ECLI:NL:RBAMS:2021:5173

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 september 2021
Publicatiedatum
16 september 2021
Zaaknummer
9319680 EA VERZ 21-449
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verhoging van de beslagvrije voet op grond van de hardheidsclausule

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 17 september 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot verhoging van de beslagvrije voet van [betrokkene], die onder bewind is gesteld. De bewindvoerder, T. Balikci-Bouman, verzocht om de beslagvrije voet te verhogen van € 1.661,00 naar € 2.140,00, omdat de huidige voet niet voldeed aan de noodzakelijke uitgaven van [betrokkene]. De bewindvoerder stelde dat de hoge woonlasten en de schuldenlast van € 65.693,92 een onevenredige hardheid veroorzaakten, waardoor [betrokkene] niet in zijn levensonderhoud kon voorzien en nieuwe schulden ontstonden.

De Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door de gemachtigde Hafkamp Groenewegen deurwaarders, voerde verweer en stelde dat de hardheidsclausule niet van toepassing was, omdat niet aan de voorwaarden van artikel 475da lid 5 Rv was voldaan. De kantonrechter oordeelde dat de hardheidsclausule wel degelijk van toepassing was, gezien de uitzonderlijke omstandigheden van [betrokkene]. De kantonrechter verhoogde de beslagvrije voet naar € 2.062,26, wat noodzakelijk was om de maandelijkse uitgaven te dekken, en bepaalde dat deze verhoging met terugwerkende kracht zou ingaan vanaf 6 mei 2021.

De kantonrechter oordeelde verder dat de Staat der Nederlanden als in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten moest worden veroordeeld. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen. Deze uitspraak benadrukt de toepassing van de hardheidsclausule in het kader van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet, die sinds 1 januari 2021 van kracht is.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 9319680 EA VERZ 21-449
beschikking van: 17 september 2021 (bij vervroeging)
func.: 991

beschikking van de kantonrechter

i n z a k e
T. BALIKCI-BOUMAN, vennoot van de vennootschap onder firma
NPB BEWIND, BEHEER & COACHING, gevestigd te Amsterdam, in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van
[betrokkene] ,wonende te [woonplaats] ,
verzoekster,
nader te noemen: de bewindvoerder c.q. [betrokkene] ,
gemachtigde: T. Balikci-Bouman,
t e g e n
de
STAAT DER NEDERLANDEN, zetelende te ’s-Gravenhage, ten deze vertegenwoordigd door de
DIENST UITVOERING ONDERWIJS, baten-lastendienst van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
verweerder,
nader te noemen: Staat der Nederlanden,
gemachtigde: Hafkamp Groenewegen deurwaarders.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Bij verzoekschrift met producties van 5 juli 2021 heeft de bewindvoerder verzocht om verhoging van de beslagvrije voet door toepassing van de hardheidsclausule als bedoeld in artikel 475fa van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
Op 13 september 2021 is het verzoek mondeling behandeld. De bewindvoerder is verschenen, vergezeld door een stagiair. Staat der Nederlanden is verschenen bij de heer R.W.H. van Dijk namens de gemachtigde. Partijen zijn gehoord en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. Ten slotte is beschikking gevraagd en is een datum voor beschikking bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Uitgangspunten

