ECLI:NL:RBAMS:2021:6139

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 oktober 2021
Publicatiedatum
28 oktober 2021
Zaaknummer
C/13/703503 FA RK 21/3855
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gezagswijziging en adoptie na draagmoederschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 5 oktober 2021 een beschikking gegeven met betrekking tot gezagswijziging en adoptie na draagmoederschap. Verzoekers, een stel dat al 24 jaar een relatie heeft en 12 jaar samenwoont, hebben via draagmoederschap hun kinderwens vervuld. De zus van de verzoeker heeft zich bereid verklaard om als draagmoeder op te treden. Na een IVF-behandeling is op [geboortedatum 4] 2021 hun dochter [minderjarige 2] geboren. De draagmoeder heeft het eenhoofdig gezag over de minderjarige, maar verzoekers hebben verzocht om het gezag van de draagmoeder te beëindigen en verzoekster alleen met het gezag te belasten. Tevens hebben zij verzocht om de adoptie van de minderjarige door verzoeker, met behoud van de familierechterlijke betrekking tussen de minderjarige en verzoekster.

De rechtbank heeft de zaak behandeld met gesloten deuren en heeft de Raad voor de Kinderbescherming geraadpleegd, die geen bezwaar had tegen de verzoeken. De rechtbank oordeelde dat het in het belang van de minderjarige wenselijk was om verzoekster met het eenhoofdig gezag te belasten en dat de adoptie in het belang van de minderjarige was. De rechtbank heeft de adoptie terug laten werken tot de geboortedatum van de minderjarige, en heeft bepaald dat verzoekers gezamenlijk het gezag over de minderjarige zullen uitoefenen na de adoptie. De beschikking is openbaar uitgesproken en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 8 oktober 2021.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/703503 FA RK 21/3855 (LH MD)
Beschikking van 5 oktober 2021 betreffende gezag en adoptie
In de zaak van:
[verzoekster] ,
nader te noemen verzoekster,
en
[verzoeker] ,
nader te noemen verzoeker,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. J.H. van der Tol, kantoorhoudende te Amsterdam.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
-
[belanghebbende 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna mede te noemen de draagmoeder.
- [belanghebbende 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna mede te noemen de draagvader.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Amsterdam, locatie Amsterdam,
hierna te noemen: de Raad.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de ingekomen stukken, waaronder het
verzoekschrift met bijlagen, ingekomen bij de rechtbank op 17 juni 2021.
1.2.
De zaak is behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren van 5 oktober 2021.
Gehoord zijn: verzoekers bijgestaan door hun advocaat, de draagmoeder en de draagvader.
1.3.
De rechtbank heeft ter zitting mondeling uitspraak gedaan. Deze beschikking vormt daarvan de weerslag.

2.De feiten

2.1.
Verzoekers hebben gedurende 24 jaar een relatie en zij wonen 12 jaar samen met
elkaar. Op [geboortedatum 1] 2013 is [minderjarige 1] geboren.
2.2.
Verzoekers hadden een zeer grote kinderwens tot een tweede kind, welke zij, gezien de medische situatie van verzoekster, in vervulling hebben laten gaan via de weg van draagmoederschap.
2.3.
De zus van verzoeker heeft zich bereid verklaard om draagmoeder te zijn voor hen. Zij woont samen met de draagvader, [belanghebbende 2] , en zij hebben twee dochters, [naam dochter 1] ( [geboortedatum 2] 2015) en [naam dochter 2] ( [geboortedatum 3] 2018). Zij beschouwen hun gezin als compleet. Partijen hebben langdurig met elkaar gesproken over de gevolgen van het draagmoederschap traject en hebben afspraken gemaakt over wat zij van elkaar verwachten zowel voor-, tijdens als na de zwangerschap en dit vastgelegd in een overeenkomst die zij op 5 november 2019 hebben ondertekend.
2.4.
Zij hebben zich vervolgens gewend tot het VU Medisch Centrum in Amsterdam. Daar is een Ivf-behandeling uitgevoerd waarbij de eicellen van verzoekster zijn bevrucht met de zaadcellen van verzoeker. Het embryo is vervolgens geplaatst in de baarmoeder van de draagmoeder.
2.5.
Op 14 april 2021 heeft verzoekster het ongeboren kind erkend.
2.6.
Op [geboortedatum 4] 2021 is [minderjarige 2] geboren te [geboorteplaats] .
2.7.
De minderjarige verblijft sinds haar geboorte met toestemming van de draagmoeder onafgebroken bij verzoekers. De draagmoeder oefent van rechtswege het eenhoofdig gezag uit over [minderjarige 2] .
2.8.
Verzoekers en de minderjarige hebben de Nederlandse nationaliteit.

