NL:RBAMS:2021:5067

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 juli 2021
Publicatiedatum
14 september 2021
Zaaknummer
AWB 20-306
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot verstrekking van een persoonsgebonden budget voor een dodehoekcamera op een scootmobiel

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiser om een dodehoekcamera voor zijn scootmobiel op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Eiser, een alleenstaande man van [leeftijd] jaar met ernstige gezondheidsproblemen, had op 23 april 2019 een aanvraag ingediend voor aanpassing aan zijn scootmobiel. Deze aanvraag werd op 12 juni 2019 door verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, afgewezen. Het bezwaar van eiser tegen deze afwijzing werd op 5 december 2019 ongegrond verklaard, waarna eiser beroep instelde.

Tijdens de zitting op 11 mei 2021, die via Skype plaatsvond, heeft de gemachtigde van verweerder toegezegd om eiser tegemoet te komen door een persoonsgebonden budget (pgb) te verstrekken voor de kosten van de dodehoekcamera. Eiser stemde hiermee in, maar na de zitting bleef het stil vanuit verweerder. De rechtbank heeft vervolgens besloten om uitspraak te doen, omdat verweerder zijn toezegging niet nakwam.

De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd wegens strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en heeft zelf in de zaak voorzien door het bezwaar van eiser gegrond te verklaren, het primaire besluit te herroepen en verweerder op te dragen om per ommegaande een pgb van € 2.794,60 te verstrekken. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 2.564,-, en moet verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 48,- vergoeden. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 20/306

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , te [plaatsnaam] , eiser

(gemachtigde: mr. W.H. Boomstra),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder
(gemachtigde: mr. J.C. Smit).

Procesverloop

Bij besluit van 12 juni 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van
23 april 2019 van eiser om aanpassing aan zijn scootmobiel op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) afgewezen.
Bij besluit van 5 december 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft via Skype voor Bedrijven plaatsgevonden op 11 mei 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door [naam] , waarneemster voor eisers gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Achtergrond
1. Eiser is een [leeftijd] -jarige alleenstaande man. Hij heeft kanker met uitzaaiingen. Aan één oog is hij blind en met zijn andere oog heeft hij beperkt zicht vanwege tunnel-/kokervisie. Ook heeft hij mobiliteitsproblemen en verminderde longcapaciteit. Eiser is niet in staat met het openbaar vervoer te reizen, maar wel met een auto, taxi of busje. Buitenshuis kan eiser beperkt lopen, minder dan tien meter. Hij gebruikt buitenshuis zijn rolstoel, scootmobiel en het Aanvullend Openbaar Vervoer. Vanwege eisers beperkte zicht heeft hij een aanvraag ingediend voor een dodehoekcamera op zijn scootmobiel. Daarmee kan hij het verkeer beter zien aankomen en hoeft hij niet veel met zijn hoofd te draaien.
Besluitvorming
2. In het primaire besluit, gehandhaafd bij het bestreden besluit, heeft verweerder de aanvraag, onder verwijzing naar het advies van 10 mei 2019 van het Indicatiebureau Amsterdam (IAB), afgewezen. Daarin is -onder meer- opgenomen dat plaatsing van een dodehoekcamera technisch onmogelijk is.
Op de zitting
3. Op de zitting heeft de gemachtigde van verweerder toegezegd tegemoet te willen komen aan wat eiser heeft aangevraagd in de vorm van een persoonsgeboden budget (pgb), en verweerder de kosten (inclusief de btw.) van een dodehoek- en achteruitrijcamera en plaatsing daarvan op de scootmobiel voor zijn rekening te nemen. Eiser heeft hiermee ingestemd. Nu partijen er onderling uit lijken te komen heeft de rechtbank het onderzoek ter zitting geschorst.
Na de zitting
4. Op 18 mei 2021 hebben partijen per e-mail contact met elkaar gehad. Eiser heeft aan verweerder een offerte gestuurd voor een dodehoek- en achteruitrijcamera voor op zijn scootmobiel. In de offerte staat dat de kosten € 2.794,60,- zullen bedragen. Verweerder heeft daarop gereageerd en laten weten dat hij akkoord is met de offerte en hij de uitvoerende afdeling van de gemeente zal verzoeken een pgb te verstrekken voor bovenstaand bedrag, en een daartoe strekkend besluit te nemen.
5. Omdat sinds 18 mei 2021 niets meer van verweerder is vernomen, heeft de griffier van de rechtbank verschillende malen geprobeerd met de gemachtigde van verweerder in contact te treden. Dit heeft de griffier op 17, 23, 24 juni en 1 en 6 juli 2021 telefonisch geprobeerd. Op 1 juli 2021 heeft de griffier een e-mail gestuurd met daarin het verzoek contact met de griffier op te nemen. Op geen van voorgaande pogingen heeft verweerder geanticipeerd. Ook de gemachtigde van eiser heeft sinds 18 mei 2021 niets meer van verweerder vernomen. Omdat het duidelijk is wat verweerder moet doen, maar dit nalaat ziet de rechtbank aanleiding uitspraak te doen.
6. Nu verweerder heeft toegezegd tegemoet te zullen komen aan wat eiser heeft aangevraagd is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Met het oog op finale geschillenbeslechting zal de rechtbank met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb zelf in de zaak voorzien door het bezwaar van eiser gegrond te verklaren, het primaire besluit te herroepen en verweerder op te dragen per ommegaande een pgb te verstrekken van € 2.794,60,-.
7. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
8. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.564,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting, met een waarde per punt van € 534,-, en 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • verklaart het bezwaar gegrond;
  • herroept het primaire besluit;
  • draagt verweerder op per ommegaande een pgb te verstrekken van € 2.794,60,-;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.564,-;
  • draagt verweerder op het door eiser betaalde griffierecht van € 48,- aan hem te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.H. Waller, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Belhaj, griffier, op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.