ECLI:NL:RBAMS:2021:5184

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 juni 2021
Publicatiedatum
16 september 2021
Zaaknummer
AWB - 21 _ 2168 en 21 _ 2166
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vergunning voor de bouw van vier woningen in strijd met bestemmingsplan en cultuurhistorische waarden

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan over een beroep van een verzoekster tegen een verleende omgevingsvergunning voor de bouw van vier woningen op een perceel in Amsterdam. De vergunninghouder had op 12 april 2021 een vergunning aangevraagd voor de bouw, waarbij de bestaande woning vervangen zou worden door vier nieuwbouw woningen. De verzoekster was van mening dat deze vergunning in strijd was met het bestemmingsplan en de cultuurhistorische waarden van de omgeving. Tijdens de zitting op 10 mei 2021 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij de verzoekster werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde en de vergunninghouder ook aanwezig was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het bouwplan weliswaar afwijkt van het bestemmingsplan, maar dat deze afwijking in planologisch en cijfermatig opzicht beperkt is. De verzoekster voerde aan dat de bouw van vier woningen in plaats van één woning een te grote inbreuk zou zijn op de cultuurhistorische waarden van de straat. De rechtbank oordeelde echter dat de cultuurhistorische waarden in de beoordeling van het bouwplan zijn meegenomen en dat de woningen achter elkaar geplaatst worden, waardoor het karakter van de straat niet drastisch verandert. Bovendien heeft de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit het bouwplan goedgekeurd op basis van de welstandsnota.

De rechtbank concludeert dat de door verweerder verleende vergunning rechtmatig is en dat het beroep van de verzoekster ongegrond is. De rechtbank wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat er geen aanleiding is om dit te treffen. De uitspraak is gedaan door mr. H.J. Tijselink, in aanwezigheid van mr. T. Rijs, griffier, en is bekendgemaakt aan de partijen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 21/2166 en 21/2168
uitspraak van de voorzieningenrechter en de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[verzoekster] , te Amsterdam, verzoekster en eiseres

hierna: [verzoekster] ,
(gemachtigde: mr. S.J.M. Jaasma)
en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. R.R. Offenberg).
Als vergunninghouder aan het geding deelgenomen:
[vergunninghouder] ,
(gemachtigde: mr. J.M. Deveer).

Procesverloop

Bij besluit van 12 april 2021 (de vergunning) heeft verweerder een vergunning aan vergunninghouder verleend voor de bouw van vier woningen op de [adres 1] .
[verzoekster] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 mei 2021. [verzoekster] heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde en [de persoon 1] , algemeen lid. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Vergunninghouder is verschenen in de persoon van [de persoon 2] , bijgestaan door haar gemachtigde.

Overwegingen

Kortsluiten
1. Ten tijde van de zitting was de beroepstermijn nog niet verstreken. Partijen hebben verklaard de voorkeur te hebben dat de voorzieningenrechter ook uitspraak doet op het beroep. [1] De voorzieningenrechter heeft met toestemming van partijen gewacht tot de beroepstermijn is verstreken en stelt vast dat er geen andere beroepen bij de rechtbank zijn ingediend. De voorzieningenrechter zal daarom gebruik maken van zijn bevoegdheid om ook op het beroep van verzoekster te beslissen. Hierna wordt hij daarom aangeduid als de rechtbank.

Inleiding

2.

