ECLI:NL:RBAMS:2021:6158

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 oktober 2021
Publicatiedatum
28 oktober 2021
Zaaknummer
C/13/706436 / KG ZA 21-718
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming sociale huurwoning wegens ernstige overlast en geweld tussen buren

In deze zaak vorderde de stichting Woningstichting Eigen Haard de ontruiming van de sociale huurwoning van de gedaagde wegens ernstige overlast en geweld. De gedaagde, die sinds 14 oktober 2008 de woning huurt, heeft herhaaldelijk overlast veroorzaakt voor zijn buren, wat heeft geleid tot meerdere meldingen en zelfs een strafzaak tegen hem. De situatie escaleerde op 14 augustus 2021, toen er een vechtpartij plaatsvond tussen de gedaagde en een buurman, waarbij de gedaagde de buurman met een hamer zou hebben geslagen. De politie heeft de gedaagde aangehouden en er zijn verschillende getuigenverklaringen die de overlast en het geweld bevestigen.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de gedaagde zich niet aan eerdere afspraken heeft gehouden en dat de overlast voor de buren onhoudbaar is. De rechter stelde vast dat er een spoedeisend belang is voor Eigen Haard om de gedaagde te ontruimen, gezien de ernst van de situatie en het feit dat de gedaagde zelf ook niet meer in de woning wil blijven wonen. De rechter wees de vordering tot ontruiming toe en stelde een termijn van vier weken vast voor de ontruiming, waarbij de gedaagde in de proceskosten werd veroordeeld.

De uitspraak benadrukt het belang van een veilige woonomgeving voor alle bewoners en de verantwoordelijkheid van huurders om zich aan de regels te houden. De rechter gaf aan dat, mocht later blijken dat de ontruiming onterecht was, Eigen Haard alsnog verplicht is om een nieuwe huurwoning voor de gedaagde te vinden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/706436 / KG ZA 21-718 HH/MAH
Vonnis in kort geding van 14 oktober 2021
in de zaak van
de stichting
WONINGSTICHTING EIGEN HAARD,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres bij dagvaarding van 27 augustus 2021,
advocaat mr. M.G. Blokziel te Almere ,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. R.J. Ouderdorp te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Eigen Haard en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Bij de zitting van 30 september 2021 waren aanwezig:
- aan de zijde van Eigen Haard: [naam 1] (medewerker Zorg en Overlast) met mr. Blokziel; tevens waren aanwezig: [naam 2] en [naam 3] (bewoners van nummer [huisnummer 1] ), [naam 4] (overbuurman), [naam 5] (bewoner van [huisnummer 2] ) en zijn moeder en vader,
- [gedaagde] met mr. Ouderdorp; tevens waren aanwezig: [naam 6] (zoon) en [naam 7] (zus).
1.2.
Op de zitting heeft Eigen Haard de dagvaarding toegelicht. [gedaagde] heeft verweer gevoerd. Beide partijen hebben producties ingediend en [gedaagde] ook een pleitnota.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Sinds 14 oktober 2008 verhuurt Eigen Haard aan [gedaagde] de sociale huurwoning aan de [adres] .
2.2.
Van de huurovereenkomst maken deel uit de Algemene Voorwaarden Woonruimte 2003 (AV) van Eigen Haard. Artikel 10.3 AV bepaalt dat de huurder ervoor zal zorg dragen dat aan omwonenden geen overlast of hinder wordt veroorzaakt.
2.3.
Op 3 november 2020 heeft [gedaagde] een melding van overlast door de bovenbuurman gedaan bij het Meldpunt Zorg en Woonoverlast (MZWO) van de gemeente. Een medewerker van MZWO heeft [gedaagde] daarover gebeld en heeft in het dossier vermeld:
“dat hij dag en nacht geluidsoverlast ervaart. Er zouden meerdere mensen bij de buurman over de vloer komen. Volgens melder lijkt het alsof de buurman bijna dagelijks aan het verhuizen is omdat het klinkt alsof hij met voorwerpen schuift. Melder geeft aan zich ervan bewust te zijn dat het gehorige woningen zijn en is daarom juist van mening dat men rekening met elkaar moet houden. Melder heeft de buurman twee keer aangesproken, maar dat zou niet geholpen hebben. Melder heeft eerder ook de politie gebeld om de geluidsoverlast te melden.”