1. Het navolgende wordt in deze procedure tot uitgangspunt genomen:
1.1.
De goederen van [betrokkene] zijn door de kantonrechter bij beschikking van 15 oktober 2019 onder bewind gesteld wegens verkwisting of het hebben van problematische schulden, onder benoeming van mevrouw T. Balikci-Bouman tot bewindvoerder.
1.2.
Op 28 april 2021 is op verzoek van Staat der Nederlanden, uit kracht van twee jegens [betrokkene] uitgevaardigde dwangbevelen, door Hafkamp Groenewegen deurwaarders (hierna: de deurwaarder) executoriaal beslag gelegd onder het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV).
1.3.
De beslagvrije voet is door de deurwaarder vastgesteld op € 1.661,00.
1.4.
Bij brief van 4 juni 2021 heeft de bewindvoerder de deurwaarder verzocht om het beslag met terugwerkende kracht op te heffen, omdat het op grond van artikel 1:12 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) niet rechtsgeldig is overbetekend.
1.5.
Bij e-mail van 4 juni 2021 heeft de bewindvoerder het budgetplan van [betrokkene] aan de deurwaarder toegestuurd. Uit het budgetplan volgt dat de totale maandelijkse uitgaven van [betrokkene] € 2.062,26 bedragen.
1.6.
Het beslag is op 8 juni 2021 aan de bewindvoerder overbetekend.
1.7.
Op de e-mail van 4 juni 2021 heeft de deurwaarder als volgt gereageerd bij e-mail van 9 juni 2021:
“De overbetekening is inmiddels door de deurwaarder op uw adres betekend. Het gelegde beslag blijft gehandhaafd. Wij hebben naar aanleiding van uw verzoek wel een herberekening gedaan op de beslagvrije voet. Ondanks de hoge woonkosten van betrokkene voldoet uw cliënt niet aan de voorwaarden conform artikel 475 da lid 5 RV om een verhoging op grond van woonkosten toe te passen. U zou een beroep kunnen doen op de hardheidsclausule bij de kantonrechter. Na herberekening komt de beslagvrije voet zelfs lager uit, namelijk: € 1.490,00 per maand. Gelet op het openstaande saldo van beide vorderingen op dit moment: € 585,24 (exclusief verdeelkosten) stellen wij voor om de beslagvrije voet te laten staan op € 1.661,00 zoals oorspronkelijk berekend. Wij zullen naar aanleiding van bovenstaande daarom ook niet overgaan tot verrekenen van eerder ontvangen gelden uit beslag.”

Verzoek en verweer

2. De bewindvoerder verzoekt verhoging van de vastgestelde beslagvrije voet van € 1.661,00 naar € 2.140,00 vanwege een onevenredige hardheid als gevolg van een omstandigheid waarmee geen rekening is gehouden bij de vaststelling van de beslagvrije voet.
3. De bewindvoerder stelt hiertoe dat [betrokkene] onlangs is aangemeld voor een saneringskredietregeling bij de Kredietbank Amsterdam, voor een totale schuldenlast van € 65.693,92. Met de vastgestelde beslagvrije voet van € 1.661,00 konden de vaste lasten niet worden voldaan waardoor er een nieuwe huurschuld is ontstaan. Voorwaarde voor toelating tot de saneringskredietregeling is dat er geen nieuwe schulden ontstaan. Met de hoge huurlasten van [betrokkene] is geen rekening gehouden bij de vaststelling van de beslagvrije voet.
4. Staat der Nederlanden heeft verweer gevoerd. De beslagvrije voet is niet verhoogd met de hoge woonkosten van [betrokkene] , omdat niet aan de voorwaarden van artikel 475da lid 5 Rv is voldaan. Bovendien is de hardheidsclausule, blijkens de Memorie van Toelichting van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet, er niet voor bedoeld om louter de vaste lasten te kunnen blijven voldoen. Het moet gaan om uitzonderlijke omstandigheden, die zich hier niet voordoen.