2.1.
Vergunninghouder wil op het perceel [adres 2] 842 de bestaande woning vervangen door vier nieuwbouw woningen. De woningen worden vanaf de [adres 2] gezien achter elkaar geplaatst. Haaks op de [adres 2] , langs het water grenzend aan het perceel loopt een fietspad richting de Bastenakenstraat. Dit fietspad loopt ook achter het perceel langs.
2.2.
Het bouwplan van vergunninghouder is in strijd met het bestemmingsplan [naam] , omdat er meer (vier) woningen worden gebouwd dan de bestaande één. Daarnaast moeten er ter realisering van de nieuwbouw bomen gekapt worden. Vergunninghouder heeft daarom een omgevingsvergunning aangevraagd voor de activiteiten bouwen [2] , kappen [3] en afwijken van het bestemmingsplan [4] . Vergunninghouder heeft een ruimtelijke onderbouwing bij de vergunningaanvraag ingediend.
De vergunning
3. Verweerder heeft de vergunning verleend voor de verschillende activiteiten. Daarbij is gebruik gemaakt van de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure. [5] Aan de vergunning zijn voorschriften verbonden. Zo is er een herplantplicht opgelegd, voor elke boom die gekapt wordt moet een nieuwe worden herplant.
Standpunt [verzoekster]
4. [verzoekster] is het niet eens met de afgegeven vergunning en voert aan dat deze in strijd is met de cultuurhistorische waarden van de [adres 2] . Van oudsher heeft de [adres 2] lintbebouwing, op elk perceel staat slechts één woning. Zij is daarnaast bang voor precedentwerking, als dit wordt toegestaan is het hek van de dam.
4.1.
[verzoekster] voert aan dat in het bestemmingsplan [naam] de stedenbouwkundige principes zijn neergelegd. Dit zijn toetsbare bouwregels, door een democratisch orgaan vastgesteld. Niets rechtvaardigt dat de afmetingen van het bouwplan de toegestane bouwregels overschrijden. Verder stelt [verzoekster] dat verweerder ongerijmd en onduidelijk reageert op haar zienswijze. Zo wordt gesteld dat door het groen te verwijderen zou er een groen en open karakter worden gecreëerd. Ook is onduidelijk welke stedenbouwkundige eenheden niet worden verstoord waardoor het acceptabel dat het maximum bebouwingspercentage wordt overschreden. Zij werpt de vraag op wat
voldoendeis als verweerder stelt dat er voldoende ruimte tussen de onderlinge bebouwing overblijft. Ook laakt [verzoekster] de redenering dat deze inpassing van 3 extra woningen voldoet aan de gewenste extra woningen, aangezien dan op elke locatie woningbouw kan worden toegestaan.
4.2.
[verzoekster] stelt zich verder op het standpunt dat de ruimtelijke onderbouwing bij het bouwplan niet voldoet. Zo ontbreken hierin twee belangrijke stukken. Ten eerste het rapport [titel] , uit 2020. Hierin staat dat moet worden gekozen voor de
no-regret opties; bij nieuwbouw moet worden aangesloten op de historische kavel-organisatie – zoals één hoofdgebouw – en die moet een individueel landelijk karakter krijgen. Volgens [verzoekster] staat de [adres 2] echter vol met voorbeelden waar sprake is van
regrets. Ten tweede wordt geen notie gemaakt van de welstandsnota De Schoonheid van Amsterdam 2016 (de welstandsnota). Verwezen is naar pagina 122, De Zuidelijke linten:
“Uitgangspunt is behoud van variatie zonder dat dit tot verrommeling leidt.”[verzoekster] wijst erop dat de [adres 2] geen hoogstedelijke omgeving is, zoals in de ruimtelijke onderbouwing op pagina 15 staat.
Verder acht [verzoekster] twee in de ruimtelijke onderbouwing genoemde stukken nauwelijks relevant. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is al uit 2012, terwijl er nu de Nationale Omgevingsvisie uit 2020 bestaat en de Provinciale Omgevingsvisie Noord-Holland 2050. Beide stukken sluiten in het geheel niet aan op de kenmerken van de locatie [adres 2] 842. Daarnaast zijn oude en selectieve stukken genoemd, zoals de Structuurvisie (2011), Wonen in de metropool (2009). Er is sinds 2011 veel gebeurd, ook op het gebied van beleid. Zo is niet opgenomen in de ruimtelijke onderbouwing het Woningbouwplan 2018-2025 (november 2018) en Koers 2025 Ruimte voor de stad (2016).
Beoordeling rechtbank
5. De rechtbank stelt allereerst vast dat het bouwplan weliswaar afwijkt van het bestemmingsplan, maar dat die afwijking in planologisch en cijfermatig opzicht beperkt is te achten. [verzoekster] verzet zich voornamelijk ertegen dat van één woonhuis vier woonhuizen op dit perceel geplaatst gaan worden, maar staan blijft dat de totale maximale bouwoppervlakte van 30% maar in beperkte mate wordt overschreden.
6. De cultuurhistorische waarden zijn vanuit stedenbouwkundig oogpunt meegenomen in de beoordeling van het bouwplan. De woningen worden achter elkaar geplaatst, gezien vanaf de [adres 2] . Hiermee verandert het karakter van de weg niet drastisch. Daarnaast heeft verweerder de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit om een welstandsadvies gevraagd. Deze commissie heeft op basis van de welstandsnota het bouwplan akkoord bevonden.
7. [verzoekster] heeft geen deskundig tegenadvies overgelegd. De rechtbank volgt [verzoekster] verder niet in haar betoog dat de ruimtelijke onderbouwing onvoldoende op dit geval toegespitste bronnen heeft gebruikt. Sommige bronnen zijn inderdaad ouder of opgevolgd door een nieuwere versie, maar dat maakt niet dat die bronnen inhoudelijk niet bruikbaar zijn.
Conclusie
8. Het bouwplan vormt een beperkte ingreep op het bestaande planologische regime. De verdere onderbouwing daarvoor is voldoende te achten. Dat [verzoekster] de voorkeur heeft voor een ander, beperkter bouwplan is duidelijk. Dat zou beter kunnen passen in het streven van [verzoekster] tot maximale bescherming van de historische kern van [plaats] . Verweerder is echter niet verplicht dat kader als maatgevend te nemen. Daaraan voegt de rechtbank nog toe dat bezien vanaf de historische [adres 2] het bouwplan slechts een zeer beperkte inbreuk maakt op het historisch karakter van die weg.
7. De door verweerder verleende vergunning is dus rechtmatig. Het beroep is daarom ongegrond. Omdat hiermee op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Die wordt daarom afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Tijselink, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. T. Rijs, griffier. De beslissing is bekendgemaakt door verzending aan partijen op:
griffier
voorzieningenrechter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Voetnoten

1.Dit kan met toepassing van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht.
2.Met toepassing van artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
3.Met toepassing van artikel 2.2, eerste lid, onder g, van de Wabo.
4.Met toepassing van artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo.
5.Met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, sub 3, in samenhang met artikel 3.10 van de Wabo.