In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 3 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de vader en de moeder van een minderjarige. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. D.H. Bialkowski, verzocht de rechtbank om vervangende toestemming te verlenen voor de vaccinatie van hun kind, geboren in 2017, volgens het Rijksvaccinatieprogramma. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Ferwerda, verweerde zich tegen dit verzoek en stelde dat er een afspraak was gemaakt om het kind niet te laten vaccineren. De rechtbank heeft de feiten en standpunten van beide partijen zorgvuldig gewogen. De mondelinge behandeling vond plaats op 8 oktober 2021, waarbij beide partijen en hun advocaten aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat het belang van het kind voorop staat en dat vaccinatie in dit geval noodzakelijk is voor de gezondheid van het kind. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk gezag uitoefenen en dat er een verschil van mening bestaat over de vaccinatie. De rechtbank heeft de vader in het gelijk gesteld en toestemming verleend voor de vaccinatie van het kind. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de overdracht van het kind zal plaatsvinden op een neutrale locatie, tegenover het politiebureau, om verdere escalaties te voorkomen. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders verzochte is afgewezen.