ECLI:NL:RBAMS:2021:5185

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 september 2021
Publicatiedatum
16 september 2021
Zaaknummer
9309699 EA VERZ 21-438
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verhoging beslagvrije voet op grond van hardheidsclausule in civiele procedure

In deze beschikking van de Rechtbank Amsterdam, uitgesproken op 23 september 2021, is de kantonrechter ingegaan op het verzoek van de verzoekster, een 67-jarige vrouw die in het Verenigd Koninkrijk woont, om verhoging van de beslagvrije voet. De verzoekster had eerder bezwaar gemaakt tegen de beslagvrije voet die was vastgesteld op € 732,00 per maand, en stelde dat zij door een tweede beslaglegging niet in haar noodzakelijke kosten van bestaan kon voorzien. De kantonrechter oordeelde dat de verzoekster voldoende inzicht had gegeven in haar leefsituatie en inkomsten, en dat de deurwaarder de eerste zin van artikel 475da lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) buiten toepassing had moeten laten. Dit leidde tot de conclusie dat de verzoekster onder het bestaansminimum kwam, wat een onevenredige hardheid opleverde. De kantonrechter heeft het verzoek van de verzoekster toegewezen en de beslagvrije voet verhoogd naar € 1.025,00 per maand, met terugwerkende kracht vanaf 28 juli 2021. Tevens werd Menzis, de verweerster, veroordeeld in de proceskosten van de verzoekster, die zijn begroot op € 85,00. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 9309699 EA VERZ 21-438
beschikking van: 23 september 2021
func.: 991

beschikking van de kantonrechter

i n z a k e

[verzoekster]

wonende te [woonplaats] , Verenigd Koninkrijk
verzoekster
nader te noemen: [verzoekster]
procederend in persoon
t e g e n

de naamloze vennootschap MENZIS ZORGVERZEKERAAR N.V.

gevestigd te Wageningen
verweerster
nader te noemen: Menzis
gemachtigde: J. Vermeulen (GGN)

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het procesdossier bestaat uit:
  • het verzoekschrift van [verzoekster] d.d. 28 juni 2021, met producties;
  • het verweerschrift van Menzis, met producties;
  • de reactie op het verweerschrift van [verzoekster] , met producties.
Hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft Menzis niet meer gereageerd op de reactie op het verweerschrift. Vervolgens is een datum voor beschikking bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Uitgangspunten

1. Het navolgende wordt als uitgangspunt genomen.
1.1.
[verzoekster] , op dit moment 67 jaar, woont sinds 2016 in het Verenigd Koninkrijk.
1.2.
Op 4 december 2020 is uit kracht van een vonnis van 9 augustus 2016 op verzoek van Menzis door GGN beslag gelegd onder de Sociale Verzekeringsbank (SVB) op de uitkering van [verzoekster] .
1.3.
Op 23 december 2020 heeft [verzoekster] bezwaar gemaakt tegen de beslagvrije voet. Begin januari 2021 is, na overleg tussen [verzoekster] en GGN, overeengekomen dat er maandelijks € 50,00 onder het beslag zal vallen.
1.4.
Op 28 juni 2021 heeft Gemeente Hengelo ook beslag gelegd onder de SVB voor een preferente vordering. Het beslag is aangemeld bij GGN, die als eerste beslaglegger als coördinerend deurwaarder optreedt (hierna: de deurwaarder).
1.5.
[verzoekster] is bij brief van 28 juli 2021 bericht dat de gemaakte afspraak over een vaste inhouding van € 50,00 is komen te vervallen, omdat er een nieuwe preferente vordering ter verdeling is ontvangen. De beslagvrije voet is vastgesteld op € 732,00 per maand.

Verzoek en verweer

2. [verzoekster] verzoekt, naar de kantonrechter begrijpt, verhoging van de op 28 juli 2021 vastgestelde beslagvrije voet naar de normale toepassing van de beslagvrije voet, zodat daarna 5% voor de schuldeisers is, omdat zij niet kan voorzien in haar levensonderhoud.
3. [verzoekster] stelt hiertoe, kort weergegeven, dat zij door de tweede beslaglegging niet in haar noodzakelijke kosten van bestaan kan voorzien. [verzoekster] ontvangt haar uitkering in ponden. Omgerekend komt de vastgestelde beslagvrije voet van € 732,00 neer op £ 628,00. De huur alleen al bedraagt £ 600,00. De uitkering van SVB is het enige inkomen van [verzoekster] . Zij komt maandelijks niet uit met de vastgestelde beslagvrije voet. De inkomsten van [verzoekster] bestaan uitsluitend uit de beslagen uitkering van SVB.
4. Menzis heeft aangevoerd dat de beslagvrije voet is vastgesteld op het minimum uit hoofde van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet, te weten € 732,00. Er is geen ruimte meer om coulancehalve de beslagvrije voet te verhogen, omdat Gemeente Hengelo niet bereid is met een lager bedrag genoegen te nemen. Voor verdere aanpassing van de beslagvrije voet is geen aanleiding, omdat [verzoekster] niet op controleerbare wijze aannemelijk heeft gemaakt dat zij onvoldoende inkomsten heeft om te kunnen voorzien in de noodzakelijke kosten van bestaan.
5. De overige standpunten van partijen komen voor zover van belang bij de beoordeling aan de orde.

