In deze zaak heeft eiseres, een inwoner van Amsterdam, beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar verzoek om vernietiging van een mutatierapport door de korpschef van politie. Het bestreden besluit, genomen op 4 februari 2021, wees het verzoek van eiseres af, omdat volgens de verweerder de gegevens in het mutatierapport niet in strijd zijn met wettelijke voorschriften. Eiseres was van mening dat het mutatierapport feitelijke onjuistheden bevatte en dat het een onjuist beeld van de situatie weergaf. De rechtbank heeft op 6 september 2021 een zitting gehouden, waarbij eiseres aanwezig was en de verweerder vertegenwoordigd werd door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de verwerking van de politiegegevens in het mutatierapport niet in strijd is met de Wet politiegegevens (Wpg). Eiseres had verzocht om vernietiging op grond van artikel 28, tweede lid, van de Wpg, maar de rechtbank concludeerde dat er geen feitelijke onjuistheden in het rapport waren aangetoond. De rechtbank benadrukte dat het correctierecht niet bedoeld is voor het corrigeren van indrukken, meningen of conclusies die eiseres niet zinnen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen in het mutatierapport voldoende waren onderbouwd en dat de gegevens niet als feiten gepresenteerd werden.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van het verzoek tot vernietiging van het mutatierapport door de korpschef van politie standhield. De uitspraak werd gedaan door rechter J.C.S. van Limburg Stirum op 7 oktober 2021, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in proceskosten of vergoeding van griffierecht. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.