ECLI:NL:RBAMS:2021:5817

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 oktober 2021
Publicatiedatum
14 oktober 2021
Zaaknummer
13/697158 / HA ZA 21-157
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van overeenkomst tussen festivalorganisatoren en verhuurder van herbruikbare bekers door coronapandemie

In deze zaak vorderde CupKing B.V. de ontbinding van de overeenkomst met Apenkooi Events B.V. en ID&T Events B.V. vanwege de coronapandemie, die als onvoorziene omstandigheid werd beschouwd. De rechtbank Amsterdam oordeelde dat de coronapandemie een fundamentele verstoring van het evenwicht van de overeenkomst met zich meebracht. De partijen waren in 2019 een overeenkomst aangegaan voor de levering van herbruikbare bekers voor evenementen, maar door de pandemie konden de evenementen in 2020 niet doorgaan. CupKing vorderde onder andere een wijziging van de overeenkomst en betaling van een bedrag van € 94.323,54 voor de niet afgenomen bekers. Apenkooi en ID&T voerden verweer en stelden dat er geen afnameverplichting bestond voor het jaar 2020, en dat de coronamaatregelen als overmacht moesten worden beschouwd. De rechtbank oordeelde dat de overeenkomst niet kon worden gewijzigd, maar dat deze met terugwerkende kracht per 14 maart 2020 moest worden ontbonden. De rechtbank stelde vast dat het financiële nadeel van de coronamaatregelen gelijkelijk over de partijen moest worden verdeeld, en dat partijen in de gelegenheid werden gesteld om zich uit te laten over de financiële afrekening. De zaak werd verwezen naar de rol van 10 november 2021 voor verdere behandeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: 13/697158 / HA ZA 21-157
Vonnis van 13 oktober 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CUPKING B.V.,
gevestigd te Leeuwarden,
eiseres,
advocaat mr. D.A. Westra te Leeuwarden,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
APENKOOI EVENTS B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde 1,
advocaat mr. W.A.M. Rupert te Rotterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ID&T EVENTS B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde 2,
advocaat mr. L. van der Leer te Alkmaar.
Partijen zullen hierna CupKing, Apenkooi en ID&T genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 21 januari 2020 met producties;
  • de conclusie van antwoord van Apenkooi met producties;
  • de conclusie van antwoord van ID&T met producties;
  • het tussenvonnis van 26 mei 2021, waarbij een mondelinge behandeling is bevolen;
  • de mondelinge behandeling die heeft plaatsgevonden op 31 augustus 2021, het daarvan opgemaakte proces-verbaal en de daarin genoemde processtukken en/of proceshandelingen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
CupKing houdt zich bezig met de verhuur en het wassen van eco-vriendelijke hardcups (verder: bekers) voor hergebruik bij evenementen.
2.2.
Apenkooi en ID&T zijn de organisatoren van evenementen (festivals).
2.3.
Partijen zijn begin 2019 in gesprek geraakt over de mogelijkheden van een samenwerking voor de levering van bekers door CupKing voor de evenementen van Apenkooi en ID&T.
2.4.
In vervolg op deze gesprekken is op 11 maart 2019 door de heer [naam 1] namens CupKing een e-mail gestuurd, waarin voor zover relevant staat vermeld:
“ (…) Ik kan een prijslijst maken per bekersoort. Afhankelijk van het aantal benodigde bekers en het aantal keer dat ik die kan verhuren komt daar een huurprijs uit. Op basis van een 2 jarige afspraak varieert die huurprijs tussen de 5 en 11 cent per beker. Dat is inclusief wassen.
Maar ik denk dat het veel makkelijk[er] werkt als we een vast tarief van alle bekers kunnen afspreken. Als ik dat uitreken op basis van de cijfers die ik van [naam 2] [ [naam 2] , van Apenkooi, rb] heb gekregen komt dat neer op een prijs van 6 cent per beker (…)”
2.5.
