In deze beschikking van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 22 september 2021, is een verzoek behandeld tot wijziging van het gezag over twee minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], door de vrouw en haar echtgenoot. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw en haar echtgenoot, beiden van Marokkaanse nationaliteit, gezamenlijk het gezag over [minderjarige 2] kunnen uitoefenen, terwijl het verzoek voor [minderjarige 1] is afgewezen. De man, die de Nederlandse en Marokkaanse nationaliteit heeft, is de biologische vader van [minderjarige 1], maar zijn familierechtelijke betrekking tot [minderjarige 2] wordt in Nederland niet erkend vanwege de polygame huwelijksstructuur die in strijd is met de Nederlandse openbare orde.
De rechtbank heeft de rechtsmacht en het toepasselijke recht beoordeeld, waarbij werd vastgesteld dat de minderjarigen hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben, waardoor de Nederlandse rechter bevoegd is. De rechtbank heeft ook de relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek en het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 in overweging genomen. De rechtbank concludeert dat de man van rechtswege het gezag over [minderjarige 1] heeft, maar niet over [minderjarige 2].
De beslissing houdt in dat verzoekers gezamenlijk met de uitoefening van het gezag worden belast over [minderjarige 2], terwijl het verzoek voor [minderjarige 1] wordt afgewezen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.