ECLI:NL:RBAMS:2021:6186

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 augustus 2021
Publicatiedatum
29 oktober 2021
Zaaknummer
C/13/678839 / HA ZA 20-129
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van leningen in verband met vastgoedproject in Brazilië

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 25 augustus 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Nedport Corp B.V. en twee gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. De partijen zijn gebrouilleerd na een mislukt vastgoedproject in Brazilië, waarbij Nedport Corp vorderde dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een bedrag van € 48.006,00 zouden terugbetalen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft vastgesteld dat Nedport Corp leningen heeft verstrekt aan [gedaagde 2], maar dat er geen afspraken zijn gemaakt over de terugbetaling. De rechtbank oordeelde dat Nedport Corp terstond terugbetaling kan vorderen, omdat er geen termijn voor nakoming was afgesproken. De gedaagden voerden aan dat de leningen pas terugbetaald hoefden te worden na de verkoop van het vastgoedproject, maar de rechtbank oordeelde dat deze stelling onvoldoende was onderbouwd. De vordering van Nedport Corp werd toegewezen, en [gedaagde 2] werd veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met rente en proceskosten. De proceskosten tussen Nedport Corp en [gedaagde 1] werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De rechtbank heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/701834/ HA ZA 21-454
Vonnis van 25 augustus 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NEDPORT CORP B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. H.J. van Woudenberg te Amsterdam,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. B.J. den Hartog te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Nedport Corp, [gedaagde 1] en [gedaagde 2] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 15 januari 2020 met producties,
  • de conclusie van antwoord met producties,
  • het tussenvonnis van 21 oktober 2020, waarbij een mondelinge behandeling is gelast,
  • akte overlegging producties, zijdens Nedport Corp,
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 19 januari 2021.
1.2.
Na de mondelinge behandeling is de procedure aangehouden in verband met een mediationtraject. Dit traject heeft niet tot een minnelijke regeling geleid. Partijen hebben vervolgens vonnis gevraagd, waarna vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
In 2012/2013 zijn [gedaagde 1] , [naam 1] (hierna: [naam 1] ) en [naam 2] (hierna: [naam 2] ) gaan samenwerken ten behoeve van een vastgoedproject in Brazilië.
2.2.
[gedaagde 1] , [naam 1] en [naam 2] zijn enig aandeelhouder en statutair bestuurder van respectievelijk [gedaagde 2] , Markel B.V. (hierna: Markel) en DTS Hotel Beheer (hierna: DTS).
2.3.
[gedaagde 2] , Markel en DTS hebben op 23 januari 2013 gezamenlijk Nedport Holding B.V. opgericht. Bij de oprichting zijn zij benoemd tot bestuurder. Nedport Holding is enig aandeelhouder van Nedport Corp, die op haar beurt aandelen houdt in de vennootschap naar het recht van Brazilie Nedport Empreendimentos Ltda (hierna: Nedport Brazilië). Nedport Brazilië is opgericht ten behoeven van het hiervoor genoemde project in Brazilië.
2.4.
Nedport Corp heeft van 31 mei 2016 tot en met 4 april 2018 achttien keer een bedrag overgeboekt op de bankrekening van [gedaagde 1] voor in totaal een bedrag van € 51.700,00. Bij elf overboekingen, voor in totaal een bedrag van € 36.700,00, staat als omschrijving ‘Lening voor [gedaagde 2] ’ vermeld en bij de overige zeven overboekingen ‘Lening’.
2.5.
Op 30 juni 2016 heeft [gedaagde 1] bij Nedport Corp een declaratie ingediend voor in totaal een bedrag van € 8.949,00 voor door hem gemaakte kosten in 2013 en 2014 voor het project in Brazilië.
2.6.
In een algemene vergadering van aandeelhouders (AvA) van Nedport Holding van 30 april 2019 is [gedaagde 2] ontslagen als bestuurder van Nedport Holding.
2.7.
Bij brief van 14 november 2019 heeft [naam 1] namens Nedport Corp [gedaagde 1] gesommeerd om uiterlijk 30 november 2019 een bedrag van € 48.006,00 te betalen aan Nedport Corp.
2.8.
Bij brief van 11 december 2019 van haar advocaat heeft Nedport Corp [gedaagde 1] en [gedaagde 2] gesommeerd om uiterlijk 25 december 2019 € 48.006,00 te betalen aan Nedport Corp.
2.9.
Nedport Corp heeft op 6 januari 2020 beslag gelegd op het appartementsrecht van [gedaagde 1] aan de [adres] .
2.10.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben een verklaring van hun advocaat van 21 april 2020 in het geding gebracht waarin, voor zover van belang, het volgende staat:

