ECLI:NL:RBAMS:2021:5440

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 september 2021
Publicatiedatum
27 september 2021
Zaaknummer
13/146481-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van mishandeling ex-partner en poging zware mishandeling kind, veroordeling voor mishandeling kind

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 september 2021 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1989, die beschuldigd werd van mishandeling van zijn ex-partner en poging tot zware mishandeling van zijn kind. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 9 september 2021 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. H.F. van Kregten, de vordering heeft gedaan en de verdachte en zijn raadsman, mr. M.L. van Gaalen, hun verweer hebben gevoerd. De tenlastelegging omvatte twee feiten: de mishandeling van de ex-partner op 5 juni 2021 en de poging tot zware mishandeling van hun kind, dat op dat moment twee jaar oud was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De officier van justitie stelde dat de mishandeling van de ex-partner en de poging tot zware mishandeling van het kind bewezen konden worden, ondersteund door voldoende bewijs. De verdediging pleitte echter voor vrijspraak, stellende dat het dossier onvoldoende bewijs bevatte voor de aangifte. De verdachte ontkende de beschuldigingen en voerde aan dat het letsel van het kind het gevolg was van een spontane bloedneus.

De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster en getuigen beoordeeld en kwam tot de conclusie dat er inderdaad een incident had plaatsgevonden, waarbij de verdachte geweld had gebruikt. Echter, de rechtbank kon niet vaststellen dat de verdachte de poging tot zware mishandeling had gepleegd, gezien de beperkte aard van het letsel van het kind. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de mishandeling van de ex-partner en de poging tot zware mishandeling van het kind, maar verklaarde de verdachte wel schuldig aan de subsidiaire tenlastelegging van mishandeling van het kind. De rechtbank legde een gevangenisstraf van drie maanden op, met aftrek van voorarrest, en besloot geen contactverbod op te leggen, omdat er onvoldoende aanwijzingen waren voor recidive.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/146481-21
Datum uitspraak: 23 september 2021
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1989,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres],
gedetineerd in het Justitieel Complex [locatie te plaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 september 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. H.F. van Kregten, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M.L. van Gaalen, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 5 juni 2021 te [plaats], in elk geval in Nederland, zijn (ex-) partner, [persoon], heeft mishandeld door voornoemde [persoon] eenmaal of meermalen (met kracht) (met gebalde vuist(en)) tegen het hoofd en/of het gezicht en/of de rug en/of de nek, in elk geval tegen het lichaam te slaan en/of te stompen;
2.
hij op of omstreeks 5 juni 2021 te [plaats], in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn kind [kind] ([geboortedag 2]2018) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen naar voornoemde [kind] is toegegaan en/of vervolgens eenmaal of meermalen
(met kracht) (met gebalde vuist(en)) tegen het hoofd en/of het gezicht en/of de
mond en/of de neus en/of de rug, in elk geval tegen het lichaam van voornoemde
[kind] heeft geslagen en/of gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 juni 2021 te [plaats], in elk geval in Nederland, zijn kind, [kind] ([geboortedag 2]2018), heeft mishandeld door voornoemde [kind] eenmaal of meermalen (met kracht) (met gebalde vuist(en)) tegen het hoofd en/of het gezicht en/of de neus en/of de mond en/of de rug, in elk geval tegen het lichaam te slaan en/of te stompen.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 ten laste gelegde mishandeling van de ex-partner van verdachte en de onder 2 primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling van het kind van verdachte kunnen worden bewezen. De aangifte wordt door voldoende andere bewijsmiddelen ondersteund. Wat betreft feit 2 heeft verdachte door wild in te slaan op aangeefster terwijl zij hun kind vasthield, bewust het aanmerkelijke risico genomen dat daardoor ook het kind letsel zou worden toegebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak van beide ten laste gelegde feiten bepleit omdat het dossier onvoldoende onderbouwing voor de aangifte geeft.
Verdachte ontkent zijn ex-partner ([persoon]) of zijn kind ([kind]) te hebben geslagen of gestompt. Volgens verdachte had [kind] een spontane bloedneus. Ook volgens [persoon] had [kind] daar vaker last van. De bloedneus verklaart ook al het bloed dat op de foto’s is te zien en het bloed in het mondje van [kind]. Er kan niet zondermeer van worden uitgegaan dat verdachte die bloedneus heeft veroorzaakt. Door politieagenten zijn verschillende letsels waargenomen bij zowel [persoon] als [kind]. Deze letsels worden echter niet waargenomen bij onderzoek op de spoedeisende hulp. Bij [persoon] werd in het geheel geen letsel vastgesteld en van de bult op het voorhoofd en de blauwe plekken op de rug van [kind] kan niet worden vastgesteld dat deze zijn veroorzaakt door geweld van verdachte. Bovendien passen deze verwondingen niet bij de aangifte waarin [persoon] stelt dat zowel zijzelf als [kind] flinke klappen hebben gehad van verdachte. De verklaring van de zus van [persoon] die via de telefoon hoort dat verdachte ruzie heeft met [persoon] kan eveneens geen ondersteuning opleveren van het gestelde geweld, nu zij haar verklaring heeft ingevuld op basis van hetgeen [persoon] haar heeft verteld en het bloed dat zij zag.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte vrijgesproken dient te worden van de onder 2 primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling van [kind]. Het is niet aannemelijk dat verdachte hard op het gezicht en lichaam van [kind] heeft ingeslagen, want dat strookt niet met het letsel dat zij zou hebben opgelopen, slechts één bult en wat kleine hematomen op de rug zou.