Vervolgens is tussen partijen een concept overeenkomst uitgewisseld. Door de heer [naam 2] is daar namens Apenkooi per e-mail van 14 maart 2019 op gereageerd, met daarin onder meer het verzoek:
“Maar het is belangrijk voor ons (beide denk ik) dat als er wanbeleid wordt gevoerd of iets dergelijks (…) dat er enige vorm van een escape is na jaar 1. (…) Ik snap dat er een investering is voor de bekers, maar bovenstaande is voor ons ook belangrijk. Extreem geval scenario zeg maar.”
2.6.
Partijen hebben vervolgens op of omstreeks 14 maart 2019 een overeenkomst gesloten. De overeenkomst bevat onder meer de volgende passages:

EVENEMENTEN
De overeenkomst voorziet in exclusieve levering van hardcups voor de evenementen van Apenkooi en Air Events (als onderdeel van ID&T). Dit betreft in ieder geval (maar niet uitsluitend) de volgende evenementen en aantallen bekers:
DGTL 2019 306404
Pleinvrees/De Zon 2019 249638
By the Creek 2019 188959
Gardens of Babylon 2019 25000
Strafwerk Festival 2019 145796
Elrow Festival 2019 337548
DGTL ADE 2019 108905
Strafwerk & Elrow ADE 2019 89508
Strafwerk & Elrow
Klokgebouw 2019 77513
Apenkooi NYE 2019 42788
(…)
Amsterdam Open Air 336500
Milkshake 314000
Festival Macumba 39500
Valhalla nnb
De genoemde aantallen zijn een onderbouwde indicatie, de werkelijke aantallen zullen per evenement in onderling overleg vastgesteld worden.
Het betreft op jaarbasis ca. 1.572.059 bekers voor Apenkooi en ca. 690.000 bekers voor Air Events (ID&T).
Specificatie van de aantallen per bekersoort per evenement zijn vastgelegd in de bijgevoegde bijlage. CupKing verplicht zich hierbij deze bekers en aantallen beschikbaar te hebben en te leveren voor de hier opgenomen evenementen.
LOOPTIJD
De overeenkomst loopt van 15 maart 2019 tot en met 14 maart 2021 (2 jaar). Tussentijdse beëindiging is niet mogelijk aangezien de afgesproken prijzen gebaseerd zijn op de door CupKing te investeren middelen in de aanschaf van bedrukte bekers ten behoeve van deze evenementen.
Na één jaar zullen partijen de samenwerking evalueren. (…) In extreme gevallen, bijvoorbeeld als sprake is van wanprestatie, of niet nakomen van de verplichtingen door CupKing kan de overeenkomst worden ontbonden als er gerede twijfel is dat CupKing deze knelpunten niet kan oplossen en daarmee zijn verplichtingen jegens de afnemer niet kan nakomen. Dit is echter een escape-clausule in zeer extreme situaties waarvan partijen uitgaan dat deze niet nodig is.”
TARIEVEN
Het tarief per gehuurde beker per evenement bedraagt 6 cent (€ 0,06). Dit is inclusief het reinigen van de gebruikte bekers.
(…)
Er wordt zo spoedig mogelijk na ieder evenement en per evenement gefactureerd. (…)
WERKWIJZE
(…)
Vanzelfsprekend worden per evenement afspraken gemaakt over levering, aantallen, tijdstippen etc. tussen de contactpersoon van CupKing en de verantwoordelijke persoon namens het evenement.”
2.7.
In 2019 hebben Apenkooi en ID&T meerdere evenementen georganiseerd waarvoor CupKing de bekers heeft geleverd. Volgens Apenkooi en ID&T verliep deze samenwerking niet volgens verwachting. Partijen hebben daarover verschillende keren gecommuniceerd.
2.8.
Op 30 oktober 2019 heeft de heer [naam 3] namens ID&T een e-mail gestuurd met – voor zover relevant – de volgende inhoud:
“Ons standpunt is ongewijzigd: Cupking heeft afgelopen zomer volledig onder de maat gepresteerd in haar dienstverlening, dat is meermaals door diverse partijen (ook namens en door ons) gecommuniceerd naar jullie en helaas hebben we daarin geen enkele verbetering gezien, eerder het tegenover gestelde. Het vertrouwen in de dienstverlening is dan ook tot een dieptepunt gedaald. (…) De gebrekkige dienstverlening op zich is al voldoende reden om het contract op te zeggen, ik voel me daar dan ook op geen enkele manier aan gehouden. (…)
Jullie kunnen nu 2 dingen doen: voortgaan op deze weg en het conflict opzoeken (…) of eerlijk zijn over wat er mis ging en je best doen om het vertrouwen te herstellen. Dat laatste levert op lange termijn sowieso het meeste op (…).