De medewerker van MZWO heeft tegen [gedaagde] gezegd dat hij een en ander eerst bij Eigen Haard moet melden.
2.4.
Bij e-mail van 15 december 2020 heeft MZWO aan [gedaagde] geschreven het advies van Eigen Haard, om een bemiddelingsgesprek via Beter Buren aan te gaan, te onderschrijven. Het contact met Beter Buren is niet tot stand gekomen.
2.5.
Op 16 december 2020 heeft Eigen Haard een overlastmelding van de huurder van [huisnummer 2] , [naam 5] , ontvangen waarin deze, samengevat, het volgende verklaart. [gedaagde] heeft op 22 maart, 29 mei, 28 oktober en 4 december 2020 tegen de voordeur van [naam 5] getrapt en gebonsd en tegen [naam 5] geschreeuwd en gescholden. [naam 5] draait muziek en zingt ook wel eens mee, maar nooit na 22:00 uur. Verder heeft [naam 5] sinds medio 2020 twee jonge katten die wel eens rennen of iets omgooien. Volgens [naam 5] ervaart [gedaagde] echter het minste of geringste als geluidsoverlast en begint zich dan te misdragen. Bij het incident op 4 december 2020 is de politie ter plekke geweest na te zijn gebeld door de bovenburen en [naam 5] . [naam 5] heeft aangifte gedaan.
2.6.
Een medewerker van Eigen Haard, [naam 1] , en de wijkagent zijn op 26 februari 2021 op huisbezoek geweest bij zowel [naam 5] als [gedaagde] en hebben met hen afzonderlijk gesproken. Daarop heeft [naam 1] dezelfde dag aan [gedaagde] geschreven:
“Op 26 februari 2021 ben ik bij u op huisbezoek geweest. Dit naar aanleiding van meldingen en incidenten met uw bovenbuurman
Om overlast in de toekomst te voorkomen hebben wij de volgende afspraken gemaakt:
Afspraken
- U belt eerst netjes aan via de intercom om de overlast bespreekbaar te maken
- Tijdens contact met buren, draagt u zorg voor gepaste omgangsvormen (respect naar elkaar)
- U laat uw buurman met rust
Afspraken niet nakomen
Ook de buren breng ik op de hoogte van deze afspraken. Ik ga ervan uit dat u zich aan bovengenoemde afspraken houdt en dat de overlast daarmee is beëindigd. Houdt u zich niet aan deze afspraken dan zullen wij passende maatregelen treffen.
(…)”
2.7.
Bij brief van dezelfde dag heeft [naam 1] de met [gedaagde] gemaakte afspraken aan [naam 5] doorgegeven.
2.8.
Op 14 augustus 2021 heeft er een vechtpartij tussen [gedaagde] en [naam 5] plaatsgevonden in en bij het portiek van [locatie] , waarbij zij samen van de portiektrap op straat zijn gevallen. Beiden zijn gewond geraakt. De politie is gearriveerd en heeft [gedaagde] aangehouden op verdenking van poging tot doodslag dan wel zware mishandeling, waarna hij per ambulance naar het ziekenhuis is vervoerd. De agenten hebben [naam 5] meegenomen naar het politiebureau, waar hij aangifte heeft gedaan. Omdat hij toen niet lekker werd, is ook hij naar het ziekenhuis gegaan.