Verdachte heeft niet willens en wetens bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [kind] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
Het oordeel van de rechtbank
Op 5 juni 2021 rond 23:00 uur ging verdachte naar de woning van aangeefster omdat hij hun tweejarige dochtertje (genaamd [kind]) wilde meenemen naar zijn, verdachtes, moeder. Aangeefster was het er niet mee eens dat verdachte [kind] zo laat nog zou meenemen.
Aangeefster heeft verklaard dat er vervolgens ruzie ontstond en dat zowel zijzelf als [kind] bij de ruzie door verdachte zijn geslagen.
In het dossier zijn diverse aanwijzingen te vinden waaruit kan worden afgeleid dat er die avond/nacht tussen verdachte en aangeefster een incident heeft plaatsgevonden.
Zo heeft de zus van aangeefster bij de politie verklaard dat zij die avond door haar zus werd gebeld en via de telefoon hoorde dat er een discussie gaande was tussen aangeefster en verdachte. Ineens hoorde zij aangeefster schreeuwen en hoorde zij een geluid van klappen. De zus heeft daarop de politie gebeld.
Verder is er een getuigenverklaring van een onderbuurvrouw van aangeefster. Zij heeft verklaard dat zij, toen zij naar bed wilde gaan, hartverscheurend geschreeuw hoorde en dat er op alle bellen werd gedrukt. De buurvrouw ging kijken en zag dat het aangeefster was, die beneden haar woont. Even later zag zij verdachte met een kind de woning uitkomen.
Aangeefster heeft voorts verklaard dat zij een langsfietsend meisje heeft gevraagd om 112 te bellen. Bij de politie zijn meerdere meldingen binnengekomen.
Als de politie korte tijd later bij de woning arriveert loopt aangeefster nog buiten op straat op blote voeten en zij zit helemaal onder het bloed. Voordat de politie bij de woning aankomt loopt verdachte hen tegemoet met het kind op zijn arm. De verbalisanten zien bij [kind] bloed bij en in haar mond. Ook zien zij op het T-shirt van aangeefster diverse bloedvlekken. In de woning worden overal bloedspetters aangetroffen; in de hal, in de badkamer, in de slaapkamers, in het toilet.
Zowel aangeefster als [kind] zijn ter controle naar de spoedeisende hulp van het Amsterdam UMC ziekenhuis geweest. Bij [kind] werden een hematoom met onderliggende bult op haar voorhoofd en kleine hematomen op haar rug geconstateerd, hetgeen ook op de van haar op 6 juni 2021 genomen foto’s te zien is. In de medische verklaring wordt verwezen naar een foto en voor de rechtbank is voldoende duidelijk dat dit gaat om de foto’s die zich in het dossier bevinden (en waar op staat ‘genomen op 06-06-2021 op spoedeisende hulp’).
Dat de zus, zoals de raadsman stelt, haar verklaring zou hebben ingevuld op basis van hetgeen aangeefster haar heeft verteld en het bloed dat zij zag, volgt de rechtbank niet. Dit is immers alleen ter sprake gekomen op een vraag waarom zij meende dat er sprake was van meerdere klappen en niet van één klap. Dat hetgeen de zus heeft verklaard door de telefoon te hebben gehoord niet afkomstig zou zijn uit eigen waarneming volgt hieruit echter niet.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zijn dochter op kwam halen omdat hij vindt dat hij dat als vader mag doen wanneer hij wil. Geconfronteerd met bovenstaande bevindingen heeft verdachte hierover slechts verklaard dat er verder helemaal niets aan de hand was en dat er van ruzie geen sprake was. Verdachte ontkent iemand te hebben geslagen. Het bij [kind] waargenomen bloed en de bloedspetters in de woning waren volgens verdachte uitsluitend het gevolg was van een spontane bloedneus.
De lezing van verdachte van de gebeurtenissen strookt echter zodanig niet met de situatie zoals die door de politie werd aangetroffen, dat de rechtbank deze verklaring van verdachte als ongeloofwaardig ter zijde stelt. Dat aangeefster bebloed en op blote voeten de straat op rent terwijl er niets aan de hand is en enkel omdat zij hem te gronde wil richten acht de rechtbank volstrekt onaannemelijk.
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat er sprake was van een incident tussen verdachte en aangeefster en dat er bij dat incident door verdachte in ieder geval enigermate van geweld is gebruikt waardoor [kind] het letsel heeft opgelopen zoals dat in het ziekenhuis is vastgesteld.
Dat dit letsel zou zijn veroorzaakt doordat verdachte [kind] zodanig tegen het hoofd heeft en lichaam heeft gestompt, dat zij mogelijk zwaar lichamelijk letsel zou hebben kunnen oplopen, kan de rechtbank niet vaststellen, want dit vindt gezien de relatief beperkte aard van het letsel, onvoldoende ondersteuning in het dossier. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de onder 2 primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling van [kind]. Wel komt de rechtbank op grond van het bovenstaande tot een bewezenverklaring van de onder 2 subsidiair ten laste gelegde mishandeling.
De rechtbank zal verdachte ook vrijspreken van de onder 1 ten laste gelegde mishandeling van aangeefster. De verklaring van aangeefster wordt op dit punt onvoldoende door andere bewijsmiddelen in het dossier ondersteund. De door verbalisanten bij haar waargenomen verwondingen geven geen eenduidig beeld, terwijl in het ziekenhuis in het geheel geen verwondingen bij aangeefster worden geconstateerd. Op de foto’s is dit evenmin duidelijk te zien.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
2. subsidiair
op 5 juni 2021 te [plaats], zijn kind, [kind] ([geboortedag 2]2018), heeft mishandeld door voornoemde [kind] tegen het gezicht en de rug te slaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

