ECLI:NL:RBAMS:2021:5164

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 september 2021
Publicatiedatum
16 september 2021
Zaaknummer
C/13/705482 / KG ZA 21-670
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegang tot filialen van een onderneming in kort geding tussen echtgenoten in afwachting van echtscheiding

In deze zaak, die op 16 september 2021 door de Rechtbank Amsterdam is behandeld, vorderden een man en een vrouw in kort geding elkaar de toegang tot hun Chinese winkels te verbieden in afwachting van een boedelscheiding in een bodemprocedure. De man, eiser, vorderde primair dat de vrouw, gedaagde, werd verboden om de filialen te betreden, terwijl de vrouw in reconventie een verbod op de toegang voor de man vorderde. De partijen zijn in 1996 getrouwd in algehele gemeenschap van goederen en zijn inmiddels gescheiden van tafel en bed. De vrouw had in 2020 een echtscheidingsverzoek ingediend, en de man had op 3 mei 2021 een verweerschrift ingediend met zelfstandige verzoeken. De rechtbank oordeelde dat de huidige situatie onwerkbaar was en dat er een spoedeisend belang bestond voor het verbod. De voorzieningenrechter oordeelde dat de man de vrouw de toegang tot de filialen mocht ontzeggen, maar onder de voorwaarde dat hij haar een voorlopige bijdrage in levensonderhoud zou betalen van € 1.500,00 per maand. De vordering van de vrouw in reconventie werd afgewezen, evenals haar verzoek om het plaatsen van camera's en een kassasysteem. De proceskosten werden tussen partijen verrekend, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/705482 / KG ZA 21-670 AB/MAH
Vonnis in kort geding van 16 september 2021
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser in conventie bij dagvaarding van 10 augustus 2021,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. D.Y. Li te Groningen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. K.L. Sett te Vleuten.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Bij de zitting van 2 september 2021 waren partijen en hun advocaten aanwezig. Partijen werden bijgestaan door een tolk, de heer Siu. [eiser] heeft de vorderingen zoals omschreven in de dagvaarding toegelicht en [gedaagde] haar tegenvordering (reconventie). Partijen hebben over en weer verweer gevoerd, [gedaagde] mede aan de hand van een tevoren ingediende conclusie van antwoord.
Beide partijen hebben producties ingediend en [eiser] ook een pleitnota.
1.2.
Aan het eind van de zitting is afgesproken dat de zaak pro forma zou worden aangehouden tot 9 september 2021 voor overleg tussen partijen. Op die dag hebben zij laten weten dat zij niet tot een schikking zijn gekomen en dat zij vonnis wensen.
1.3.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn in 1996 getrouwd in algehele gemeenschap van goederen. [gedaagde] heeft in 2020 bij deze rechtbank een echtscheidingsverzoek ingediend. [eiser] heeft op 3 mei 2021 een verweerschrift met zelfstandige verzoeken ingediend, waarbij hij uitstel heeft gevraagd voor het overleggen van stukken.
2.2.
Tot de ontbonden huwelijksgemeenschap behoort onder meer de eenmanszaak [naam eenmanszaak] , groothandel in huismeubilair en winkel in Aziatische non-food producten, met twee vestigingen: [adres vestiging 1] en [adres vestiging 2] .
2.3.
Het pand aan de [adres vestiging 1] bestaat uit drie verdiepingen; op de begane grond en op 1-hoog zit de onderneming en op de tweede verdieping woont [eiser] . [gedaagde] woont [adres] . Beide panden vallen in de huwelijksgemeenschap. Het bedrijfspand aan de [adres vestiging 2] wordt gehuurd.
2.4.
Partijen hebben geprobeerd samen met hun advocaten tot afspraken over de waardering en afwikkeling van de huwelijksgemeenschap te komen, maar dat is tot nu toe niet gelukt. [gedaagde] vindt dat de onderneming aan een derde moet worden verkocht, maar [eiser] wil dat deze aan hem wordt toebedeeld.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiser] vordert, kort gezegd:
3.1.1.
Primair: [gedaagde] te verbieden om de filialen aan de [adres vestiging 1] en [adres vestiging 2] te betreden, op straffe van een dwangsom en met machtiging van [eiser] om het verbod door een deurwaarder en op kosten van [gedaagde] te doen uitvoeren, desnoods met behulp van de sterke arm;
3.1.2.
Subsidiair: [gedaagde] te verbieden om geld uit de kas van de filialen mee te nemen, op straffe van een dwangsom.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
[gedaagde] vordert, kort gezegd:
3.4.1.
Primair: [eiser] te verbieden om beide filialen te betreden, op straffe van een dwangsom en met machtiging van [eiser] om het verbod door een deurwaarder en op kosten van [gedaagde] te doen uitvoeren, desnoods met behulp van de sterke arm;
3.4.2.
Subsidiair: [eiser] te veroordelen om:
binnen 3 weken na betekening van het vonnis onlinecamera’s en een kassasysteem met een afgifte van kopiebonnen te plaatsen in beide filialen;
voorwaardelijk, voor het geval de vorderingen van [eiser] worden toegewezen: [gedaagde] toe te staan in de filialen te blijven komen om [eiser] te kunnen controleren totdat de onder a) bedoelde de onlinecamera's en kassasystemen zijn geplaatst;
in geva1 deze camera’s en kassasysteem niet meer werken, deze te repareren, op straffe van een dwangsom;
3.4.3.
Meer subsidiair: [eiser] te veroordelen om [gedaagde] ten minste 1 maal per maand de onderliggende stukken van de boekhouding van beide filialen te kunnen laten controleren, met name de omzet- en pintransactiesuitdraaien, de facturen en andere relevante stukken, op straffe van een dwangsom.
3.5.
[eiser] voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling in conventie en in reconventie