3.De verzoeken

3.1.
Verzoekers verzoeken te bepalen dat verzoekster alleen met het eenhoofdig gezag over de minderjarige zal worden belast en dat het gezag van de draagmoeder wordt beëindigd.
3.2.
Daarnaast verzoeken zij de adoptie van de minderjarige uit te spreken door verzoeker en te verstaan dat de familierechterlijke betrekking tussen de minderjarige en verzoekster in stand blijft. Tenslotte verzoeken zij te verstaan dat verzoekers na de adoptie gezamenlijk het gezag over [minderjarige 2] uitoefenen.
3.3.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft mr. J.H. van der Tol de rechtbank verzocht te bepalen dat de adoptie terugwerkt tot de datum van geboorte van [minderjarige 2] en een beroep gedaan op artikel 1:230 lid 2 Burgerlijk Wetboek. Indien verzoekers geen beroep kunnen doen op dit wetsartikel achten zij dit in strijd met het bepaalde van artikel 8 jo. 14 EVRM. Dit zou een ongeoorloofd onderscheid zijn tussen wensouders die niet genetisch verwant zijn aan het wenskind en ouders die wel, zoals in deze zaak, volledig genetisch verwant zijn.
3.4.
Verzoekers hebben tijdens de zitting aangegeven dat [minderjarige 2] nu zes weken oud is en dat het goed met haar gaat. Haar oudere zus is trots op haar. Als ze ouder is gaan verzoekers haar vertellen over haar ontstaansgeschiedenis en hoe haar tante hierbij een rol heeft gespeelt.

4.Het standpunt van de draagmoeder tijdens de mondelinge behandeling

4.1.
De draagmoeder heeft tijdens de zitting medegedeeld dat de zwangerschap goed is verlopen. Ze staat er, ook nu [minderjarige 2] geboren is, nog altijd achter dat zij geen moederrol gaat vervullen in het leven van [minderjarige 2] . Het gezin van de draagouders is compleet en [minderjarige 2] is in elk opzicht het kind van verzoekers.

5.Het standpunt van de Raad

5.1.
De Raad is tijdens de mondelinge behandeling van het verzoek op 5 oktober 2021 niet verschenen. In een brief van 7 juli 2021 heeft de Raad medegedeeld dat er geen bezwaar bestaat tegen het verzochte in het verzoekschrift.