2.9.
Door het uitbreken van de coronapandemie en de daarop volgende overheidsmaatregelen, hebben Apenkooi en ID&T vanaf maart 2020 geen evenementen kunnen organiseren. In het jaar 2020 hebben zij dan ook geen bekers afgenomen bij CupKing.
2.10.
Partijen hebben vervolgens gecommuniceerd over de vraag welke gevolgen de coronapandemie heeft voor hun overeenkomst. Op 15 september 2020 is daarbij door CupKing een brief gestuurd, waarin onder meer staat:
“Het voorstel van cliënte [CupKing, rb.] is dat Apenkooi de overeenkomst nakomt door betaling van € 94.323,54 (= 1.572.059 x € 0,06), zijnde de waarde van de bekers die zouden worden geleverd.”
2.11.
Partijen zijn niet tot overeenstemming gekomen.

3.De vordering

3.1.
CupKing vordert om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te verklaren:
I.
Primair: de overeenkomst met Apenkooi te wijzigen in die zin dat de overeenkomst wordt verlengd tot het moment dat alle in de overeenkomst benoemde evenementen eenmaal zijn georganiseerd en het in de overeenkomst benoemde minimumaantal bekers per evenement is afgenomen/betaald;
Subsidiair: Apenkooi te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan CupKing te betalen een bedrag van € 94.323,54, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente;
II.
In alle gevallen: Apenkooi te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan CupKing te betalen een bedrag van € 1.718,24 vanwege buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente;
III.
Primair: de overeenkomst met ID&T te wijzigen in die zin dat de overeenkomst wordt verlengd tot het moment dat alle in de overeenkomst benoemde evenementen eenmaal zijn georganiseerd en het in de overeenkomst benoemde minimumaantal bekers per evenement is afgenomen/betaald;
Subsidiair: ID&T te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan CupKing te betalen een bedrag van € 41.400,-, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente;
IV.
In alle gevallen: ID&T te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan CupKing te betalen een bedrag van € 1.189,- vanwege buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente;
V.
In alle gevallen: Apenkooi en ID&T hoofdelijk te veroordelen in de kosten van deze procedure, alsmede de nakosten ten bedrage van € 157,- te vermeerderen met € 82,- in geval van betekening en te vermeerderen met de wettelijke rente indien niet binnen 14 dagen na het in deze te wijzen vonnis aan de veroordeling is voldaan.
3.2.
CupKing legt aan haar vorderingen ten grondslag dat Apenkooi en ID&T verplicht zijn de overeengekomen aantallen bekers af te nemen voor het jaar 2020. Door de overeenkomst op grond van artikel 6:258 van het Burgerlijk Wetboek (BW) te verlengen, krijgen Apenkooi en ID&T de gelegenheid om hun verplichtingen alsnog na te komen. Als de overeenkomst niet wordt verlengd, zijn Apenkooi en ID&T hun verplichtingen voor 2020 niet nagekomen. In dat geval is sprake van wanprestatie en zijn zij een schadevergoeding verschuldigd.

4.Het verweer

Apenkooi

4.1.
Apenkooi voert verweer tegen de vordering.
4.2.
De primaire vordering moet volgens haar worden afgewezen omdat CupKing geen belang heeft bij verlenging van de overeenkomst. Gelet op artikel 6:87 BW, althans de afspraken die tussen partijen gelden, kan CupKing geen beroep doen op nakoming ten aanzien van het jaar 2020. Apenkooi betwist subsidiair dat is voldaan aan de vereisten van artikel 6:258 BW. Als CupKing al verlies lijdt, wat wordt betwist, is dat een normaal ondernemersrisico dat voor haar eigen rekening dient te komen. Voor het geval de overeenkomst wel zou worden gewijzigd, verzoekt Apenkooi meer subsidiair om nadere voorwaarden ex artikel 6:260 BW te stellen.