4.1.
Partijen zijn definitief uit elkaar en wonen ook al enige tijd apart. In afwachting van het uitspreken van de echtscheiding en de boedelverdeling in de bodemprocedure vorderen zij nu in dit kort geding over en weer primair dat de ander de filialen niet meer in mag. De huidige situatie is onwerkbaar en het kan nog wel even duren voordat in de bodemprocedure duidelijk wordt wat er met de onderneming gaat gebeuren. Daarmee is het spoedeisend belang gegeven.
4.2.
Volgens [gedaagde] knoeit [eiser] met de omzet door inkomsten buiten de boeken te houden en houdt hij zo de waarde van de onderneming kunstmatig laag. Dat is ongunstig voor haar als de onderneming aan [eiser] zou worden toebedeeld. Daarom vindt [gedaagde] het noodzakelijk om [eiser] in het filiaal [adres vestiging 1] op de vingers te blijven kijken en hem te filmen, al dan niet heimelijk. Zij is er iedere dag, zeer tot ongenoegen van [eiser] .
4.3.
Dit kan zo niet langer. Los van de vraag wie de onderneming straks gaat voortzetten (daar zijn partijen het niet over eens), moet daarom een van beiden nu een stap terug doen. De vraag is wie dat moet zijn.
4.4.
In het handelsregister staat [eiser] ingeschreven als eigenaar van de onderneming en hij woont boven het filiaal [adres vestiging 1] . In het andere filiaal, [adres vestiging 2] , komt [gedaagde] naar eigen zeggen nooit. Op dit moment lijkt [eiser] alleen (met zijn zoons) de filialen te runnen. [gedaagde] stelt dat zij altijd in de zaak heeft gewerkt en de boekhouding heeft gedaan, maar dat is door [eiser] betwist en bovendien zijn er geen aanwijzingen dat [gedaagde] vroeger een grotere rol had dan [eiser] in het drijven van de onderneming. Al met al valt de belangenafweging uit in het voordeel van [eiser] .
4.5.
Het controleren van [eiser] was echter niet de enige reden voor [gedaagde] om het filiaal [adres vestiging 1] te bezoeken. Beide partijen haalden hun inkomen volgens [gedaagde] altijd al contant uit de kassa. Zij stelt dat zij, anders dan [eiser] , altijd met nota’s verantwoordt wat zij aan contanten meeneemt. [eiser] heeft dat betwist. Hoe dit ook precies zit, vaststaat dat [gedaagde] geen andere bron van inkomsten heeft. [eiser] stelt dat [gedaagde] dan maar in de echtscheidingsprocedure partneralimentatie moet vragen, maar dat biedt haar op korte termijn geen soelaas. Zij moet intussen wel ergens van leven. Daarom zal aan het toegangsverbod voor [gedaagde] de voorwaarde worden verbonden dat [eiser] haar met ingang van 1 oktober 2021 maandelijks € 1.500,00 (netto) betaalt als voorlopige bijdrage in de kosten van levensonderhoud. Dit bedrag is gebaseerd op de bedragen waarover partijen – zoals ter zitting bleek – hebben onderhandeld. Daarbij moet [eiser] , zoals hij tot nu toe steeds heeft gedaan, de vaste lasten (hypotheek, energie, belastingen, verzekeringen e.d.) van het huis in [woonplaats 2] blijven betalen en dragen. Een en ander geldt uiteraard totdat een rechter anders bepaalt of partijen anders afspreken.