6.De beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
6.1.
Nu verzoekers kiezen voor de rechtsmacht van de rechtbank Amsterdam en wensen dat de zaak niet wordt verwezen naar de bevoegde rechtbank, acht de rechtbank zich bevoegd kennis te nemen van de onderhavige verzoeken. Nederlands recht zal op de verzoeken worden toegepast.
Gezag
6.2.
De draagmoeder oefent van rechtswege het eenhoofdig gezag uit over [minderjarige 2] . Verzoekers menen dat het in het belang van [minderjarige 2] wenselijk is dat verzoekster wordt belast met het eenhoofdig gezag over haar. De draagmoeder is deze mening ook toegedaan.
6.3.
Op grond van het bepaalde in artikel 1:253c, lid 3, BW kan het onderhavige verzoek om verzoekster alleen met het gezag te belasten alleen worden toegewezen, indien de rechtbank dit in het belang van het kind wenselijk acht. De rechtbank is op grond van de stukken die deel uitmaken van het dossier en hetgeen ter zitting hierover naar voren is gebracht, alsmede nu de Raad geen bezwaar heeft gemaakt tegen toewijzing van het verzoek, van oordeel dat dit het geval is en zal het verzoek toewijzen zoals verzocht.
Adoptie
6.4.
Het betreft een adoptieverzoek hier te lande. De artikelen 1:227, 228 en 230 BW zijn op dit verzoek van toepassing.
6.5.
Volgens het bepaalde in artikel 1:228, eerste lid onder f, BW dienen verzoekers de minderjarige gedurende ten minste één jaar te hebben verzorgd en opgevoed tot het moment van de indiening van het op 17 juni 2021 ingekomen onderhavige verzoek.
Verzoekers hebben zich onder meer op het standpunt gesteld dat deze wettelijk vereiste verzorgingstermijn van een jaar in strijd is met het non-discriminatiebeginsel van het bepaalde in artikel 14 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Ook hebben zij aangevoerd dat deze Nederlandse wettelijke verzorgingstermijn van een jaar in hun geval in strijd is met het recht op eerbiediging van hun privé-, familie- en gezinsleven zoals bedoeld in artikel 8 EVRM.
6.6.
De rechtbank is alles afwegende van oordeel dat het beroep op artikel 8 EVRM in dit geval doel treft. De rechtbank overweegt daartoe nader het volgende. De in artikel 1:228 lid 1 onder f BW gestelde termijn is naar het oordeel van de rechtbank met name bedoeld om in het belang van de te adopteren minderjarige de bestendigheid van de verzorging en opvoeding van de minderjarige door de adoptiefouders te toetsen. In deze zaak is echter naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bijzondere situatie, waarbij de wettelijke verzorgingstermijn geen redelijk doel meer dient. De rechtbank ziet daarom in dit specifieke geval en onder deze bijzondere omstandigheden redelijkerwijs niet in waarom het verstrijken van de jaartermijn nog zou moeten worden afgewacht.
6.7.
Op grond van vorenstaande feiten en omstandigheden stelt de rechtbank vast dat aan het gestelde in de artikelen 1:227 en 1:228 BW is voldaan. Tevens staat vast en is voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien dat de minderjarige niets meer van haar geboorte moeder in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft. De rechtbank is daarom van oordeel dat de verzochte adoptie in het kennelijk belang van [minderjarige 2] is en zal het verzoek toewijzen.
6.8.
Nu het verzoekschrift tot adoptie is ingediend voor de geboorte van [minderjarige 2] , acht de rechtbank het in het belang van de minderjarige om, analoog aan het bepaalde in artikel 1:1230, lid 2, BW, te bepalen dat de adoptie terug zal werken tot het tijdstip van de geboorte van [minderjarige 2] , te weten tot [geboortedatum 4] 2021.
Gezag na de adoptie
6.9.
Ten aanzien van het verzoek van verzoekers strekkende tot gezamenlijke uitoefening van het gezag door verzoekers na het uitspreken van de adoptie over voornoemde minderjarige overweegt de rechtbank het volgende.
6.10.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de wet dat op het moment dat de adoptie door verzoeker van de minderjarige in kracht van gewijsde is gegaan verzoekers van rechtswege het gezamenlijk ouderlijk gezag over de minderjarige uitoefenen, zodat dit verzoek niet kan worden toegewezen. Voor de duidelijkheid zal de rechtbank een en ander wel verstaan in het dictum.
6.11.
Het bovenstaande leidt tot de volgende beslissing.

7.De beslissingDe rechtbank:

- beëindigt het ouderlijk gezag van [belanghebbende 1] en belast verzoekster voortaan met de uitoefening van het gezag over:
[minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 4] 2021
voor zover de bevoegdheid daartoe niet door een eerdere rechterlijke beslissing is uitgesloten;
- spreekt uit de adoptie door verzoeker van de minderjarige:
- [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 4] 2021;
- bepaalt dat de adoptie terug zal werken tot het tijdstip van de geboorte van [minderjarige 2] , te weten tot [geboortedatum 4] 2021;
- verstaat dat de familierechtelijke betrekking met verzoekster in stand blijft;
- verstaat dat verzoekers gezamenlijk het gezag met betrekking tot voornoemde minderjarige zullen uitoefenen;
- verklaart deze beschikking met betrekking tot het gezag uitvoerbaar bij voorraad en gelast inschrijving hiervan in het gezagsregister door de griffier;
- gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand te [geboorteplaats] een latere vermelding van de adoptie aan de daarvoor in aanmerking komende akte toe te voegen.
Deze beschikking is gegeven door mr. L. van der Heijden, rechter tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.T.C. Duijzer, griffier, op 5 oktober 2021 [1]
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 8 oktober 2021.

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJburg 20/ Postbus 1312, 1000 BH).