4.3.
Ten aanzien van de subsidiaire vordering voert Apenkooi primair aan dat geen sprake is van een tekortkoming omdat zij niet is gehouden om bekers af te nemen. Een eventuele tekortkoming kan daarnaast niet worden toegerekend vanwege overmacht. Meer subsidiair betoogt Apenkooi dat de gevorderde schadevergoeding onvoldoende is onderbouwd.
ID&T
4.4.
ID&T voert verweer tegen de vordering.
4.5.
ID&T voert primair aan dat de overeenkomst is geëindigd omdat zij deze op 30 oktober 2019 heeft opgezegd, althans ontbonden. De vordering moet daarom worden afgewezen.
4.6.
Ten aanzien van de primaire vordering voert zij verder aan dat er geen afnameverplichting bestond voor het jaar 2020 en CupKing dus geen belang heeft bij verlenging van de overeenkomst. Er wordt verder niet voldaan aan het vereiste dat de uitkomst bij ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Een eventueel verlies valt binnen het ondernemersrisico van CupKing. Voor het geval er wel een afnameverplichting is, beroept ID&T zich op overmacht.
4.7.
Ten aanzien van de subsidiaire vordering betwist ID&T dat sprake is van een tekortkoming omdat er geen afnameverplichting is. ID&T betoogt verder dat geen sprake is van verzuim. De gevorderde schadevergoeding is volgens ID&T niet toewijsbaar omdat sprake is van overmacht, althans omdat de gevorderde schade niet voldoende is onderbouwd.

5.De beoordeling

Uitleg van de overeenkomst

5.1.
Aan de verweren van Apenkooi en ID&T ligt ten grondslag dat zij de overeenkomst anders uitleggen dan CupKing doet. Volgens CupKing moeten Apenkooi en ID&T jaarlijks minimaal 1.572.059 bekers respectievelijk 690.000 bekers afnemen. Volgens Apenkooi en ID&T bestaat er voor hen, ook als de coronapandemie niet was uitgebroken, geen enkele, overeengekomen afnameverplichting voor het jaar 2020. De rechtbank zal daarom eerst vaststellen of partijen een afnameverplichting zijn overeengekomen. Dit zal zij doen door middel van uitleg van de overeenkomst.
5.2.
De te hanteren maatstaf bij de uitleg van de overeenkomst is de zogenaamde Haviltex-norm. De vraag hoe bepalingen in een overeenkomst moeten worden uitgelegd, kan niet worden beantwoord op grond van een zuiver taalkundige uitleg. Het gaat om de vraag welke zin partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijze aan de bepalingen in de overeenkomst mochten toekennen en wat zij te dien aanzien redelijkerwijze van elkaar mochten verwachten. Kort gezegd: wat waren de (over en weer kenbare) bedoelingen van partijen? Daarbij moeten alle relevante omstandigheden van het geval worden betrokken.
5.3.
Partijen hebben afgesproken dat Apenkooi en ID&T voor hun evenementen exclusief bekers afnemen van CupKing. CupKing heeft zich verplicht om voor Apenkooi en ID&T een minimumaantal bekers beschikbaar te hebben. Voor Apenkooi betreft dit een aantal van 1.572.059 bekers en voor ID&T een aantal van 690.000 bekers “op jaarbasis”. Gelet op de looptijd van twee jaar, mochten Apenkooi en ID&T ervan uitgaan dat CupKing deze aantallen elk jaar beschikbaar had.
5.4.
Anders dan CupKing stelt, volgt uit de overeenkomst niet dat Apenkooi en ID&T elk jaar minimaal 1.572.059 bekers (voor € 94.323,54), respectievelijk 690.000 bekers (voor € 41.400,-) moeten afnemen. Partijen hebben afgesproken dat per evenement afspraken worden gemaakt over aantallen en dat per evenement wordt gefactureerd. Voor het jaar 2019 is in de overeenkomst alleen een indicatie gegeven voor de te verwachten aantallen. De rechtbank begrijpt dit zo, dat dit tot doel heeft gehad om vast te kunnen stellen welke aantallen CupKing jaarlijks minimaal ter beschikking moest hebben. Op de invulling van de indicatieve aantallen bekers voor het jaar 2020 wordt in de overeenkomst niet ingegaan.