In het proces-verbaal van bevindingen van de politie van die dag staat onder meer nog:
- dat verschillende getuigen en omstanders verklaarden dat [naam 5] zou zijn aangevallen door [gedaagde] , dat [gedaagde] niet goed bij zijn hoofd zou zijn en regelmatig voor problemen zorgde in de wijk,
- dat verschillende getuigen verklaarden dat [gedaagde] [naam 5] met een hamer zou hebben geslagen,
- dat de getuigenverklaringen zijn opgenomen.
2.9.
Op 15 augustus 2021 heeft de politie [gedaagde] verhoord. Blijkens het proces-verbaal heeft hij – samengevat – verklaard dat hij zelf slachtoffer is, dat hij nooit problemen had totdat [naam 5] in het portiek kwam wonen, dat [naam 5] overlast veroorzaakt en dat [gedaagde] daar al eerder over heeft geklaagd, dat [gedaagde] op 14 augustus 2021 handelde uit zelfverdediging en dat de buren tegen hem samenspannen.
2.10.
De bovenbuurvrouw van 3-hoog, [naam 2] , heeft per e-mail van 16 augustus 2021 aan Eigen Haard over het gebeuren op 14 augustus 2021 verklaard:
“Toen ik buiten op de trap afliep (…) kwam ik daar de buurman tegen van 2 hoog. Hij was met 2 kennissen en we raakte kort aan de praat. (…)
[Toen] kwam de buurmans van 1 hoog naar buiten met zijn jas aan. Terwijl hij zijn voordeur op slot draaide schreeuwde hij; JULLIE STOREN MIJ. Hij herhaalde dit nog 2 keer.
(…)
Mijn buurjongen ( [naam 5] ) (…) keek mij aan omdat we in gesprek waren. [naam 5] sprak of keek de buurman niet aan.
De buurman van 1 hoog benaderd [naam 5] van achter met een plastic zak en slaat hem met een boog 2x in het gedicht met de plastic zak.
Er blijkt een hamer in de plastic zak te zitten.
De twee heren vallen ongeveer 7/9 treden hard naar beneden en er vind een worsteling plaats.
Ze belanden van de stoep af op de parkeerstrook.
Omstanders halen de twee heren uit elkaar.
Ik heb op het moment dat hij de klap met de hamer uitdeelde direct 112 gebeld en om hulp geroepen.”
[naam 3] doet verder verslag van eerdere incidenten met gedaagde. De situatie acht zij nu dusdanig geëscaleerd, dat zij vreest voor de veiligheid van haar gezin. Zij moet langs de voordeur van [gedaagde] om naar haar eigen woning te gaan. Ook heeft hij een sleutel van haar portiekdeur, omdat hij een berging heeft op de 4e etage. Zij stelt nu in angst te leven in haar eigen woning.
2.11.
Op 17 augustus 2021 heeft de rechter-commissaris de voorlopige hechtenis van [gedaagde] geschorst, waarbij als voorwaarden onder meer zijn gesteld:
- [gedaagde] verblijft bij zijn zoon in [plaats]
- [gedaagde] mag geen contact opnemen met [naam 5] of [naam 2]
- [gedaagde] mag zich niet bevinden in zijn woning of in de onmiddellijke nabijheid daarvan.
2.12.
Bij brief van 18 augustus 2021 heeft Eigen Haard aan [gedaagde] geschreven dat zij het incident van 14 augustus 2021 als ernstig beschouwt en dat zij [gedaagde] sommeert om de huur op te zeggen omdat hij zich niet als een goed huurder heeft gedragen. Als gronden noemt Eigen Haard verder het incident van december 2020 en het feit dat [gedaagde] zich niet aan de vervolgens gemaakte afspraken heeft gehouden.
2.13.
Bij e-mail van 30 augustus 2021 heeft de advocaat van [gedaagde] aan Eigen Haard geschreven:
“Client is het met u eens dat er sprake is van een ernstig incident, maar die ernst is niet alleen aanwezig aan de zijde van client. (…)
Hij heeft er geen vertrouwen meer in dat hij in zijn woning rustig kan blijven wonen. Client is op leeftijd en heeft in het geheel geen behoefte aan confrontaties met omwonenden. Hij verblijft nu bij zijn zoon.
