ECLI:NL:RBAMS:2021:626

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 februari 2021
Publicatiedatum
18 februari 2021
Zaaknummer
C/13/696253 / KG ZA 21-47
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitspraak in kort geding over omgangsregeling tussen ouder en minderjarige

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 18 februari 2021, betreft het een kort geding over de uitvoering van een omgangsregeling tussen een vader ([eiser]) en zijn dochter ([minderjarige]), die bij de moeder ([gedaagde]) woont. De vader vorderde nakoming van een eerder afgesproken omgangsregeling, terwijl de moeder in reconventie vroeg om beperking van de omgang. De voorzieningenrechter, mr. C.M.E. de Koning, heeft de zaak op 11 februari 2021 behandeld, waarbij beide partijen en hun advocaten aanwezig waren. De vader werd vertegenwoordigd door mr. M. Verkijk en de moeder door mr. G. Öntaṣ.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de afspraken uit het proces-verbaal van 29 september 2020 opnieuw nagekomen moeten worden, met ingang van 19 februari 2021. De vader zal zijn dochter van school halen, onder begeleiding van een zorgcoördinator van Bea-zorg. De omgang is vastgesteld van 14.30 tot 17.30 uur, en de moeder is verplicht om deze afspraken na te komen. Bij niet-nakoming wordt een dwangsom van € 100,- per keer opgelegd, met een maximum van € 5.000,-. De rechter heeft ook bepaald dat de zorgen van de moeder over de omgang besproken zullen worden met het Ouder Kind Team op school.

De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de moeder in reconventie afgewezen en de proceskosten gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak benadrukt het belang van de omgang voor de ontwikkeling van de minderjarige en de noodzaak van een veilige en gestructureerde omgeving tijdens deze omgang.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/696253 / KG ZA 21-47 KdK/MB

Proces-verbaal van de zitting, gehouden op 11 februari 2021

in de zaak van

[eiser] ,

wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie, bij dagvaarding van 20 januari 2021,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. M. Verkijk te Haarlem,
tegen

[gedaagde] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. G. Öntaṣ te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] worden genoemd.
De zitting wordt gehouden in het gebouw van deze rechtbank ter behandeling van een vordering in kort geding.
Tegenwoordig zijn mr. C.M.E. de Koning, voorzieningenrechter, en mr. M. Balk, griffier.
Na uitroeping van de zaak verschijnen:
- partijen en hun raadslieden;
  • [naam mentor] , mentor/bewindvoerder van [eiser] ;
  • [naam gezinsvoogd] , gezinsvoogd verbonden aan de William Schrikker Stichting;
(WSS);
- ( (na enige vertraging) [naam 1] , zorgcoördinator Beazorg.
Partijen hebben producties in het geding gebracht en over en weer het woord gevoerd, onder meer aan de hand van de door mr. Verkijk en mr. Öntaṣ overgelegde pleitnotities die aan het dossier zijn toegevoegd. De behandeling van de zaak is gesloten en vervolgens is mondeling uitspraak gedaan. Daarvan is ingevolge artikel 30p lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dit proces-verbaal opgemaakt.
De voorzieningenrechter heeft de volgende uitspraak gedaan:

De gronden van de beslissing

Het gaat in deze zaak om de uitvoering van de omgangsregeling tussen [eiser] en de dochter van partijen, [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2015 (hierna: [minderjarige] ).
[minderjarige] woont bij [gedaagde] en [gedaagde] heeft over haar het eenhoofdig gezag. Tot voor kort was [minderjarige] onder toezicht gesteld. De WSS voerde de ondertoezichtstelling (ots) uit. Na december 2020 is de ots niet meer verlengd, omdat de WSS en de Raad voor de kinderbescherming dat niet langer nodig achtten.
Partijen hebben, in het kader van een eerder door [eiser] aangespannen kort geding, een (voorlopige) omgangsregeling afgesproken, die is vastgelegd in een proces-verbaal van 29 september 2020. Deze regeling luidde als volgt:

1. Vanaf vrijdag 9 oktober 2020 haalt [eiser] , vergezeld door [naam 2] van Bea-zorg, [minderjarige] één keer in de drie weken vrijdagmiddag om 14.30 uur van school (de [naam school] ( [adres school] , [postcode school] te [plaats school] )). [gedaagde] stelt de school daarvan op de hoogte, en toont de school (een kopie van) dit proces-verbaal. Indien de school dat nodig acht, in verband met Corona-regels, zal [gedaagde] op dat tijdstip ook aanwezig zijn.

2. [eiser] heeft aansluitend aan het ophalen van [minderjarige] op de vrijdagmiddag omgang met haar van 14.30 tot 17.30 uur (dus één keer per drie weken). [eiser] zorgt dat [minderjarige] om 17.30 uur weer thuis bij [gedaagde] is. [naam 2] is gedurende de gehele omgang daarbij aanwezig.

