Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
Proces-verbaal van mondelinge uitspraak van 2 februari 2021
[eiser] ,
- mr. De Wit;
- [naam] (directeur [gedaagde] ) met mr. Ronday.
Rechtbank Amsterdam
Op 2 februari 2021 vond een mondelinge uitspraak plaats in een kort geding bij de Rechtbank Amsterdam, waarin de ontvankelijkheid van [eiser] in zijn verzet tegen een verstekvonnis werd beoordeeld. [Eiser], vertegenwoordigd door advocaat mr. M.D. de Wit, had op 25 januari 2021 verzet aangetekend tegen een eerder vonnis. De gedaagde partij, [gedaagde] B.V., vertegenwoordigd door advocaat mr. R.F. Ronday, betwistte de ontvankelijkheid van [eiser]. De voorzieningenrechter, mr. H.C. Hoogeveen, diende te oordelen of het verzet tijdig was ingesteld, waarbij de bepalingen van artikel 143 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) van toepassing waren.
De voorzieningenrechter concludeerde dat de verzettermijn op 17 december 2020 was gaan lopen, na een daad van bekendheid met het verstekvonnis. [Eiser] had op die datum een exploot ontvangen dat hem op de hoogte stelde van de ontruiming, wat als een daad van bekendheid werd gekwalificeerd. De verzetdagvaarding was echter pas op 25 januari 2021 ingediend, wat na afloop van de verzettermijn was. Hierdoor werd [eiser] niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzet.
De voorzieningenrechter heeft [eiser] bovendien veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van [gedaagde] B.V. zijn begroot op € 1.016,- aan salaris advocaat. De kostenveroordeling werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit proces-verbaal is opgemaakt en ondertekend door de voorzieningenrechter en de griffier.