5.5.
Apenkooi en ID&T hebben zich echter wel verplicht om ook in 2020 bekers af te nemen. Dit volgt uit de overeengekomen looptijd van twee jaar en daaraan gekoppelde exclusiviteit. Partijen zijn hun samenwerking voor twee jaar aangegaan, omdat CupKing een bepaalde mate van zekerheid wilde hebben vanwege de investering die zij zou doen om aan haar verplichtingen te kunnen voldoen. Apenkooi heeft dat in haar e-mail van 14 maart 2019 (met ID&T in de cc) al onderkend en partijen hebben daarover ook expliciet in hun overeenkomst opgenomen:
“De overeenkomst loopt van 15 maart 2019 tot en met 14 maart 2021 (2 jaar). Tussentijdse beëindiging is niet mogelijk aangezien de afgesproken prijzen gebaseerd zijn op de door CupKing te investeren middelen in de aanschaf van bedrukte bekers ten behoeve van deze evenementen.”
Dat partijen tussentijdse beëindiging alleen in “zeer extreme situaties” mogelijk hebben gemaakt, onderstreept het belang van de looptijd van twee jaar. De afgesproken prijzen zijn hier ook op gebaseerd. Dit blijkt uit de e-mail van 11 maart 2019 van de heer [naam 1] van CupKing, die is verstuurd voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst. Gedurende deze twee jaar hebben Apenkooi en ID&T zich voor de afname van bekers exclusief aan CupKing verbonden. Op basis daarvan mocht CupKing verwachten dat er gedurende twee jaar bekers zouden worden afgenomen. Daar stond de verplichting tegenover dat CupKing de hierboven genoemde aantallen bekers ter beschikking had.
5.6.
Dit betekent dat voor Apenkooi en ID&T
eenafnameverplichting gold, in de zin dat zij gedurende de gehele looptijd van de overeenkomst bekers moesten afnemen. De precieze aantallen zouden per festival worden afgesproken.
Beëindiging van de overeenkomst door ID&T?
5.7.
De rechtbank volgt ID&T niet in haar standpunt dat zij de overeenkomst met de e-mail van 30 oktober 2019 (overweging 2.8.) heeft opgezegd, althans buitengerechtelijk heeft ontbonden.
5.8.
Anders dan ID&T stelt, kan de zin “
De gebrekkige dienstverlening op zich is al voldoende reden om het contract op te zeggen, ik voel me daar dan ook op geen enkele manier aan gehouden”niet als een duidelijke beëindiging worden gelezen. Daarin wordt gesuggereerd dat de gebreken reden zouden kúnnen zijn om op te zeggen. Dat daarvoor nog niet wordt gekozen, blijkt uit de laatste alinea van de e-mail. Daarin wordt CupKing twee opties voor de toekomst gegeven, waarvan één is het vertrouwen te herstellen. Het bieden van deze mogelijkheid strookt niet met het beëindigen van de overeenkomst. In de e-mail wordt ook niet gerefereerd aan de beëindigingsmogelijkheid die in de overeenkomst is opgenomen. Het voorgaande betekent dat ook ID&T voor het jaar 2020 was gebonden aan de overeenkomst.
Contractjaar 2020
5.9.
Het voorgaande heeft tot gevolg dat CupKing wel belang heeft bij haar verzoek ex artikel 6:258 BW. Ook voor het jaar 2020 bestond er een afnameverplichting, waaraan partijen als gevolg van de coronapandemie geen invulling hebben kunnen geven.
5.10.
