ECLI:NL:RBAMS:2021:5492

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 september 2021
Publicatiedatum
29 september 2021
Zaaknummer
AWB - 21 _ 4529
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening sluiting woning op basis van Opiumwet

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 15 september 2021 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van de sluiting van een woning op basis van de Opiumwet. De burgemeester van Amsterdam had op 1 september 2021 besloten om de woning van de verzoekster voor drie maanden te sluiten, nadat er tijdens een politieactie op 26 juli 2021 aanzienlijke hoeveelheden drugs en een luchtdrukwapen in de woning waren aangetroffen. De verzoekster, die huurder van de woning is, maakte bezwaar tegen dit besluit en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 15 september 2021 werd het verzoek afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester voldoende redenen had om de woning te sluiten, gezien de aangetroffen drugs en het vuurwapen, en de overlast die dit veroorzaakte in de buurt. De voorzieningenrechter benadrukte dat de sluiting noodzakelijk was om de openbare orde te herstellen en dat de burgemeester niet onzorgvuldig had gehandeld door geen uitgebreidere pogingen te doen om de verzoekster te bereiken voor het nemen van het besluit. De voorzieningenrechter concludeerde dat de sluiting van de woning niet onevenredig was, gezien de omstandigheden van de zaak, en dat de burgemeester in redelijkheid tot zijn besluit had kunnen komen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/4529
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 15 september 2021 in de zaak tussen

[verzoekster] , te Amsterdam, verzoekster

(gemachtigde: mr. K.J.T.M. Hehenkamp),
en

de burgemeester van Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. R. Nomden en mr. M. Kappelhof).

Procesverloop

Bij besluit van 1 september 2021 (het bestreden besluit) heeft de burgemeester de sluiting bevolen van de woning van [verzoekster] aan de [laan] (de woning) voor drie maanden, ingaande op 3 september 2021.
[verzoekster] heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 september 2021. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Overwegingen