7.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straffen

De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door hem onder 1 en 2 primair bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met aftrek van voorarrest, en daarnaast tot een maatregel als bedoeld in artikel 38v Wetboek van Strafrecht inhoudende een contactverbod met zijn ex-partner en zijn dochter voor de duur van 3 jaar, bij iedere overtreding te vervangen door 2 weken hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat voor het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring van eenvoudige mishandeling komt, gelet op de LOVS-oriëntatiepunten, de OM-richtlijnen en opgelegde straffen in enigszins vergelijkbare zaken, uitgegaan dient te worden van een taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke straf. Dit maakt dat thans artikel 67a lid 3 Wetboek van Strafvordering van toepassing is. Verdachte is niet eerder veroordeeld voor huiselijk geweld.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft tijdens een uit de hand gelopen incident met zijn ex-partner zich zodanig agressief gedragen dat daardoor hun dochtertje, dat daarbij ook aanwezig was, letsel heeft opgelopen. Verdachte heeft enkel aan zichzelf gedacht en wilde zijn kind ophalen ongeacht het late tijdstip en ongeacht of de moeder daarmee instemde. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij, toen aangeefster niet wilde dat [kind] werd meegenomen, zich niet in toom heeft weten te houden in het bijzijn van zijn pas tweejarige, en daardoor ook zeer kwetsbare, kind. Bovendien vond het incident plaats in de woning van aangeefster en de dochter, wat bij uitstek een plaats van veiligheid en geborgenheid zou moeten zijn.
Teneinde een beter beeld te verkrijgen omtrent de persoon van verdachte was de reclassering opdracht gegeven een rapport op te maken. Verdachte heeft hieraan echter niet willen meewerken. Ook aan een trajectconsult door het NIFP heeft verdachte zijn medewerking geweigerd. De rechtbank beschikt hierdoor niet over informatie over hoe verdachte tot dit delict is gekomen en heeft geen zicht gekregen op mogelijke psychische oorzaken en de mate van gevaar voor recidive. Nu niet blijkt van eerdere situaties van huiselijk geweld en nu er geen aanknopingspunten zijn voor een reclasseringstoezicht ziet de rechtbank geen reden voor het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel. Gelet op de ernst van het feit is onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden passend en geboden.
De rechtbank zal een lagere straf opleggen dan gevorderd door de officier van justitie. Dit is vooral gelegen in het feit dat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van de mishandeling van zijn ex-partner (feit 1) en van de poging tot zware mishandeling van zijn dochter (feit 2 primair) terwijl de eis van de officier van justitie mede gebaseerd is op een bewezenverklaring van deze feiten.
De rechtbank zal ook geen contactverbod opleggen zoals door de officier van justitie gevorderd omdat omtrent recidivegevaar niets bekend is en zij thans onvoldoende aanknopingspunten ziet voor het opleggen van een zo verstrekkende maatregel.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Mishandeling, begaan tegen zijn kind.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
3 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis, welke beslissing afzonderlijk schriftelijk is vastgelegd op 9 september 2021.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.C.J. Hamming, voorzitter,
mrs. P.L.C.M. Ficq en C.C.J. Maas-van Es, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. West, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 september 2021.
De oudste rechter is buiten staat
het vonnis te ondertekenen.
De jongste rechter is buiten staat
het vonnis te ondertekenen.