Beoordeling

6. De kantonrechter stelt voorop dat sinds de invoering van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet per 1 januari 2021 uitsluitend een oordeel kan worden gegeven over de vraag of na toepassing van de artikelen 475da tot en met 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) sprake is van een onevenredige hardheid als gevolg van een omstandigheid waarmee geen rekening is gehouden bij de vaststelling van de beslagvrije voet.
7. De beslagvrije voet van € 732,00 is vastgesteld conform het bepaalde in artikel 475da lid 4 Rv. De eerste zin van artikel 475da lid 4 Rv dient buiten toepassing te blijven als de geëxecuteerde inzicht heeft gegeven in zijn leefsituatie en zijn bronnen van inkomsten. Dat volgt uit artikel 475e lid 1 Rv.
8. De kantonrechter is van oordeel dat [verzoekster] voldoende inzicht heeft gegeven in haar leefsituatie en haar bronnen van inkomsten. Dat bepaalde uitgaven niet zijn onderbouwd met bankafschriften, zoals Menzis aanvoert, leidt niet tot de conclusie dat er geen inzicht is gegeven. Geoordeeld wordt dat de lat met ‘inzicht geven’ onder het nieuwe recht minder hoog ligt dan ‘aantonen dat er onvoldoende middelen van bestaan zijn’ als bedoeld in artikel 475e (oud) Rv.
9. Het voorgaande betekent dat de eerste zin van artikel 475da lid 4 Rv buiten toepassing dient te blijven. De omstandigheid dat de coördinerend deurwaarder de eerste zin van artikel 475da lid 4 Rv niet buiten toepassing heeft gelaten, waardoor [verzoekster] onder het bestaansminimum komt, leidt naar het oordeel van de kantonrechter tot een onevenredige hardheid als bedoeld in artikel 475fa Rv.
10. Het verzoek van [verzoekster] tot verhoging van de beslagvrije voet op grond van de hardheidsclausule kan daarom worden toegewezen als na te melden.
11. Gelet op de door [verzoekster] gestelde inkomsten en uitgaven, waarvan onvoldoende aanleiding bestaat om te twijfelen aan de juistheid daarvan, leidt toepassing van de artikelen 475da tot en met 475e Rv tot een beslagvrije voet van € 1.025,00.
12. Deze beslagvrije voet zal met ingang van 28 juli 2021 gaan gelden, omdat de deurwaarder tot dat moment uit coulance een hogere beslagvrije voet heeft toegepast (verwezen wordt naar 1.3) dan de bij deze beschikking vastgestelde beslagvrije voet. Vanaf 28 juli 2021 had de beslagvrije voet moeten worden vastgesteld op € 1.025,00 in plaats van op € 732,00.
13. Gelet op het bepaalde van artikel 475d lid 2 Rv zal de verhoogde beslagvrije voet gelden voor de duur van een jaar. Zou de financiële situatie van [verzoekster] onveranderd blijven, dan bestaat geen aanleiding om de beslagvrije voet na dat jaar te verlagen.
14. De in deze beschikking vastgestelde beslagvrije voet dient door de coördinerend deurwaarder te worden toegepast en geldt voor alle beslagleggers. Voor zover teveel gelden zijn ingehouden dienen deze met terugwerkende kracht vanaf 28 juli 2021 aan [verzoekster] te worden gerestitueerd. Dat kan door terugbetaling van het teveel ingehouden bedrag ineens, dan wel door middel van lagere c.q. een tijdelijke stop van inhoudingen in de komende maanden.
15. Bij deze uitkomst wordt Menzis als de in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten belast, die aan de zijde van [verzoekster] worden begroot op € 85,00 wegens griffierecht.

BESLISSING

De kantonrechter:
verhoogt de voor [verzoekster] geldende beslagvrije voet met ingang van 28 juli 2021 naar € 1.025,00 per maand voor de duur van een jaar;
veroordeelt Menzis in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [verzoekster] begroot op € 85,00;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.W.J. Ros, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 23 september 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.