ECLI:NL:RBAMS:2021:5868

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 oktober 2021
Publicatiedatum
15 oktober 2021
Zaaknummer
AWB - 21 _ 539
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor bouwen en wijzigen gemeentelijk monument in Amsterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 18 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam over de weigering van een omgevingsvergunning. De eiseres had op 15 september 2019 een vergunning aangevraagd voor het maken van een dakkapel, het plaatsen van dubbel glas, en het aanbrengen van balkons op de tweede en derde verdieping van haar woning, die een gemeentelijk monument is. Het college heeft de vergunning geweigerd op basis van strijd met de redelijke eisen van welstand en de monumentale waarden van het pand. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard voor de dakkapel, omdat het college erkende dat deze los vergund had kunnen worden. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en het college veroordeeld tot schadevergoeding voor de leges die eiseres had betaald voor de vergunning. Voor de andere aangevraagde wijzigingen, zoals de balkons en het dubbel glas, heeft de rechtbank de weigering van het college gehandhaafd, omdat deze in overeenstemming was met de adviezen van de bezwaarschriftencommissie en de monumentencommissie. De rechtbank oordeelde dat de beroepsgronden van eiseres over zorgvuldigheid, gelijkheid en belangenafweging niet slagen. De uitspraak benadrukt het belang van monumentenzorg en de strikte eisen die aan wijzigingen van gemeentelijke monumenten worden gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/539

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 oktober 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres ( [eiseres] )

(gemachtigde: mr. C.E. Dettmeijer-Vermeulen),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder (het college),

(gemachtigde: mr. H.D. Hosper).

Procesverloop

Bij het besluit van 21 februari 2020 [1] heeft het college geweigerd om aan [eiseres] een vergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) te verlenen.
Bij besluit van 17 december 2020 [2] (het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van [eiseres] ongegrond verklaard en de weigering in stand gelaten.
[eiseres] tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift en nadere stukken ingediend.
[eiseres] heeft ook nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 september 2021. [eiseres] was aanwezig en is bijgestaan door haar gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding

