5.3Uit artikel 5 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (AWIR) wordt een wijziging in de omstandigheden en van de leeftijd van de belanghebbende, de partner of een medebewoner die zich voordoet na de eerste dag van de maand, in aanmerking genomen vanaf de eerste dag van de daaropvolgende maand.
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het bestreden besluit I
6. Het Uwv heeft in beroep een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen. Nu het bestreden besluit I door de B/T is gewijzigd door het bestreden besluit II en niet is gebleken dat [eiser] nog belang heeft bij inhoudelijke beoordeling van dat eerste besluit, zal de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit I niet-ontvankelijk verklaren. De rechtbank zal hierna onderzoeken of de B/T de hoogte van de toeslag in het bestreden besluit II op goede gronden zorgtoeslag heeft vastgesteld.
Ten aanzien van het bestreden besluit II
7. De rechtbank stelt vast dat gelet op de beroepsgronden het beroep zich richt op de door de B/T verleende zorgtoeslag na de komst van [eiser] ’s echtgenote en kinderen op 11 maart 2019 in Nederland.
8. De rechtbank is van oordeel dat de B/T zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de ingangsdatum voor een wijziging in dit geval per 1 april 2019 is. De echtgenote van [eiser] en haar kinderen zijn vanaf 11 maart 2019 bij hem woonachtig, deze wijziging in woonsituatie wordt ingevolge artikel 5 van de AWIR in aanmerking genomen vanaf de eerste dag van de daaropvolgende maand, dus per 1 april 2019.
9. [eiser] heeft aangevoerd dat zijn echtgenote een verblijfsrecht had met ingang van de datum van haar vestiging bij hem op grond van de Chavez/Vilchez jurisprudentie. Naar het oordeel van de rechtbank volgt daaruit echter niet dat zij reeds daarom in aanmerking kan komen voor zorgtoeslag. Immers blijkt uit de stukken dat zij niet eerder dan per 15 juni 2019 verzekerd was. Deze wijziging kan ook niet eerder dan op 1 juli 2019 gevolg hebben voor de berekening van de toeslag. Nu de echtgenote van [eiser] wel toeslagpartner was van eiser omdat zij op hetzelfde adres woonde maar niet verzekerd was tussen 11 maart 2019 en 15 juni voldeed zij niet aan de vereisten van toekenning van een zorgtoeslag. Verweerder heeft op goede gronden het niet-verzekerd zijn van zijn echtgenote beoordeeld als terecht niet-verzekerd en het recht in zoverre over de betreffende maanden april, mei en juni vastgesteld op 50%.
10. De rechtbank zal het beroep tegen het bestreden besluit I niet-ontvankelijk verklaren. Het beroep tegen het bestreden besluit II zal de rechtbank ongegrond verklaren, omdat de B/T de hoogte van de zorgtoeslag over 2019 naar de juiste hoogte heeft berekend.
11. Omdat de B/T in de fase van beroep een nieuw besluit heeft genomen dient de B/T aan [eiser] het door hem betaalde griffierecht van € 48,- te vergoeden. De rechtbank veroordeelt de B/T daarnaast in de door [eiser] gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde verleende rechtsbijstand vast op € 748,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1).