(…) Uit eigen waarneming kan ik beamen dat (…) een aantal keren ter sprake is gekomen dat [gedaagde 2] / [gedaagde 1] geld had geleend van [naam 1] in persoon, dan wel van aan hem gelieerde vennootschappen en dat daarbij door [naam 2]Waijenburg en [gedaagde 1] uitdrukkelijk aan mij te kennen is gegeven dat eerst nadat de grond/het project in Brazilië zou zijn verkocht de betreffende leningen zouden moeten worden terugbetaald. De terugbetaling zou gescheiden door verrekening met de na verkoop aan [gedaagde 2] / [gedaagde 1] uit te keren gelden vanwege de verkoop van de grond, dan wel het project in Brazilië. (…)”.
2.11.
Nedport Corp heeft een verklaring van [naam 2] van 5 januari 2021 in het geding gebracht. Daarin staat, voor zover van belang, dat [naam 1] en hij in 2012 leningen hebben verstrekt aan [gedaagde 1] en ten aanzien van die leningen is afgesproken dat ze mochten worden terugbetaald uit de opbrengsten uit het project in Brazilië. Verder staat in deze verklaring dat ook in 2016 via Nedport Corp leningen aan [gedaagde 1] zijn verstrekt en dat ten aanzien van die leningen geen afspraken zijn gemaakt over de wijze van terugbetaling.

3.Het geschil

3.1.
Nedport Corp vordert – samengevat – [gedaagde 1] althans [gedaagde 2] te veroordelen tot betaling van:
I. € 48.006,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 november 2019;
II. de proceskosten, waaronder de kosten voor het leggen van beslag conform het besluit BIK begroot op € 1.255,06, en de nakosten, vermeerderd met rente.
3.2.
Nedport Corp voert daartoe (primair) aan dat zij van 31 mei 2016 tot en met 4 april 2018 leningen heeft verstrekt aan [gedaagde 1] . Dat de leningen aan [gedaagde 1] zijn verstrekt blijkt uit het feit dat de bedragen op de privérekening van [gedaagde 1] zijn gestort, in de jaarstukken van Nedport Corp staat dat de leningen aan [gedaagde 1] zijn verstrekt en de leningen niet in de jaarstukken van [gedaagde 2] zijn opgenomen. Partijen hebben voor deze leningen noch mondeling noch op papier afspraken gemaakt over de terugbetaling daarvan. Ten aanzien van eerdere door Markel en DTS aan [gedaagde 2] verstrekte leningen is afgesproken, dat die mochten worden terugbetaald uit de opbrengst uit het project in Brazilië. Mr. Den Hartog haalt in zijn verklaring deze leningen door elkaar. Nu voor de onderhavige lening geen termijn voor nakoming is afgesproken kan Nedport Corp op grond van artikel 6:38 Burgerlijk Wetboek (BW) de leningen direct opeisen. Inclusief reeds vervallen rente en na verrekening van de declaratie van [gedaagde 1] van € 8.900,00 resteert er een bedrag van € 48.006,00.
Subsidiair heeft Nedport Corp zich op het standpunt gesteld dat de leningen aan [gedaagde 2] zijn verstrekt.
[gedaagde 1] dan wel [gedaagde 2] heeft geen verrekenigsvordering op Nedport Corp. Het bedrag van € 8.900,00 is reeds verrekend. De bij conclusie van antwoord ingediende declaratie van [gedaagde 1] dan wel [gedaagde 2] voor in totaal een bedrag van € 12.773,00 voor gemaakte kosten voor het project in Brazilië is niet eerder ingediend en nog niet door Nedport Corp beoordeeld. Bovendien is [gedaagde 2] op 9 april 2019 door de AvA van Nedport Holding ontslagen als statutair bestuurder en sinds die datum niet langer bevoegd om Nedport Corp te vertegenwoordigen en zonder toestemming onkosten te declaren. Ongeveer 70% van de gedeclareerde kosten zijn van na 9 april 2019, aldus Nedport Corp.
3.3.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] voeren aan dat Nedport Corp de leningen heeft verstrekt aan [gedaagde 2] . Dit volgt uit het feit dat bij het merendeel van de overboekingen als omschrijving ‘lening ten behoeve van [gedaagde 2] ’ staat. [gedaagde 2] is opgericht ten behoeve van het project in Brazilië, maar dit project is stilgevallen. Omdat er twee jaar geen betalingsverkeer heeft plaatsgevonden op de zakelijke rekening van [gedaagde 2] is die rekening in 2016 door de bank opgeheven. Dit is de reden dat de leningen zijn gestort op de privérekening van [gedaagde 1] . De leningen zijn nog niet opeisbaar. Partijen hebben afgesproken dat de leningen pas terugbetaald hoefden te worden na verkoop van het project en/of de grond in Brazilië. Deze afspraak wordt door de advocaat van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] bevestigd.
Voor zover de vordering van Nedport Corp opeisbaar is, kan [gedaagde 1] dan wel [gedaagde 2] de verplichting tot betaling daarvan opschorten totdat de door [gedaagde 1] / [gedaagde 2] ingediende declaraties door Nedport Corp zijn vergoed, dan wel dienen die te worden verrekend met de vordering van Nedport Corp. [gedaagde 1] / [gedaagde 2] heeft op 30 juni 2016 een bedrag van € 8.949,00 gedeclareerd en nadien nog een bedrag van € 12.773,90.