(…)
Hij stelt dan ook voor dat er in overleg met Eigen Haard, danwel overleg tussen Eigen Haard en andere woningbouwverenigingen, bezien wordt of hij binnen afzienbare termijn elders kan gaan huren. (…)
Mede om toekomstige problemen (...) te voorkomen, wil client bij voorkeurnietin de navolgende regio’s gaan huren:
Bijlmer/Geuzenveld/Bos en Lommer/Mercator buurt/Amsterdam Oost/Geuzenveld/Baarsjes/IJburg. Hij is ook bereid om richting Diemen, Weesp, Ouderkerk a/d Amstel, Oostzaan of Almere te verhuizen.
(…)”
2.14.
[gedaagde] heeft de huur niet opgezegd.
2.15.
De sociaal psychiatrisch verpleegkundige van de GGD heeft [gedaagde] , na een melding door MZWO, gesproken. Zij acht – zo blijkt uit een mailwisseling met de advocaat van [gedaagde] van 23 september 2021 – [gedaagde] niet verward, ziet niet dat hij anderszins psychische klachten heeft en acht niet aannemelijk dat hij vanuit achterdocht of een (andere) psychische oorzaak heeft gehandeld op 14 augustus 2021.

3.Het geschil

3.1.
Eigen Haard vordert, samengevat, ontruiming van de woning wegens ernstige overlast, met veroordeling van [gedaagde] in de proces- en nakosten, met wettelijke rente.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Eigen Haard stelt dat de door [gedaagde] veroorzaakte overlast (en met name het incident met de hamer) voor een bodemrechter voldoende grond is om tot ontbinding en ontruiming te komen. Volgens Eigen Haard heeft zij spoedeisend belang bij ontruiming in kort geding, omdat zij ook aan de buren rustig woongenot moet verschaffen, haar eerdere interventies niet hebben geholpen en de situatie in het portiek onhoudbaar is als [gedaagde] daar straks weer verblijft. [gedaagde] betwist dit alles.
4.2.
[gedaagde] en [naam 5] stellen over en weer dat zij overlast van elkaar ondervinden en dat de ander met het geweld begonnen is. Zij hebben ieder een heel andere lezing van de feiten.
4.3.
[gedaagde] vindt het wel verkeerd wat er op 14 augustus 2021 is gebeurd en heeft een excuusbrief aan [naam 5] gestuurd, gedateerd 13 september 2021. [naam 5] ontkent (evenals zijn moeder, die voor hem de brievenbus leegt omdat hij dat zelf niet meer durft) overigens stellig die brief te hebben ontvangen.
4.4.
De voorzieningenrechter constateert dat [gedaagde] en [naam 5] het er (wel) over eens zijn dat er vóór 3 november 2020 (zie 2.3 en 2.5) tenminste twee woordenwisselingen tussen hen zijn geweest en dat er begin december 2020 en op 14 augustus 2021 ook fysiek geweld is gebruikt, waarbij [gedaagde] de laatste keer [naam 5] met een hamer op het hoofd heeft geslagen.
Feit is ook dat [gedaagde] als gewaarschuwd mens geldt sinds de brief van Eigen Haard van 26 februari 2021 en dat hij zich in ieder geval op 14 augustus 2021 niet aan de vastgelegde afspraken heeft gehouden. Verder staat vast dat [naam 5] niet als verdachte is aangemerkt, terwijl [gedaagde] wordt verdacht van poging tot doodslag dan wel zware mishandeling en dat de rechter-commissaris hem een contact- en woningverbod heeft opgelegd. Ten slotte is voldoende aannemelijk geworden dat de buren doosbenauwd zijn voor [gedaagde] ; hun verklaringen ter zitting komen overeen met hetgeen zij blijkens het dossier tegenover Eigen Haard en de politie hebben verklaard.
4.5.
