ECLI:NL:RBAMS:2021:547

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 februari 2021
Publicatiedatum
17 februari 2021
Zaaknummer
8589736 / CV EXPL 20-10881
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding na gebrekkige revisie van een Volkswagen bestelbus

In deze zaak vordert de eigenaar van een Volkswagen bestelbus, [eiser], schadevergoeding van de besloten vennootschap [gedaagde] wegens gebrekkige werkzaamheden aan zijn voertuig. De procedure begon met een dagvaarding op 9 juni 2020, gevolgd door een conclusie van antwoord en een tussenvonnis waarin een bijeenkomst van partijen werd bevolen. De mondelinge behandeling vond plaats op 12 januari 2021. De eigenaar had in 2017 een revisie van de cilinderkop van zijn bestelbus laten uitvoeren door [gedaagde], maar na de werkzaamheden bleven er problemen met het motormanagementlampje bestaan. Ondanks meerdere pogingen om de problemen op te lossen, bleef de eigenaar kosten maken voor reparaties en revisies door verschillende bedrijven. Uiteindelijk heeft hij [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor de schade die hij heeft geleden door de gebrekkige revisie en de installatie van een resetunit. De kantonrechter oordeelt dat [eiser] onvoldoende bewijs heeft geleverd dat [gedaagde] tekort is geschoten in haar verplichtingen. De kantonrechter wijst de vorderingen van [eiser] af en veroordeelt hem in de proceskosten van [gedaagde].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

afdeling privaatrecht
Zaaknummer en rolnummer: 8589736 / CV EXPL 20-10881
Uitspraak: 12 februari 2021
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
gemachtigde mr. M.J. Meijer,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
gevestigd te [plaats] ,
gedaagde,
gemachtigde mr. C.J.M. van der Steen (DAS Rechtsbijstand).
Partijen worden hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd.

1.Verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 9 juni 2020, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • het tussenvonnis van 7 augustus 2020, waarbij een bijeenkomst van partijen is bevolen;
  • de op 27 oktober 2020 ter griffie ingekomen brief en productie van de zijde van [eiser] ;
  • de op 12 januari 2021 gehouden mondelinge behandeling, waarvan de zittingsaantekeningen en de overgelegde spreekaantekeningen zich in het dossier bevinden.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Feiten