1.1.
Het college heeft geweigerd een omgevingsvergunning te verlenen voor het pand aan de [straat] [huisnummer 3] in Amsterdam en deze weigering gehandhaafd in het bestreden besluit. Op 15 september 2019 heeft [eiseres] een vergunning aangevraagd voor:
  • het maken van een gesloten dakkapel;
  • het plaatsen van dubbel (monumentaal) glas;
  • het plaatsen van een balkon op de tweede verdieping (aan de achterzijde);
  • het plaatsen van een Frans balkon op de derde verdieping (ook aan de achterzijde).
1.2.
Zowel voor het bouwen (artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo) als voor het wijzigen van het gemeentelijk monument (artikel 2.2, eerste lid, onder b, van de Wabo) is de vergunning geweigerd. Wat betreft het bouwen, is het project volgens het college in strijd met de redelijke eisen van welstand en op deze grond geweigerd. De aanvraag is daarom niet meer getoetst aan het bestemmingsplan (artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo). Het project voldoet voor het wijzigen van het gemeentelijk monument niet aan de toetsingscriteria, aldus het college.
Standpunten
2.1.
Behoud van het monument is volgens [eiseres] ook haar drijfveer. Zij kocht de woning in vervallen staat van de gemeente en heeft deze gerestaureerd. [eiseres] heeft
– samengevat en verkort weergegeven – de volgende beroepsgronden:
  • de dakkapel kan los vergund worden van de andere activiteiten;
  • de adviezen zijn op meerdere punten onzorgvuldig;
  • er is sprake van willekeur (beroep op het gelijkheidsbeginsel);
  • er heeft geen goede afweging van belangen plaatsgevonden.
2.2.
Volgens het college komt deze zaak er in de kern op neer dat de gevraagde buitenruimtes en het dikkere glas het welstandsaanzicht en de monumentale waarden van de achtergevel aantast. Voor de onderbouwing van het bestreden besluit heeft het college verwezen naar het advies van de bezwaarschriftencommissie van 8 december 2020 en de (nadere) adviezen en reacties van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit (CRK) en het Bureau Monumenten en Archeologie (BMA).
2.3.
De rechtbank zal hierna de beroepsgronden behandelen en beoordelen of het bestreden besluit stand houdt dan wel (geheel of gedeeltelijk) moet worden vernietigd.
Dakkapel
3.1.
De beroepsgrond van [eiseres] over de dakkapel slaagt. Zowel in het verweerschrift als tijdens de behandeling van de zaak op zitting, erkende het college namelijk dat deze dakkapel in het rechter zijdakvlak los vergund had kunnen worden bij het bestreden besluit en inmiddels vergund is [3] . Het college is het dus eens met [eiseres] dat de onderbouwing, het advies van de bezwaarschriftencommissie, in zoverre niet aan het bestreden besluit ten grondslag had mogen worden gelegd. Ook hebben zowel de CRK als het BMA positief geadviseerd over deze dakkapel, aldus het college. Gelet hierop, zal de rechtbank het bestreden besluit in zoverre vernietigen.
3.2.
[eiseres] heeft hangende deze beroepsprocedure een schadeverzoek ingediend bij de rechtbank op grond van artikel 8:91, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vanwege de leges die zij voor de omgevingsvergunning van 15 maart 2021 heeft moeten betalen. Op de zitting erkende het college ook deze schade, omdat [eiseres] twee keer leges voor dezelfde dakkapel heeft betaald. Daarom zal de rechtbank het college veroordelen tot vergoeding van de schade ter hoogte van de leges die [eiseres] heeft betaald voor deze vergunning, te weten € 250,00.
Adviezen
4.1.
[eiseres] betoogt dat de adviezen van de CRK en het BMA niet aan het bestreden besluit ten grondslag mochten worden gelegd, omdat deze niet zorgvuldig zijn opgesteld. Hiertoe voert [eiseres] onder meer aan dat er fouten gemaakt zijn in een verslag, de adviezen bijna gelijkluidend zijn, er in het hele blok van vijf woningen op de derde verdieping aan de voorzijde Franse balkons zijn gesitueerd en de vraag onbeantwoord blijft waarom het balkon aan het pand [straat] [huisnummer 2] niet als trendsetter kan worden gezien.
4.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college in zijn bestreden besluit naar de adviezen mogen verwijzen, omdat niet is gebleken dat deze adviezen naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken bevatten, dat de adviezen niet konden worden overgenomen. De rechtbank motiveert dit oordeel als volgt.
4.3.
Voor zover er een bepaalde overlap is tussen de adviezen, heeft de CRK toegelicht dat bij zogenoemde orde 1 panden en gemeentelijke monumenten het uitgangspunt gelijk is, namelijk een restauratieve aanpak. Daarbij is het soms onvermijdelijk dat adviezen geheel of grotendeels overeenkomen, aldus de CRK. [4] De rechtbank kan deze toelichting volgen.
4.4.
Wat betreft de fouten in het verslag, heeft het BMA aangegeven [5] dat de beschrijving juist wordt gedeeld met de aanvragers om informatie en kennis te delen en eventuele fouten te herstellen. In dit geval zijn de gemaakte fouten, vanwege een combinatie van de al aanwezige beschrijving van het buurpand ( [huisnummer 1] ) en het pand van [eiseres] , zo snel mogelijk hersteld en daarover is ook contact geweest met [eiseres] per e-mail. Deze e-mails heeft [eiseres] overgelegd en daarvan heeft de rechtbank kennisgenomen. Het verslag acht de rechtbank weliswaar van belang, maar is niet het advies zelf. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten voor de conclusie dat de adviezen (dezelfde) fouten bevatten als het verslag.