Duidelijk is uit de stukken en wat op de zitting door de buren naar voren is gebracht dat de verhoudingen tussen [gedaagde] en de buren in het portiek ernstig verstoord zijn. [gedaagde] wil om die reden zelf ook deze woning niet meer huren. Hij meent dat Eigen Haard hem aan een nieuwe huurwoning moet helpen, maar Eigen Haard is daartoe niet bereid vanwege zijn wangedrag en omdat [gedaagde] veel te hoge eisen stelt: in een groot aantal buurten van Amsterdam wil hij niet wonen.
4.6.
Het contact- en woningverbod voor [gedaagde] loopt op 15 november 2021 af. Als het niet wordt verlengd of als [gedaagde] zich er niet aan houdt, is er een reële kans op nieuwe (gewelds)incidenten in het portiek. Er moet dan ook iets gebeuren, wat een ordemaatregel rechtvaardigd. Een bodemprocedure kan niet worden afgewacht en ook de strafzaak zal nog wel enige tijd op zich laten wachten, nu [gedaagde] de verklaringen van [naam 5] en de andere getuigen betwist.
4.7.
Eigen Haard, die mede tot taak heeft om op te komen voor de belangen van de omwonenden, heeft daarom een spoedeisend belang bij de gevorderde ontruiming. Het belang van [gedaagde] om, als hij van de strafrechter weer zijn woning in mag, daar te verblijven totdat hij een andere woning heeft, weegt daar niet tegenop, omdat die termijn te onbepaald is en omdat [gedaagde] (in ieder geval deels) door zijn eigen toedoen (het slaan met de hamer) in deze situatie is beland. Ook is niet gebleken dat [gedaagde] niet meer bij zijn zoon of elders kan verblijven.
4.8.
Alle belangen afwegende zal daarom bij wijze van ordemaatregel de ontruiming worden uitgesproken. Mocht later op grond van de uitkomst van de strafzaak of van een eventuele bodemprocedure blijken dat er onvoldoende grond is voor ontbinding van de huurovereenkomst, zal Eigen Haard alsnog moeten zorgen voor een nieuwe huurwoning voor [gedaagde] .
4.9.
De ontruimingstermijn zal worden gesteld op vier weken in plaats van de gevorderde drie dagen. In die vier weken geldt nog het contact- en woningverbod voor [gedaagde] , zodat er dan weinig kans is op conflicten. Intussen kan [gedaagde] zijn zoon of andere helpers inschakelen om de woning te ontruimen.
4.10.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Omdat Eigen Haard deze zaak ook bij de kantonrechter had kunnen aanbrengen wordt voor salaris advocaat een lager tarief (dan het in kort gebruikelijke tarief van € 1.016,00) berekend, zoals verzocht door [gedaagde] . De kosten aan de zijde van Eigen Haard worden aldus begroot op:
- dagvaarding € 100,70
- griffierecht 667,00
- salaris advocaat
656,00
Totaal € 1.423,70

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen vier weken na betekening van dit vonnis de woning aan de [adres] met al het zijne en de zijnen te ontruimen en te verlaten en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van Eigen Haard te stellen, welke ontruiming zo nodig door de deurwaarder kan worden bewerkstelligd met behulp van de sterke arm conform het in artikel 555 e.v. jo. 444 Rv bepaalde,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om, indien hij niet vrijwillig aan de hiervoor gegeven veroordeling tot ontruiming voldoet en Eigen Haard de ontruiming met inschakeling van een gerechtsdeurwaarder zelf bewerkstelligt, aan Eigen Haard de kosten van de ontruiming te voldoen op vertoning van en conform de specificatie van die kosten in het proces-verbaal van ontruiming,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Eigen Haard tot op heden begroot op € 1.423,70, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 voor salaris advocaat, te vermeerderen met € 85,00 en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit vonnis plaatsvindt en te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C. Hoogeveen, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.A.H. Verburgh, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 oktober 2021. [1]

Voetnoten

1.type: MAH