In het tussenvonnis van 11 november 2019 is overwogen dat alleen deskundigen van KLM en de leden van de Commissie van Classificatie-deskundigen KLM (verder de Commissie) in staat zijn om het waarderen van de functie binnen KLM uit te voeren. Voorts is overwogen dat slechts als partijen per een bepaalde datum over de inhoud, taken en verantwoordelijkheden van een functie overeenstemming hebben, de Commissie de functie kan wegen en inschalen conform de bij hem bestaande wegingsmethodieken, kennis en ervaring.
Als gevolg daarvan diende KLM in samenspraak met [eisers] een functiebeschrijving van de functie Teamleider Airside op te maken zoals die gold per 1 januari 2012 en deze aan de Commissie voor te leggen voor een weging per die datum. Partijen hebben bericht dat zij ondanks alle inspanningen er niet in zijn geslaagd om volledige overeenstemming te bereiken over genoemde functieomschrijving en dat deze derhalve ook niet ter weging aan de Commissie kan worden voorgelegd.
Partijen zijn het erover eens dat op (slechts) twee punten geen overeenstemming is bereikt:
a. of de Teamleider Airside toentertijd incidenteel of structureel deelnam aan projecten en werkgroepen, en
b. het aantal medewerkers waaraan de Teamleider Airside in januari 2012 hiërarchisch en functioneel leiding gaf.
Volgens [eisers] waren en zijn Teamleiders Airside dagelijks bezig met projecten zoals onder meer
Junior Jet Loungeen
Lost and Found,zodat feitelijk sprake is van een structurele taak. De reden daarvoor was dat de Manager Operations daarop niet dagelijks gefocust kon zijn gezien zijn eigen ‘workload’. Voorts was hij afhankelijk was van de expertise, ervaring en inzichten van de Teamleiders, om projecten binnen de tijd en binnen budget af te ronden. [eisers] voert in haar akte verschillende projecten aan waarbij volgens haar de in dat kader structureel uitgevoerde werkzaamheden door de Teamleiders Airside van groot belang waren.
Volgens KLM was de functie van Teamleider Airside met name een operationele functie waarbij zo nu en dan, incidenteel, werd deelgenomen aan projecten. Het kon zo zijn dat een Teamleider Airside gedurende een aantal dagen (bijna) dagelijks met het project bezig was, maar dat was altijd tijdelijk omdat elk project een deadline heeft. Het doel van de functie van Teamleider Airside was primair het leidinggeven aan medewerkers en het aansturen van processen, en niet het deelnemen aan projecten. De door [eisers] genoemde werkzaamheden waren volgens KLM geen projecttaken maar waren onderdeel van hun operationele taken dan wel werden ze dat na implementatie van een project.
Ten aanzien van het tweede punt (zie rov. 3.b) stelt [eisers] dat een Teamleider Airside per 1 januari 2012 hiërarchisch (waarmee wordt bedoeld formeel, zo begrijpt de kantonrechter) leiding gaf aan ongeveer 15 medewerkers en functioneel (op de werkvloer) aan ongeveer 30 medewerkers. Volgens [eisers] heeft KLM uitzendkrachten en stagiaires ten onrechte niet meegenomen bij het vaststellen van het aantal mensen dat een Teamleider Airside per 1 januari 2012 aanstuurde. Vanaf die datum is het werkgebied van de Teamleiders Airside immers vergroot en het aantal Teamleiders Airside verkleind, zodat een Teamleider Airside alleen al daarom meer medewerkers aanstuurde. KLM gaat uit van haar registratiesystemen, terwijl [eisers] uitgaat van de praktijk en dat is doorslaggevend, aldus [eisers]
Wat KLM betreft moet worden uitgegaan van de cijfers die uit haar systemen volgen en dat betekent dat de Teamleider Airside hiërarchisch aan gemiddeld
7,98 medewerkers en functioneel aan 15 medewerkers leiding gaf. Deze cijfers zijn gebaseerd op data over aanwezigheid, dienstroosters en de poolsheet van uitzendkrachten, waarvan KLM stukken in het geding brengt.
Hoewel partijen dat niet hebben gesteld, wordt uit het feit dat zij over de overgebleven twee punten geen overeenstemming hebben kunnen bereiken en ook thans nog uitgebreid discussie voeren, opgemaakt dat deze onderdelen van de functiebeschrijving cruciaal zijn voor de inschaling. Er wordt daarom vanuit gegaan dat ze van doorslaggevend belang zijn als de functie door de Commissie van Classificatie-deskundigen KLM zou worden gewogen. Aangenomen wordt dat indien wordt vastgesteld dat de Teamleider Airside in januari 2012
structureelbijdroeg “aan projecten/ werkgroepen onder leiding van de manager Operations voor het vergroten van de kwaliteit, veiligheid, efficiency en effectiviteit van afdelings- en werkprocessen” en tevens formeel c.q. functioneel leidinggaf aan 15 c.q. 30 medewerkers, deze functie reeds in januari 2012 onder schaal A09 viel. Niet valt in te zien waarom partijen anders nog debat zouden hebben over deze punten.
[eisers] heeft weliswaar concreet uiteengezet aan welke projecten de Teamleiders Airside vanaf januari 2012 deelnamen en zij heeft toegelicht aan wie in die periode werd leidinggegeven en waar het verschil zit met de cijfers van KLM, maar op grond van de laatste aktes van partijen is niet met zekerheid vast te stellen of de Teamleider Airside in die periode structureel deelnam aan projecten en/of werkgroepen, en of deze hiërarchisch dan wel functioneel leidinggaf aan de aantallen medewerkers als door [eisers] genoemd. KLM heeft immers weersproken dat de Teamleider Airside de taken zoals [eisers] beschrijft vervulde, waarbij overigens de door KLM overgelegde cijfers uit de personeelssystemen zonder verdere toelichting niet zijn te doorgronden en niet kunnen bijdragen aan haar stelling op dit punt.
Als eerder overwogen kan KLM zich echter niet verschuilen achter het feit dat geen functiebeschrijving is opgemaakt per 1 januari 2012. [eisers] heeft immers ruim daarvoor – in elk geval in 2011 – al verzocht de functie van Teamleider Airside te herwaarderen. Omdat KLM toen geen actie heeft ondernomen, komt het nu voor haar rekening en risico dat op genoemde twee onderdelen niet goed meer is vast te stellen hoe die in januari 2012 door de Teamleider Airside werden ingevuld. Dat betekent dat wordt uitgegaan van de juistheid van de functiebeschrijving zoals deze door [eisers] wordt onderschreven.