4.5.
In het advies van de bezwaarschriftencommissie [6] , heeft de CRK antwoord gegeven op de vraag waarom het balkon van nummer [huisnummer 2] niet als ‘trendsetter’ is aangemerkt. De reden is dat dit balkon in 2005 bij de verbouwingsaanvraag al aanwezig was en vermoedelijk ook voor de aanwijzing tot monument. Daarom speelt dit balkon niet mee in de afweging die op monumentale gronden wordt gemaakt voor het pand van [eiseres] , aldus de CRK. De rechtbank wijst bovendien nog op een aantal passages in de welstandsnota [7] waaruit zij opmaakt dat een eenvoudige beoordeling (dus ook niet aan de hand van een ‘trendsetter’) niet opgaat voor orde 1 panden. Via die weg kan de aanwezigheid van een balkon bij een buurpand [eiseres] niet ‘helpen’ aan haar eigen balkon.
4.6.
Tot slot, de opmerking die [eiseres] heeft gemaakt over de aanwezige Franse balkons aan de voorzijde, acht de rechtbank, wat hier ook van zij, niet relevant. [eiseres] wil immers een Frans balkon aan de achterzijde en niet in geschil is dat de achtergevel nog niet is aangetast.
Gelijkheid5.1. [eiseres] betoogt dat er meerdere vergelijkbare panden zijn, waarvoor het (vervangen van het) monumentale glas, een balkon en/of een andere (kozijn)wijziging wél vergunning is verleend. Ze noemt ter onderbouwing van haar betoog drie gevallen: het pand aan de [adres 2] en de (buur)panden aan de [straat] [huisnummer 2] en [huisnummer 1] . Volgens haar is daarom sprake van willekeur en strijd met het gelijkheidsbeginsel.
5.2.
Wat betreft het geval aan de [adres 2] , merkt het BMA op [8] dat dit ook een gemeentelijk monument is en dat over een aanvraag voor het vervangen van glas in de voorgevel positief is geadviseerd. In dit pand was eveneens een profilering aanwezig met een ojiefvormig profiel. Echter, anders dan in het pand van [eiseres] , is er in het pand aan de [adres 2] een grote plat stuk direct dwars op het glas aanwezig, wat uitgefreesd kon worden. Zo’n plat stuk is in het pand van [eiseres] niet aanwezig en daarom is de situatie niet volledig vergelijkbaar, aldus het BMA. [eiseres] heeft dit feitelijke en relevante verschil niet betwist.
5.3.
Voor het wijzigen van kozijnen op de begane grond van de [straat] [huisnummer 2] is vergunning verleend, zo is vermeld in het advies van de bezwaarschriftencommissie. [9] De CRK heeft uitgelegd dat de kozijnwijzigingen van [eiseres] zich op hoger gelegen verdiepingen bevinden en dat deze wijzigingen niet los kunnen worden gezien van de overige wijzigingen. Over het balkon dat bij een verbouwingsaanvraag uit 2005 al aanwezig was op nummer [huisnummer 2] , merkt de CRK op [10] dat dit balkon er waarschijnlijk eveneens was voor de aanwijzing van een restauratief beleid. Dit betwist [eiseres] als zodanig ook niet. Het BMA voegt hier nog aan toe [11] dat in 2015 nog vergunning is verleend voor de wijzigingen (één raam ook tot deur). Aan de binnenzijde was volgens het BMA echter geen waardevolle aftimmering aan de ramen aanwezig en daarom is ten positief geadviseerd. Het kozijn bleef bovendien in stand. Het geval van nummer [huisnummer 2] is dus niet vergelijkbaar met het pand van [eiseres] , zowel juridisch als feitelijk niet.
5.4.
In het advies van de bezwaarschriftencommissie [12] is verder vermeld dat voor de [straat] [huisnummer 1] een vergelijkbare aanvraag (balkons en gevelwijzigingen) is geweigerd en voor zover er balkons aanwezig zijn, deze illegaal tot stand zijn gekomen en dat daaraan geen rechten kunnen worden ontleend. Voor de begane grond is wel vergunning verleend voor het wijzingen van kozijnen. Hierover heeft het BMA nader toegelicht [13] dat in 2017 ook een negatief advies is afgegeven voor het plaatsen van een grote pui op de begane grond, het aanbrengen van een balkon op de tweede verdieping en een Frans balkon op de derde verdieping. Dit negatieve advies gold bovendien voor het wijzigen van de ramen. De CRK heeft over de kozijnaanpassing uitgelegd [14] dat er een verschil zit tussen aanpassingen op de begane grond en op de verdiepingen. In de bestaande situatie had deze begane grond al een relatie met de binnentuin (er was een deur aanwezig) en het aanpassen daarvan was mogelijk, maar dit geldt niet voor de verdiepingen van [eiseres] , aldus de CRK. De rechtbank acht het daarom verdedigbaar dat de beoordeling voor deze begane grond niet vergelijkbaar is met de verdiepingen van [huisnummer 3] .
5.5. Gelet op de overwegingen hiervoor, concludeert de rechtbank dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slaagt, omdat de door [eiseres] genoemde gevallen – om meerdere redenen – niet gelijk zijn. Het college heeft dit, mede aan de hand van de uitgebreide reacties van het BMA en de CRK, voldoende gemotiveerd. Anders dan [eiseres] stelde in haar beroepschrift, heeft het college haar beroep op het gelijkheidsbeginsel dus niet slechts afgedaan met de opmerking dat ieder pand individueel wordt beoordeeld. Het bestreden besluit getuigt dan ook niet van willekeur.
Belangenafweging
6.1.
