Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
1.016,00
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak, die op 15 september 2021 door de Rechtbank Amsterdam is behandeld, vordert eiser, die op 1 februari 2020 de echtelijke woning heeft verlaten, dat gedaagde meewerkt aan de verkoop van de echtelijke woning en een gebruiksvergoeding betaalt. Partijen zijn sinds 2010 getrouwd en hebben twee minderjarige kinderen. Na de beëindiging van de relatie in 2019 zijn er verschillende pogingen gedaan om tot een ouderschapsplan en convenant te komen, maar deze zijn zonder resultaat gebleven. Eiser heeft een huurappartement betrokken en betaalt maandelijks € 3.551,12, terwijl gedaagde in de echtelijke woning blijft wonen met de kinderen.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er onvoldoende redenen zijn om de vorderingen van eiser in kort geding toe te wijzen. Gedaagde heeft serieuze pogingen ondernomen om de woning over te nemen en er zijn geen aanwijzingen dat zij niet in staat zal zijn om eiser uit te kopen. De rechter heeft ook geoordeeld dat de gevorderde gebruiksvergoeding niet toewijsbaar is, omdat eiser niet meebetaalt aan de hypotheek en gedaagde de volledige hypotheeklasten betaalt. Eiser is veroordeeld in de proceskosten, omdat hij misbruik heeft gemaakt van zijn procesbevoegdheid door dit kort geding te starten vlak voor de behandeling van dezelfde vorderingen in de bodemprocedure.