2.1.
[eiser] is eigenaar van een Volkswagen Transporter met het kenteken [kenteken] (hierna: de auto). Omdat op enig moment het motormanagementlampje van de auto op het dashboard ging branden heeft [eiser] , nadat de Volkswagendealer vaststelde dat dit mogelijk door een verminderde compressie zou komen, [gedaagde] ingeschakeld.
2.2.
Eind juni 2017 heeft [eiser] aan [gedaagde] opdracht gegeven voor een revisie van de cilinderkop. [gedaagde] heeft deze revisie begin juli 2017 door Revisiebedrijf [revisiebedrijf] laten uitvoeren en heeft de kosten daarvan bij factuur van 6 juli 2017 aan [eiser] in rekening gebracht. [eiser] heeft deze factuur betaald.
2.3.
Omdat het motormanagementlampje na de cilinderkoprevisie bleef branden, heeft [gedaagde] in oktober 2017 nogmaals werkzaamheden verricht aan de auto. De kosten daarvan heeft [gedaagde] bij factuur van 2 oktober 2017 aan [eiser] in rekening gebracht. [eiser] heeft deze factuur betaald. Daarnaast heeft [gedaagde] , zonder medeweten van [eiser] en zonder dit aan hem door te belasten, een zogenoemde resetunit in de auto geïnstalleerd. Het motormanagementlampje bleef daarna uit.
2.4.
Vanwege aanhoudende problemen met de auto heeft [eiser] in maart 2018 de automatische versnellingsbak van de auto laten flushen door [autoservice bedrijf] , waarvoor laatstgenoemde aan [eiser] kosten in rekening heeft gebracht die door [eiser] zijn betaald.
2.5.
In mei en oktober 2018 heeft E-max Transmissie de automatische versnellingsbak van de auto gereviseerd en de kosten daarvan aan [eiser] in rekening gebracht, die door [eiser] zijn betaald.
2.6.
Op 14 augustus 2018 heeft [gedaagde] een aantal onderdelen van de distributieketting vervangen en heeft zij de op dat moment vermelde storing in het motormanagementsysteem gereset.
2.7.
Op enig moment daarna heeft [eiser] de door [gedaagde] geïnstalleerde resetunit verwijderd, waarna het motormanagementlampje weer is gaan branden.
2.8.
Wegens aanhoudende problemen met de auto heeft [car service] (hierna: [car service] ), in opdracht van partijen en voor rekening van [eiser] , de auto onderzocht en op 3 april 2019 als volgt geconcludeerd:
“(…) Alle cilinders hebben voldoende compressie om de auto netjes te laten lopen. In cilinder 1 is een beschadiging te zien in de cilinderwand, hier heeft vuil tussen gezeten. In de auto staat een foutcode op de krukas sinchronisatie ten opzichte van de nokkenassen, samen met de klacht lijkt het ons dat de distributie ketting niet op tijd staat. (…)”
2.9.
In opdracht van de bedrijfsaansprakelijkheidsverzekeraar van [gedaagde] , die overigens geen dekking bood voor de onderhavige kwestie, is op 26 april 2019 door DEKRA Automotive (hierna: DEKRA) een rapport van expertise opgesteld. Daarin is, voor zover hier relevant, het volgende vastgesteld:
“(…) Naar aanleiding van ons onderzoek concluderen wij dat het onjuiste presteren met name voortkomt uit een onjuiste timing van de motor (distributieketting). Er zal nu aanvullend moeten worden vastgesteld wat de oorzaak is van deze onjuiste timing. Dit kan namelijk diverse oorzaken hebben, te weten:
- Uw verzekerde [gedaagde] heeft de (bovenste) distributieketting onjuist gemonteerd;
- De ketting of beide kettingen, zijn versleten/opgerekt;
- De appendages (spanner/geleiders) van de distributie vertonen een gebrek.
Tevens zal de motor grondig moeten worden gereinigd in verband met de aanwezig zijnde olielekkage(s). Pas na volledige reiniging kunnen wij vast stellen wat de oorzaak is van de lekkage.
De vermeende koelvloeistoflekkage is door ons niet vastgesteld. Er zij van buitenaf geen sporen van koelvloeistoflekkage zichtbaar. Er is mogelijk sprake van een intern gebrek in de motor waardoor dit wordt veroorzaakt. Ook dit zal aanvullend moeten worden onderzocht.
Op dit moment kunnen wij niet bepalen of er een causaal verband bestaat met de door ons vastgestelde gebreken en de recent uitgevoerde werkzaamheden door uw verzekerde [gedaagde] . (…)”
[gedaagde] heeft op enig moment de hiervoor genoemde oorzaken voor een onjuiste timing van de motor (distributieketting) gecorrigeerd en de appendages (spanner/geleiders) van de distributie vervangen.
2.10.
Teneinde de problemen met de auto op te lossen heeft [eiser] de auto op 10 september 2019 nogmaals naar [gedaagde] gebracht. [gedaagde] heeft daarna de revisie van de cilinderkop uitbesteed aan [motorenrevisiebedrijf ] en/of LG Motorenrevisie. Begin februari 2020 heeft [eiser] de auto weer opgehaald en geconstateerd dat de problemen niet waren verholpen.
2.11.
Bij brieven van 13 december 2019 en 23 april 2020 heeft [eiser] [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor alle materiële en immateriële schade die [eiser] heeft geleden als gevolg van een gebrekkige revisie van de cilinderkop en de installatie van de resetunit.
2.12.
[gedaagde] heeft iedere vorm van aansprakelijkheid van de hand gewezen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – samengevat – dat [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis zal worden veroordeeld tot betaling aan hem van € 8.858,80 aan hoofdsom en € 804,44 aan buitengerechtelijke incassokosten, het een en ander vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Het door [eiser] gevorderde bedrag van € 8.858,80 bestaat uit de door hem aan [gedaagde] betaalde kosten voor revisie en reparatie, alsook de kosten van het flushen en reviseren van de automatische versnellingsbak en het door [car service] gedane onderzoek.
3.3.
[gedaagde] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.Beoordeling