3. Na uiterlijk drie maal omgang, zal [naam gezinsvoogd] met [gedaagde] en [eiser] evalueren hoe het gaat. Als alles goed verloopt, zal de omgang in overleg met [naam gezinsvoogd] worden uitgebreid. Daarbij wordt bekeken of ook af en toe een weekendje (met een overnachting) bij oma (de moeder van [eiser] ) logeren tot de mogelijkheden behoort.

[eiser] vordert in conventie nakoming van de omgangsregeling en het uitspreken van een (voorlopige) ondertoezichtstelling.
[gedaagde] vordert in reconventie beperking van de omgangsregeling tot 1 uur per drie weken, onder begeleiding van een onafhankelijke derde, niet zijnde een begeleider van Bea-zorg.
Na het debat ter zitting op 11 februari 2021 heeft de voorzieningenrechter als volgt overwogen.
De op 29 september 2020 gemaakte afspraken moeten (weer) worden nagekomen, met ingang van vrijdag 19 februari 2021. [eiser] zal [minderjarige] van school halen, onder begeleiding van [naam 1] . Indien [naam 1] verhinderd is, zal een andere begeleider van Bea-zorg haar vervangen. Als dat het geval is zal dat tijdig aan [gedaagde] worden meegedeeld en aan haar worden doorgegeven wie de vervanger is. De veiligheid van [minderjarige] is voldoende gewaarborgd door de aanwezigheid van een begeleider van Bea-zorg tijdens de omgang. [naam 1] heeft een goede toelichting gegeven op de gang van zaken tijdens tweemaal omgang in oktober 2020, waar zij bij was. Op grond daarvan kan worden aangenomen dat de omgang in het belang van [minderjarige] is en er geen reden is voor zorgen. [naam 1] zal de begeleiding de komende tijd zoveel mogelijk zelf op zich nemen.
Er bestaat, mede gelet op de toelichting van [naam 1] , geen aanleiding om de begeleiding door iemand anders te laten verrichten dan iemand van Bea-zorg. Het is in het belang van [minderjarige] dat de begeleiding niet al te opvallend, enigszins op de achtergrond plaatsvindt. Uit de toelichting van [naam 1] is naar voren gekomen dat het contact van [minderjarige] met [eiser] goed verloopt. Het is het meest in het belang van [minderjarige] dat [naam 1] , die zij nu ook al een beetje kent, de begeleiding voortzet. [naam 1] heeft daartoe de benodigde (professionele) kwaliteiten. [naam 1] heeft bovendien aangeboden om de gang van zaken nog eens goed met [gedaagde] door te praten, om eraan bij te dragen dat ook [gedaagde] vertrouwen kan hebben in de gang van zaken rond de omgang. [gedaagde] wordt aangeraden om van dit aanbod gebruik te maken.
Er is geen reden om de omvang van de omgang te beperken, die blijft dus van 14.30 tot 17.30 uur.
[gedaagde] is verplicht om de afspraken na te komen. Er wordt een dwangsom opgelegd van € 100,- voor elke keer dat zij dat niet doet, behalve als de professionals (begeleiders) zeggen dat de omgang (een of meerdere keren) gestopt moet worden.
Tijdens de omgang kan [eiser] met [minderjarige] naar zijn huis toegaan. Als de moeder van [eiser] dat graag wil, kan zij – in overleg met de begeleiders en voor zover de corona-maatregelen dat toestaan – een keertje naar [eiser] komen om [minderjarige] te ontmoeten.
De zorgen van [gedaagde] over [minderjarige] zullen worden besproken met het OKT (Ouder Kind Team) op school en/of met de begeleider van [gedaagde] van Cordaan.
Voor het voorlopig opleggen van een nieuwe OTS, zoals [eiser] vordert, ontbreekt een juridische grondslag.
De proceskosten zullen worden gecompenseerd, dat wil zeggen dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.

De beslissing

De voorzieningenrechter
In conventie:
1.1.
veroordeelt [gedaagde] om de afspraken vastgelegd in het proces-verbaal van
29 september 2020 na te komen, met dien verstande dat [eiser] bij de omgang zal worden vergezeld door [naam 1] van Bea-zorg of - met aankondiging vooraf – door haar vervanger. Concreet houdt dat in dat [eiser] met ingang van vrijdag 19 februari 2021 eenmaal per drie weken contact met [minderjarige] zal hebben van 14.30 uur tot 17.30, zoals nader omschreven in dat proces-verbaal;
1.2.
bepaalt dat [gedaagde] een dwangsom verbeurt van € 100,- voor iedere keer dat zij, na betekening van dit proces-verbaal, zich niet aan de veroordeling onder 1.1 houdt, behalve als een van de professionele begeleiders vindt dat de omgang niet (meer) kan doorgaan, met een maximum van € 5.000,-;
1.3.
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
1.4.
wijst het meer of anders gevorderde af;
1.5.
compenseert de kosten aldus, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
In reconventie:
1.6.
weigert de gevraagde voorzieningen;
1.7.
compenseert de kosten aldus, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzieningenrechter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.
Griffier Voorzieningenrechter