Het beroep van Apenkooi op artikel 6:87 BW staat daar niet aan in de weg. Artikel 6:87 BW gaat over de situatie waarin de verbintenis tot nakoming wordt omgezet in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding. Die situatie doet zich hier niet voor. In de brief van 15 september 2020 verzoekt CupKing om nakoming door Apenkooi door betaling van een bedrag van € 94.323,54. Dat bedrag is Apenkooi volgens CupKing verschuldigd onder de overeenkomst. Er wordt dus geen aanspraak gemaakt op vervangende schadevergoeding.
5.11.
Het beroep op overmacht slaagt evenmin. Om een beroep op overmacht te rechtvaardigen moet de belemmering de prestatie zelf betreffen. In het onderhavige geval wordt de prestatie zelf – afnemen en betaling van de bekers van CupKing – niet belemmerd door de coronacrisis.
5.12.
Voor een geslaagd beroep op artikel 6:258 BW is vereist dat sprake is van onvoorziene omstandigheden, die van dien aard zijn dat de wederpartij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten. In de kern komt het erop neer dat sprake moet zijn van een fundamentele verstoring van het evenwicht van de overeenkomst. Herstel van het evenwicht kan in dat geval worden bereikt doordat de rechter met behulp van art. 6:258 BW de overeenkomst wijzigt of ontbindt.
5.13.
De coronacrisis is, gelet op haar omvang en de gevolgen voor de economie en de maatschappij, een onvoorziene omstandigheid in de zin van artikel 6:258 BW. Partijen hebben deze pandemie en haar gevolgen niet in hun overeenkomst verdisconteerd en mochten over en weer ook niet van elkaar verwachten dat dit wel het geval zou zijn. De rechtbank volgt Apenkooi en ID&T dan ook niet in hun standpunt dat sprake is van een ondernemersrisico dat voor rekening en risico van CupKing moet komen. Het valt binnen het ondernemersrisico van CupKing dat enkele evenementen niet door zouden kunnen gaan, bijvoorbeeld omdat de vereiste vergunning niet werd verkregen, waarvoor dan geen bekers zouden worden gehuurd. Partijen hebben niet kunnen voorzien dat een heel festivaljaar zou komen te vervallen vanwege het uitbreken van een wereldwijde pandemie.
5.14.
Ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst zou tot gevolg hebben dat de overeenkomst is geëindigd op 14 maart 2021 terwijl Apenkooi en ID&T niet hebben voldaan aan hun afnameverplichting voor het tweede contractjaar. De nadelige (financiële) gevolgen die de coronacrisis heeft voor de overeenkomst, zouden dan volledig voor rekening van CupKing komen. Dit levert naar het oordeel van de rechtbank een fundamentele verstoring van het evenwicht van de overeenkomst op dat voor herstel in aanmerking komt. Anders dan Apenkooi en ID&T gaat de rechtbank er dus niet van uit dat CupKing haar investeringen al heeft terugverdiend in het eerste contractjaar. Partijen hebben een looptijd van twee jaar nodig geacht in verband met die investeringen en niet gebleken is dat het jaar 2019 zodanig anders is verlopen dan verwacht, dat daarin de gehele investering al door CupKing is terugverdiend.
5.15.
De volgende vraag is of het evenwicht moet worden hersteld door wijziging of door ontbinding van de overeenkomst.
5.16.
Voorop staat dat het verzoek om de overeenkomst te wijzigen op de manier zoals door CupKing is geformuleerd in haar vordering niet kan worden toegewezen. CupKing vordert dat de overeenkomst wordt verlengd tot het moment dat alle in de overeenkomst benoemde evenementen eenmaal zijn georganiseerd en het in de overeenkomst benoemde minimumaantal bekers per evenement is afgenomen/betaald. Zoals hiervoor is overwogen, volgt voor het jaar 2020 uit de overeenkomst echter geen vast aantal evenementen of minimumaantal bekers.
5.17.