Wat voorafging aan deze procedure
1. [verzoekster] is huurder van de woning. Haar (toenmalige) vriend, [naam vriend] , was bij haar ingetrokken nadat hij een gevangenisstraf van tien maanden had uitgezeten.
2. Op 26 juli 2021 heeft de politie de woning doorzocht. Uit de bestuurlijke rapportage van 18 augustus 2021 van de politie blijkt dat er die dag het volgende is aangetroffen.
- een plastic zak met 50 stuks slikkersbollen waarin 558 gram samengeperst wit poeder aan cocaïne zat;
- een keukenmes met vermoedelijk cocaïne;
- een pollepel met vermoedelijk cocaïne;
- een brief met vermoedelijk cocaïne;
- een plastic bak met daarin een luchtdrukwapen.
3. De burgemeester heeft op basis van deze informatie een voornemen genomen om de woning te sluiten. Na dit voornemen heeft de burgemeester getracht een zienswijze van [verzoekster] en van de verhuurder af te nemen. De verhuurder, een woningbouwcorporatie, verklaarde geen bezwaar te hebben tegen sluiting van de woning. [verzoekster] werd niet bereikt om een zienswijze te geven. Op 27 augustus 2021 is meermaals tevergeefs getracht telefonisch contact op te nemen met [verzoekster] . Op 30 augustus 2021 heeft de wijkagent tevergeefs geprobeerd om een zienswijze bij [verzoekster] af te nemen, waarop hij het voornemen tot sluiting bij haar woning heeft achtergelaten. Vanwege het spoedeisende karakter van de sluiting, heeft de burgemeester zonder de zienswijze van [verzoekster] het bestreden besluit genomen.
Standpunt [verzoekster]
4. [verzoekster] benadrukt geen weet te hebben gehad van de aanwezigheid van de harddrugs en het vuurwapen in haar woning. Zij is ook slachtoffer van [naam vriend] , getuige de door haar overgelegde aangifte tegen hem. Het enige wat van haar was in die woning was het bed, de lamp en een aantal papieren.
4.1.
Verder voert zij aan dat de burgemeester onvoldoende onderzoek heeft gedaan, door onvoldoende te proberen om een zienswijze bij haar af te nemen. Er is slechts op één dag geprobeerd haar telefonisch te bereiken en de wijkagent heeft maar één keer getracht de woning te bezoeken. Er is geen sprake van een strafdossier en er is sprake van een eerste beweerdelijke overtreding van de Opiumwet. Het is onzorgvuldig dat de burgemeester de woning sluit zonder voorafgaand een last op te leggen.
4.2.
Ook is niet gebleken van verzwarende omstandigheden, waardoor de burgemeester had moeten volstaan met een waarschuwing. De woning wordt feitelijk bewoond door [verzoekster] en het is een eerste overtreding van de Opiumwet.
4.3.
[verzoekster] voert verder aan dat de woning onmiddellijk sluiten onevenredig is. De burgemeester had moeten informeren naar vervangende huisvesting. Nu dit niet is gebeurd, kleeft er een motiveringsgebrek aan het bestreden besluit.
Oordeel van de voorzieningenrechter
5. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
6. De burgemeester heeft de woning gesloten op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Op grond van vaste rechtspraak [1] mag de burgemeester een pand sluiten als er een handelshoeveelheid drugs is gevonden. Niet in geschil is dat dat is aangetroffen. Doel van de sluiting van de woning is om de openbare orde te herstellen, het risico op herhaling te voorkomen en om aan de buitenwereld het signaal te geven dat de openbare orde is hersteld.
7. De voorzieningenrechter vindt met de burgemeester de sluiting van de woning voor dit doel in dit geval noodzakelijk en evenredig en overweegt daartoe als volgt.
Noodzakelijkheid
8. De burgemeester hanteert het uitgangspunt dat bij een ernstig gevaar voor de openbare orde in beginsel niet tot sluiting van een woning wordt overgegaan als de woning bewoond wordt, maar dat wordt volstaan met een waarschuwing. In ernstige gevallen mag hiervan echter worden afgeweken. Met de burgemeester is de voorzieningenrechter van oordeel dat dit hier aan de orde is. De verzwarende omstandigheden liggen erin dat er een luchtdrukwapen in de woning is aangetroffen, dat er het afgelopen jaar diverse (ernstige) overlast meldingen zijn binnengekomen betreffende drugsgebruik en -handel in de woning, dat er aanhoudende loop is van en naar de woning door drugsgebruikers en -handelaren en dat er bij buurtbewoners gevoelens van angst en onveiligheid bestaan. Dit alles wekt het beeld dat het pand een spil is in het drugscircuit. Deze omstandigheden leveren (de vrees voor) een ernstig gevaar voor de openbare orde op, die een sluiting van de woning rechtvaardigen. De voorzieningenrechter is gelet hierop ook van oordeel dat de burgemeester na meerdere pogingen om [verzoekster] te bereiken, niet was gehouden om vaker te proberen om een zienswijze bij [verzoekster] af te nemen, alvorens over te gaan tot daadwerkelijke sluiting. Dit is daarom niet onzorgvuldig.
Evenredigheid
9. De voorzieningenrechter erkent dat het toepassen van de sluitingsbevoegdheid door de burgemeester zeer ingrijpende gevolgen heeft voor [verzoekster] als gebruiker van de woning. Echter, in [verzoekster] geval is dit niet onevenredig. Er wonen bijvoorbeeld geen minderjarige kinderen in de woning, noch is sprake van een medische noodzaak om in de woning te blijven. [verzoekster] heeft vanaf de sluiting van de woning een plek gevonden om te verblijven. Voor zover [verzoekster] geen verwijt kan worden gemaakt omdat zij slechts slachtoffer is van de criminele activiteiten van haar ex-vriend, acht de voorzieningenrechter dat niet van doorslaggevend belang. Zij wist van de drugs in de woning en dat haar vriend daarin handelde. Dat kan worden opgemaakt uit haar verklaring, weergegeven in de bestuurlijke rapportage. Voorts is het waarschijnlijk dat [verzoekster] haar woning kwijtraakt. De burgemeester heeft ter zitting toegelicht dat het zorgteam bezig is om [verzoekster] te helpen haar leven weer op de rit te krijgen. De burgemeester laat [verzoekster] niet in de kou staan. Mede gelet hierop hoefde de burgemeester niet met een lichtere maatregel, zoals een waarschuwing, te volstaan. Alles bij elkaar genomen zijn de gevolgen van de sluiting voor [verzoekster] niet dusdanig onevenredig, dat de burgemeester in redelijkheid ervan af had moeten zien.
Conclusie
10. Gelet op het voorgaande heeft de burgemeester de woning van [verzoekster] terecht gesloten vanwege (de vrees voor) gevaar voor de openbare orde. Naar alle waarschijnlijkheid zal het bestreden besluit in bezwaar standhouden. De voorzieningenrechter wijst daarom het verzoek af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.H. Waller, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. T. Rijs, griffier.
Waarvan proces-verbaal,
griffier
voorzieningenrechter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912.