4.De beoordeling

4.1.
Vast staat dat Nedport Corp uit hoofde van geldlening bedragen heeft gestort op de bankrekening van [gedaagde 1] . Anders dan Nedport Corp stelt is niet komen vast te staan dat zij de leningen aan hem heeft verstrekt. Dat de bedragen zijn gestort op de bankrekening van [gedaagde 1] en niet voorkomen in de jaarstukken van [gedaagde 2] , is daartoe, tegenover de omschrijving ‘lening voor [gedaagde 2] ’ bij het merendeel van de overboekingen, onvoldoende. Geoordeeld wordt derhalve dat Nedport Corp de leningen heeft verstrekt aan [gedaagde 2] .
4.2.
Als hoofdregel geldt dat door Nedport Corp terstond terugbetaling van het geleende geld kan worden gevorderd in het geval Nedport Corp en [gedaagde 2] daarover niets hebben afgesproken.
4.3.
[gedaagde 2] heeft aangevoerd dat met Nedport Corp is afgesproken dat de leningen pas terugbetaald hoefden te worden na verkoop van het project en/of de grond in Brazilië. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft [gedaagde 2] verwezen naar de onder 2.10 aangehaalde verklaring van haar advocaat. Nedport Corp heeft het bestaan van deze afspraak gemotiveerd betwist. Nedport Corp heeft tijdens de mondelinge behandeling in de persoon van [naam 1] toegelicht dat die afspraak geldt voor een eerder door Markel en DTS aan [gedaagde 2] verstrekte lening, maar niet voor de leningen waarvan nu betaling wordt gevorderd. Verder heeft Nedport Corp verwezen naar de onder 2.11 genoemde verklaring van [naam 2] . [gedaagde 2] heeft in reactie hierop haar stelling niet nader onderbouwd en van deze stelling geen bewijs aangeboden. Aldus is de conclusie dat [gedaagde 2] onvoldoende heeft onderbouwd dat zij met Nedport Corp afspraken heeft gemaakt over de terugbetaling van het geleende geld, zodat Nedport Corp terstond nakoming van de terugbetalingsverplichting kan vorderen.
4.4.
[gedaagde 2] heeft ter onderbouwing van haar stelling dat zij haar terugbetalingsverplichting mag opschorten in afwachting van de betaling van de door haar ingediende declaraties niets aangedragen, zodat daar verder aan voorbij wordt gegaan.
4.5.
De declaratie voor een bedrag van van € 8.900,00 komt niet voor verrekening in aanmerking, omdat dit bedrag reeds door Nedport Corp is verrekend. De declaratie voor een bedrag van € 12.773,90 komt eveneens niet voor verrekening in aanmerking. Vast staat dat [gedaagde 2] deze declaratie pas bij haar conclusie van antwoord voor het eerst heeft ingediend. Verder heeft Nedport Corp onweersproken gesteld dat ongeveer 70% van de gedeclareerde kosten zijn gemaakt nadat [gedaagde 2] als bestuurder van Nedport Holding was ontslagen en niet langer bevoegd was om Nedport Corp te vertegenwoordigen. Nedport Corp heeft verder aangevoerd dat de overgelegde bonnetjes veelal onleesbaar en onduidelijk zijn. Onduidelijk is bijvoorbeeld waarom een vliegticket naar Brazilië voor de advocaat van [gedaagde 1] voor vergoeding in aanmerking komt. Ook klopt de berekening van de gemaakte kosten niet en is de verkeerde wisselkoers toegepast. [gedaagde 2] heeft aldus de declaratie, gelet op de gemotiveerde betwisting van Nedport Corp, onvoldoende toegelicht en onderbouwd.
4.6.
De conclusie van bovenstaande is dat de vordering van Nedport Corp jegens [gedaagde 2] wordt toegewezen en jegens [gedaagde 1] wordt afgewezen. De gevorderde wettelijke rente vanaf 30 november 2019 is niet weersproken en zal daarom vanaf die datum worden toegewezen.
4.7.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde 2] worden veroordeeld in de proceskosten in conventie, gevallen aan de zijde van Nedport Corp en begroot op:
  • dagvaardingskosten € 83,38,
  • griffierecht € 2.042,00, en
  • salaris advocaat € 2.228,00 (2 punten x tarief € 1.114,00),
Totaal € 4.353,38.
4.8.
De proceskosten tussen Nedport Corp en [gedaagde 1] worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
4.9.
De vordering tot betaling van de beslagkosten wordt afgewezen, nu Nedport Corp jegens [gedaagde 1] beslag heeft gelegd, en haar vordering jegens [gedaagde 1] wordt afgewezen.
4.10.
De nakosten worden begroot op de wijze die in de beslissing is vermeld.

5.De belissing

5.1.
veroordeelt [gedaagde 2] om aan Nedport Corp te betalen een bedrag van € 48.006,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 november 2019 tot aan de dag der algehele betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde 2] in de proceskosten, aan de zijde van Nedport Corp tot op heden begroot op € 4.353,38, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening,
5.3.
veroordeelt [gedaagde 2] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde 2] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
compenseert de proceskosten tussen Nedport Corp en [gedaagde 1] aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Voetelink, rechter, bijgestaan door mr. M.F. van Grootheest, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 25 augustus 2021. [1]

Voetnoten

1.type: MvG