De overeenkomst zal ook niet onder andere voorwaarden worden gewijzigd. Gelet op de huidige omstandigheden is onzeker hoe partijen uitvoering kunnen gaan geven aan de overeenkomst. Daarbij is allereerst relevant dat de coronapandemie voortduurt en wisselvallig verloopt. De mogelijkheden voor de evenementensector wijzigen daardoor steeds en het is niet ondenkbaar dat de komende festivalseizoenen qua aantallen en grootte nog niet vergelijkbaar zullen zijn met die van vóór maart 2020. Dit zou tot gevolg hebben dat Apenkooi en ID&T ook in de komende periode, als gevolg van de coronapandemie, minder bekers zouden afnemen dan in de overeenkomst door partijen is beoogd. Dat roept nieuwe vragen op, zoals de vraag of verlenging met één jaar dan wel voldoende is. Op dit moment is niet te voorzien welke voorwaarden gesteld moeten worden om zowel recht te doen aan de belangen van partijen, als rekening te houden met de onzekere situatie waarin de sector zich als gevolg van de coronapandemie bevindt. Hier komt bij dat CupKing haar bekers inmiddels heeft overgedragen aan een derde partij. CupKing heeft weliswaar gesteld dat dit geen problemen zal opleveren voor de mogelijkheid tot nakoming van haar eigen verplichtingen, maar tussenkomst van een derde partij ten behoeve van de uitvoering van de overeenkomst is een extra complicerende factor in een toch al complexe situatie. De rechtbank meent dat partijen niet gebaat zijn bij een wijziging van de overeenkomst die is omgeven door onzekerheden.
5.18.
Dit heeft tot gevolg dat herstel van het evenwicht zal moeten plaatsvinden door ontbinding van de overeenkomst. Dit wordt bereikt door het tweede contractjaar te laten vervallen en het nadeel daarvan over partijen te verdelen. De overeenkomst zal daarom met terugwerkende kracht per 14 maart 2020 worden ontbonden. Het nadeel wordt als volgt berekend.
De hypothetische situatie voor het tweede contractjaar wordt bepaald op grond van de aantallen van 1.572.059 bekers voor Apenkooi en 690.000 bekers voor ID&T en de huurprijs van € 0,06 per beker. Ondanks dat Apenkooi en ID&T geen afnameverplichting ter grootte van deze aantallen hebben, bieden deze aantallen wel een aanknopingspunt voor de verwachting die partijen bij het sluiten van de overeenkomst hadden voor het aantal benodigde bekers per jaar in het tweede contractjaar. Niet gebleken is dat in het jaar 2019 significant andere aantallen zijn afgenomen dan in de overeenkomst is omschreven. Nu partijen het tweede contractjaar niet meer gaan uitvoeren, zullen deze verwachtingen tot uitgangspunt moeten dienen.
Omdat geen van de partijen een verwijt valt te maken voor het ontstaan van de onvoorziene omstandigheid (de coronapandemie), zal het financiële nadeel daarvan onder hen worden gedeeld. Een verdeling van 50/50 acht de rechtbank daarbij redelijk. Dit zou voor Apenkooi neerkomen op een bedrag van € 47.161,77 ((1.572.059 x € 0,06)/2) en voor ID&T op een bedrag van € 20.700,- ((690.000 x € 0,06)/2).
De rechtbank sluit echter niet uit dat nog andere factoren een rol moeten spelen bij het begroten van het nadeel. Partijen hebben duidelijk gemaakt dat kostenbesparingen door het wegvallen van de noodzaak om de bekers te reinigen, misgelopen vergoedingen voor verloren bekers en alternatief gebruik voor de bekers relevante factoren kunnen zijn. Het partijdebat heeft zich hier echter nog onvoldoende op toegespitst. De rechtbank zal partijen in de gelegenheid stellen om zich bij akte uit te laten over de vraag welke factoren van belang zijn en welke invloed zij hebben op de financiële afrekening. Met het oog hierop zal de zaak worden verwezen naar de rol van 10 november 2021. Op deze datum dient CupKing zich uit te laten over het voornoemde. Daarna zullen Apenkooi en ID&T op een termijn van vier weken daarop bij antwoordakte kunnen reageren.
5.19.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
verwijst de zaak naar de rol van 10 november 2021 voor het nemen van een akte aan de zijde van CupKing zoals bedoeld in r.o. 5.18., waarna Apenkooi en ID&T op een termijn van vier weken later daarop bij antwoordakte zullen kunnen reageren;
6.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Breugem en in het openbaar uitgesproken op 13 oktober 2021.