4.1.
Partijen zijn het erover eens dat [gedaagde] in juli 2017 de revisie van de cilinderkop heeft uitgevoerd. De kern van de discussie tussen partijen spitst zich toe op de vraag of deze revisie en de daarna door [gedaagde] uitgevoerde werkzaamheden aan de auto ondeugdelijk zijn uitgevoerd.
4.2.
[eiser] beantwoordt deze vraag bevestigend en stelt dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen. [gedaagde] heeft namelijk een resultaatsverbintenis op zich genomen, te weten de uitvoering van de revisie van de cilinderkop zodat deze weer goed zou functioneren. Maar deze revisie en/of de daarna uitgevoerde herstelwerkzaamheden zijn onjuist/gebrekkig uitgevoerd en hebben geleid tot andere mankementen aan de auto, waardoor [eiser] veel kosten heeft moeten maken, aldus steeds [eiser] .
4.3.
[gedaagde] betwist dat zij haar werkzaamheden niet goed heeft uitgevoerd en verwijst in dat kader onder meer naar het door [car service] verrichte onderzoek en het rapport van DEKRA. [car service] heeft in haar e-mail van 3 april 2019 vastgesteld dat alle cilinders voldoende compressie hebben, maar dat de distributieketting mogelijk niet op tijd staat. DEKRA heeft vastgesteld dat op basis van het door haar uitgevoerde onderzoek niet is gebleken dat een causaal verband bestaat tussen de gebreken aan de auto en de recent uitgevoerde werkzaamheden door [gedaagde] en dat daarvoor nader onderzoek noodzakelijk is.
4.4.
Ingevolge artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) draagt de partij die zich beroept op rechtsgevolgen van door haar gestelde feiten of rechten de bewijslast van die feiten of rechten, tenzij uit enige bijzondere regel of uit de eisen van redelijkheid en billijkheid een andere verdeling van de bewijslast voortvloeit. Dat betekent dat het in deze procedure op de weg van [eiser] ligt om te stellen – en bij voldoende betwisting te bewijzen – dat [gedaagde] tekort is geschoten in haar werkzaamheden aan de auto en van welke fouten daarbij sprake is geweest. De mate waarin [eiser] zijn stellingen nader moet onderbouwen is afhankelijk van de mate waarin [gedaagde] haar betwisting daarvan heeft gemotiveerd.
4.5.
De kantonrechter stelt vast dat [eiser] bij dagvaarding zijn stellingen niet van een technische of andersoortige onderbouwing heeft voorzien. Nadat [gedaagde] de vorderingen heeft betwist aan de hand van de door [car service] en DEKRA verrichte onderzoeken, waarin expliciet is vermeld blijkt dat (nog) geen verband kan worden vastgesteld tussen de mankementen aan de auto en de werkzaamheden die [gedaagde] heeft verricht, heeft hij zijn stellingen evenmin van een technische onderbouwing voorzien. Ter zitting heeft [eiser] zijn standpunten weliswaar herhaald, maar zonder deze nader toe te lichten aan de hand van stukken of nieuwe gezichtspunten. In het licht van de gemotiveerde betwisting van [gedaagde] , aan de hand van de bevindingen van [car service] en DEKRA, had het op de weg van [eiser] gelegen om, in aanloop naar de mondelinge behandeling, zijn stellingen in ieder geval met enige vorm van een technische onderbouwing nader toe te lichten. Zo had [eiser] de onderzoeksresultaten van het door hem ingeschakelde [autobedrijf] of de door hem gemaakte filmpjes, waar hij ter zitting naar verwees, in het geding kunnen brengen. Voor zover de onderzoeksresultaten van [autobedrijf] , zoals de gemachtigde van [eiser] ter zitting heeft betoogd, geen duidelijkheid zouden geven, had [eiser] al in een eerder stadium aan [autobedrijf] of een ander autobedrijf opdracht kunnen geven om de auto nader te onderzoeken teneinde vast te stellen welke mankementen te wijten zijn aan de werkzaamheden van [gedaagde] . Dit alles is echter niet gebeurd, terwijl vaststaat dat [eiser] de auto al sinds februari 2020 weer in zijn bezit heeft en daartoe dus wel in de gelegenheid was.
4.6.
Ter zitting heeft [eiser] bewijs aangeboden van diverse stellingen, die er in de kern op neer komen dat de thans bestaande mankementen aan de auto zijn ontstaan als gevolg van de revisiewerkzaamheden door [gedaagde] . Daarbij is onder meer aangeboden om [autobedrijf] alsnog nader onderzoek te laten verrichten. Gelet op het voorgaande en in het licht van de door [gedaagde] overgelegde onderzoeken, is de kantonrechter echter van oordeel dat hetgeen [eiser] in de procedure naar voren heeft gebracht onvoldoende is om verder feitenonderzoek te rechtvaardigen. Het bewijsaanbod van [eiser] zal daarom worden gepasseerd.
4.7.
Dit alles betekent dat [eiser] onvoldoende heeft gesteld dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens [eiser] . De vorderingen zullen daarom worden afgewezen.
4.8.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden tot op heden begroot op € 622,00 (twee punten × tarief € 311,00). De nakosten zullen worden toegewezen zoals hierna in de beslissing is vermeld.

5.Beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 622,00,
5.3.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 124,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 71,00 aan salaris gemachtigde en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. R.H.C. van Harmelen, kantonrechter, bijgestaan door mr. M. Wiltjer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 februari 2021.
De griffier De kantonrechter