Beoordeling

5. Sinds de inwerkingtreding van de Wet Vereenvoudiging Beslagvrije voet op 1 januari 2021 bestaat de mogelijkheid om bij de kantonrechter een beroep te doen op de zogenoemde hardheidsclausule als neergelegd in artikel 475fa Rv.
Artikel 475fa Rv luidt:
“Indien de toepassing van de artikelen 475da tot en met 475e leidt tot een kennelijk onevenredige hardheid als gevolg van een omstandigheid waarmee geen rekening is gehouden bij de vaststelling van de beslagvrije voet, kan de kantonrechter op verzoek van de geëxecuteerde de beslagvrije voet voor een door hem te bepalen termijn verhogen.”
6. In de Memorie van Toelichting staat over de hardheidsclausule onder meer het volgende:
“De schuldenaar kan een beroep doen op een hardheidsclausule indien onverkorte toepassing van de regelgeving tot een kennelijk onevenredige hardheid leidt als gevolg van een omstandigheid waarmee geen rekening is gehouden bij de vaststelling van de beslagvrije voet.”
Verder staat in de memorie van toelichting, bij de artikelsgewijze toelichting:
“In dit nieuwe artikel is een hardheidsclausule opgenomen. Nu de nieuwe systematiek grofmaziger is dan de oude systematiek, kan de op basis van artikel 475da en 475db vastgestelde beslagvrije voet van dien aard zijn dat een schuldenaar die te maken heeft met uitzonderlijk hoge noodzakelijke en niet (deels) via andere wegen te verlagen kosten onder het bestaansminimum komt. In dat geval getuigt het onverkort vasthouden aan de beslagvrije voet van een kennelijk onevenredige hardheid en kan de rechter besluiten de beslagvrije voet te verhogen (…).”
7. Het beroep op de hardheidsclausule slaagt. Niet in geschil is dat onverkorte toepassing van de regelgeving ertoe leidt dat [betrokkene] , gelet op het budgetplan en de daarin genoemde inkomsten en uitgaven waarvan Staat der Nederlanden de juistheid niet heeft betwist, een maandelijks tekort heeft van ruim € 400,00. Dat komt met name door de relatief hoge huurkosten van [betrokkene] . Door het tekort ontstaan nieuwe schulden, terwijl een voorwaarde tot toelating tot de saneringskredietregeling is dat er geen nieuwe schulden worden gemaakt. [betrokkene] heeft een groot belang om toegelaten te worden tot de saneringskredietregeling van de Kredietbank Amsterdam, gelet op zijn aanzienlijke schuldenlast van ruim € 65.000,00. Het maandelijkse tekort waardoor nieuwe schulden ontstaan, waardoor [betrokkene] mogelijk niet wordt toegelaten tot de saneringskredietregeling, is een omstandigheid die leidt tot een onevenredige hardheid. De huurkosten zijn hoog, maar het is onwaarschijnlijk dat deze kosten binnen afzienbare tijd zijn te verlagen, gelet op de huidige overbezette woningmarkt. [betrokkene] gebieden te zoeken naar een betaalbaardere woonruimte zou een illusoire opdracht zijn, in elk geval op afzienbare termijn.
8. De bewindvoerder verzoekt de beslagvrije voet te verhogen naar € 2.140,00. Uit het budgetplan volgt echter dat [betrokkene] € 2.062,26 nodig heeft om alle maandelijkse uitgaven te kunnen voldoen, waarbij rekening is gehouden met leefgeld. De kantonrechter ziet daarom aanleiding de beslagvrije voet vast te stellen op € 2.062,26. Nu de maandelijkse netto inkomsten van [betrokkene] € 2.135,82 bedragen, zal het beslag doel treffen voor € 73,56 per maand.
9. Aangezien op dit moment nog geen uitsluitsel bestaat over de vraag of [betrokkene] al dan niet zal worden toegelaten tot de saneringskredietregeling, heeft de bewindvoerder belang bij een zo lang mogelijke periode waarover de verhoogde beslagvrije voet zal gelden. Mede gelet op artikel 475d lid 2 Rv, zal de kantonrechter de beslagvrije voet daarom verhogen voor de duur van een jaar.
10. De beslagvrije voet zal door de deurwaarder met terugwerkende kracht moeten worden toegepast vanaf 6 mei 2021. Ter toelichting geldt het volgende. Het beslag is gelegd op 28 april 2021. Op grond van artikel 475i lid 1 Rv jo. 1:12 lid 2 BW had de deurwaarder het beslag binnen acht dagen aan de bewindvoerder moeten overbetekenen, derhalve uiterlijk op 6 mei 2021. Aan deze verplichting heeft de deurwaarder zich niet gehouden door het beslag pas op 8 juni 2021 aan de bewindvoerder te hebben overbetekend nadat de bewindvoerder hierover heeft geklaagd. De deurwaarder had in het bewindsregister kunnen zien dat de goederen van [betrokkene] al sinds 2019 onder bewind stonden. Indien de deurwaarder was overgegaan tot tijdige betekening aan de bewindvoerder, dan had de bewindvoerder het verzoek tot verhoging van de beslagvrije voet eerder kunnen doen en naar alle waarschijnlijkheid ook eerder gedaan. Alsdan zou het verzoek dateren van begin mei in plaats van begin juni. De kantonrechter is van oordeel dat de gevolgen van de omissie niet voor rekening en risico van de bewindvoerder behoren te komen.
11. Bij deze uitkomst zal Staat der Nederlanden als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding.

BESLISSING

De kantonrechter:
verhoogt de voor [betrokkene] geldende beslagvrije voet met ingang van 6 mei 2021 van € 1.661,00 naar € 2.140,00 per maand voor de duur van een jaar;
veroordeelt Staat der Nederlanden in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van de bewindvoerder begroot op:
salaris € 374,00
griffierecht € 85,00
-----------------
totaal € 459,00
voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt Staat der Nederlanden in de na deze beschikking ontstane kosten, begroot op € 62,00 aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van de beschikking, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat Staat der Nederlanden niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan deze beschikking heeft voldaan en betekening van de beschikking pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.W.J. Ros, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 17 september 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.