[eiseres] betoogt dat haar belang niet is meegewogen in het bestreden besluit, dat er daarom geen (goede) belangenafweging en ook geen volledige heroverweging (als bedoeld in artikel 7:11 van de Awb) heeft plaatsgevonden. Zo heeft zij in bezwaar aangegeven dat een andere glaszetter het werk gaat uitvoeren, die een dunner isolatieglas gebruikt, waaronder het raam minder uitgefreesd hoeft te worden. Ten onrechte heeft het college dit niet meegewogen in het bestreden besluit, aldus [eiseres] .
6.2.
De rechtbank kan [eiseres] niet volgen in haar betoog. Allereerst, wat betreft het bouwen, is de weigeringsgrond strijd met redelijke eisen van welstand [15] . Anders dan [eiseres] lijkt te veronderstellen, is dit een dwingende weigeringsgrond en moet het college de vergunning weigeren indien deze weigeringsgrond zich voordoet. In zoverre heeft het college geen ruimte om daarnaast nog een eigen belangenafweging te maken.
6.3.
Voor het wijzigen van het monument, heeft het college in zijn verweer toegelicht dat het belang van het monument door het BMA zwaarder is gewogen dan die van de aanvrager, maar dat het belang van de aanvrager wel degelijk is meegenomen. Dit blijkt volgens het college uit het feit dat er een alternatief voor dubbel, dikker glas is genoemd in de advisering, namelijk het plaatsen van achterzetramen [16] . Gelet op artikel 12 van de Erfgoedverordening Amsterdam, kan de vergunning slechts worden verleend als het belang van de gemeentelijke monumentenzorg zich daartegen niet verzet. In deze zaak verzet dit monumentenbelang zich, aldus het BMA (en het college die het advies als motivering overneemt). De rechtbank ziet daarom geen reden voor de conclusie dat geen (goede) belangenafweging heeft plaatsgevonden.
6.4.
Tot slot volgt de rechtbank [eiseres] evenmin in haar betoog dat het college geen volledige heroverweging heeft gemaakt, omdat in het bestreden besluit niet expliciet is vermeld dat een andere glaszetter het werk gaat uitvoeren. De rechtbank begrijpt de reactie van het BMA namelijk zo dat ook als van dunner isolatieglas gebruik was gemaakt, dit niet had uitgemaakt voor de conclusie, omdat het aanwezige detail geen ruimte laat voor uitfrezen. Het profiel begint vrijwel direct tegen de glaslijn, aldus het BMA [17] .
Conclusies
7.1.
Het beroep is gegrond wat betreft de weigering om een vergunning voor de dakkapel te verlenen. In zoverre zal de rechtbank het bestreden besluit dan ook vernietigen en het college veroordelen tot het betalen van de schade, te weten de leges die [eiseres] heeft moeten betalen voor de uiteindelijk verleende vergunning. De rechtbank zal verder het college opdragen om het griffierecht aan [eiseres] te vergoeden.
7.2.
De rechtbank zal geen proceskostenveroordeling uitspreken, omdat de gemachtigde van [eiseres] – desgevraagd op de zitting – te kennen gaf geen kosten in rekening te brengen aan [eiseres] . [eiseres] heeft dus geen kosten gemaakt, behalve de aanschaf van een boek. De kosten voor dit boek vallen echter niet onder één van de kosten als bedoeld in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht en komen daarom niet voor vergoeding in aanmerking.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit wat betreft de dakkapel;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit;
  • veroordeelt het college tot het betalen van een schadevergoeding aan [eiseres] tot een bedrag van € 250,00;
  • draagt het college op het betaalde griffierecht van € 181,00 aan [eiseres] te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W. Vriethoff, rechter, in aanwezigheid van
mr. C. Pasteuning, griffier
.De uitspraak is op 18 oktober 2021 in het openbaar uitgesproken.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling). Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de Afdeling worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Kenmerk: 4374989.
2.Kenmerk: JB.20.004503.001.
3.Omgevingsvergunning van 15 maart 2021, kenmerk Z2021-C000408, OLO 5771077.
4.Zie nadere reactie CRK (van één pagina) d.d. 8 juli 2021 (nadere reactie CRK), eerste bullet.
5.Zie nadere reactie BMA op beroepschrift d.d. 25 januari 2021 (nadere reactie BMA), p. 2, eerste alinea.
6.Zie p. 6, achter nr. 5.
7.Zie over balkons p. 66 van de welstandsnota De Schoonheid van Amsterdam 2016: “In de Binnenstad, 19de-eeuwse Ring, Gordel ’20-’40 en de Tuindorpen is vrijwel altijd sprake van cultuurhistorisch waardevolle gebieden. Hier moet elke ingreep zorgvuldig worden ingepast.” en “Initiatieven die monumenten betreffen of bouwwerken van grote cultuurhistorische waarde (orde 1) worden niet eenvoudig getoetst, maar krijgen een gewogen oordeel door de CWM waarbij de onder erfgoed vermelde criteria worden gebruikt als richtlijn.”.
8.Zie nadere reactie BMA, p. 3, tiende bullet (eerste onder kopje ‘Willekeur’).
9.Zie p. 5, onder weergave aanvullend advies CRK op 31 augustus 2020, derde bullet.
10.Zie p. 6 van het advies van de bezwaarschriftencommissie, achter 5. Zie ook nadere reactie CRK, derde bullet.
11.Zie nadere reactie BMA, p. 3, vijfde bullet.
12.Zie p. 5, onder weergave aanvullend advies CRK op 31 augustus 2020, eerste en tweede bullet.
13.Zie nadere reactie BMA, p. 3, vijfde en voorlaatste bullet.
14.Zie nadere reactie CRK, vierde bullet.
15.Artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wabo.
16.Zie het advies van de bezwaarschriftencommissie, p. 5 en 8, allebei de vijfde alinea.
17.Zie nadere reactie BMA, p. 3, achtste bullet.