4.6.
Dit alles leidt tot toewijzing van de primaire vordering in conventie op de manier zoals vermeld in de beslissing, en tot afwijzing van de primaire vordering in reconventie. De (in conventie) gevorderde dwangsom zal worden beperkt en gemaximeerd zoals vermeld in de beslissing. Voor het afdwingen van nakoming van het aan [gedaagde] op te leggen toegangsverbod met behulp van de sterke arm is (nog) geen aanleiding. Dat deel van de primaire vordering in conventie zal dus niet worden toegewezen.
4.7.
Over de subsidiaire tegenvordering van [gedaagde] het volgende. Het ophangen van camera’s zou een vergaande inbreuk op de privacy van [eiser] zijn, die op dit moment niet in verhouding staat tot de belangen van [gedaagde] . Zij kan niet eindeloos doorgaan met het controleren van [eiser] . Gelet op de grote hoeveelheid door [gedaagde] overgelegde stukken en filmpjes, lijkt zij bovendien nu wel voldoende bewijs te hebben verzameld om haar stellingen in de bodemprocedure te ondersteunen. Daar komt nog bij dat het installeren van camera’s en een nieuw kassasysteem een kostbare aangelegenheid zou zijn. De hier gevraagde voorzieningen voeren, alle belangen afwegend, te ver en zullen daarom niet worden toegewezen.
4.8.
Dat geldt ook voor de meer subsidiaire tegenvordering van [gedaagde] . Overigens is het de vraag wat [gedaagde] zou opschieten met een maandelijkse controle van de onderliggende stukken van de boekhouding, aangezien zij nu juist stelt dat buiten de boekhouding om wordt gewerkt.
4.9.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten zowel in conventie als reconventie tussen hen worden verrekend, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
5.1.
verbiedt [gedaagde] om de filialen aan de [adres vestiging 1] en [adres vestiging 2] na betekening van dit vonnis nog langer te betreden, op straffe van een dwangsom van € 250,00 per keer dat zij het verbod overtreedt, tot een maximum van € 25.000,00 is bereikt,
5.2.
bepaalt dat [eiser] aan de veroordeling onder 5.1 geen rechten kan ontlenen indien hij niet aan de volgende – cumulatieve – voorwaarden voldoet:
[eiser] voldoet maandelijks, te beginnen op 1 oktober 2021, aan [gedaagde] : € 1.500,00 als voorlopige bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud, en
hij blijft voorlopig voor eigen rekening de hypotheek- en andere vaste lasten voldoen voor de woning [adres] ,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
verrekent de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.6.
weigert de gevraagde voorzieningen,
5.7.
verrekent de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Beukenhorst, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.A.H. Verburgh, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 september 2021. [1]

Voetnoten

1.type: MAH