Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 september 2021 in de zaak tussen
de Stichting Jordaanmuseum, te Amsterdam, eiseres
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: Brookvest B.V., te Amsterdam
Procesverloop
[naam 3] , zijn namens de Stichting verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Brookvest heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 4] , bijgestaan door gemachtigden mr. R.J.G. Bäcker en N. Thorborg.
De rechtbank heeft het onderzoek geschorst en partijen in de gelegenheid gesteld om een nadere reactie te geven. Partijen hebben hun reacties ingediend.
Op 25 augustus 2021 heeft deze zitting plaatsgevonden. De Stichting heeft zich laten vertegenwoordigen door haar [functie] [naam 1] bijgestaan door haar gemachtigde. Ook [naam 2] , [naam 5] en [naam 6] zijn namens de Stichting verschenen.
mr. A.J.G. Vegt.
Overwegingen
“a. het materiële en immateriële erfgoed van de unieke Amsterdamse wijk de Jordaan te bestuderen, te documenteren, te archiveren en ten toon te stellen. Daarbij gaat de aandacht uit naar de voorgeschiedenis, de ontwikkeling van “Het nieuwe Werck” en de lotgevallen van de buurt tot de huidige dag, waarbij de typische wijkgebonden cultuuruitingen centraal staan;
b. het betrokken zijn bij de stedenbouwkundige structuren en de gebouwde omgeving.”
Deze doelstellingen tracht zij onder meer te bereiken door het bevorderen van behoud en herstel van voor de Jordaan kenmerkende gebouwen, stedenbouwkundige structuren en het meedenken over het gebruik en onderhoud van dergelijke gebouwen en het bevorderen van behoud en herstel van (erfgoed-)projecten zoals: het Gangenproject in de [straat] enhet Gangennaambordenproject.
Afbakening3.1. De kern van het geschil is de vraag of de omgevingsvergunning zorgvuldig en goed gemotiveerd is, in het bijzonder wat betreft de [plaats] , kadastraal perceelnummer 5647, die onderdeel uitmaakt van het project. De Stichting betoogt dat zowel de bouwhistorische verkenning als het welstandsadvies daar niet voldoende voor zijn. Het bestreden besluit is daarom in strijd met artikel 3:2 van de Awb onzorgvuldig voorbereid en moet vernietigd worden, aldus de Stichting. In de hierna volgende overwegingen legt de rechtbank uit waarom zij bepaalde (delen van) beroepsgronden niet verder zal behandelen.
artikel 8:69a van de Awb. Deze grond gaat namelijk over het woon- en leefklimaat en de normen waarop de Stichting zich beroept, strekken niet tot bescherming van haar belangen.
15 januari 2021 en zijn toelichting op de zitting van 25 augustus 2021 alsnog een goede ruimtelijke onderbouwing gegeven voor het afwijken van de bestemming ‘Tuin 1’. Nu het bestreden besluit voldoende gemotiveerd is, ziet de rechtbank reden om de rechtsgevolgen op dit punt in stand te laten. Dit licht de rechtbank als volgt toe.
wegingsfactor 1).
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover daarbij niet is onderkend dat ook strijd is met bestemming ‘Tuin-1’;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen voor het vernietigde deel van het besluit in stand blijven;
- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 345,00 aan de Stichting te vergoeden;
- veroordeelt het college in de proceskosten van de Stichting tot een bedrag van
mr. C. Pasteuning, griffier
.Deze uitspraak is in het openbaar uitgesproken op
21 september 2021.