Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[adres] ,
1.Feiten
kader van de uitoefening van zijn beroep ernstige strafbare feiten te hebben
gepleegd.
Openbaar Ministerie ontvangen:
- een vordering tot doorzoeking van de woning van klager; en
- een vordering om de cel en verblijfsruimten van medeverdachte [medeverdachte]
te doorzoeken.
van deze plaatsen ontvangen.
vorderingen ontvangen:
kantoorpand van klager;
die buiten het kantoor van klager in beslag worden genomen.
beslagregime “zeer uitzonderlijke omstandigheden” van toepassing te verklaren
tijdens de doorzoekingen op bovenvermelde plaatsen en op overige, op andere
plaatsen in beslag te nemen documenten en/of bestanden op gegevensdragers van
klager. De officier van justitie heeft ook gevorderd dat door de rechter-commissaris
wordt bepaald dat het opsporingsbelang vergt dat met spoed kennis wordt genomen
van de inhoud van de bestanden op de onder klager in beslag genomen iPad.
onderzoek 26Mandel, inwinning van het standpunt van de deken van de Orde van
Advocaten achterwege gelaten.
uitzonderlijke omstandigheden” van toepassing is. De rechter-commissaris heeft
eveneens beslist dat het opsporingsbelang vergt dat met spoed kennis wordt
genomen van de bestanden op de iPad van klager.
dat het opsporingsbelang ook ten aanzien van de in de Extra Beveiligde Inrichting in
beslag genomen notitieblokken vergt dat met spoed kennis wordt genomen van de
inhoud daarvan.
2.Procesgang
11 oktober 2021 heeft klager op 13 oktober 2021 een klaagschrift ingediend.
kenbaar gemaakt.
Openbaar Ministerie in openbare raadkamer achter gesloten deuren gehoord.
3.Het standpunt van de raadsman
van schuld aan een strafbaar feit kan rijzen. Verder geldt dat het enkele feit dat
klager ervan wordt verdacht in het kader van de uitoefening van zijn beroep ernstige
strafbare feiten te hebben gepleegd, niet toereikend is om diens verschoningsrecht te
doorbreken. Klager heeft naast [medeverdachte] meerdere cliënten. Informatie op de in
beslag genomen goederen ziet daarom niet uitsluitend op [medeverdachte] . Uit de stukken
blijkt daarnaast niet dat zich relevante informatie op de in beslag genomen goederen
zou kunnen bevinden. Van zeer uitzonderlijke omstandigheden is geen sprake.
zich primair op het standpunt gesteld dat het bezwaarschrift gegrond moet worden
verklaard, wegens het ontbreken van de onderliggende vorderingen. Immers kan
daardoor de rechtmatigheid van het beslag en het voortduren daarvan niet worden
getoetst. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat er een
modus moet worden gevonden voor overleg met het Openbaar Ministerie.
zodat de in beslag genomen goederen zo snel mogelijk aan zijn waarneemster
kunnen worden verstrekt.
4.Het standpunt van het Openbaar Ministerie
op het standpunt gesteld dat sprake is van een redelijk vermoeden van schuld. De
inhoud van de informatie die gedeeld wordt door klager en [medeverdachte] zijn
ontluisterend. De conclusie kan niet anders zijn dan dat de criminele activiteiten van
vanuit de Extra Beveiligde Inrichting op deze manier, door het handelen
van klager, kon en ook werden voortgezet. Er is daarom sprake van zeer
uitzonderlijke omstandigheden. Immers wordt klager, zijnde advocaat, van een
ernstig strafbaar feit verdacht. Hij maakt daarbij deel uit van een crimineel
samenwerkingsverband met zijn cliënt [medeverdachte] , terwijl klager misbruik maakt van
zijn bijzondere positie als advocaat. Het klaagschrift dient ongegrond te worden
verklaard.
commissaris een afweging maakt over het al dan niet verstrekken van de
onderliggende vorderingen.
5.Toetsingskader
afgeleid. Ingevolge artikel 98 Sv mogen bij personen met een bevoegdheid tot
verschoning als bedoeld in artikel 218 Sv zonder hun toestemming brieven of
andere geschriften tot welke hun plicht tot geheimhouding zich uitstrekt, niet in
beslag worden genomen. Het is eerst aan de verschoningsgerechtigde om zich bij de
doorzoeking ter inbeslagneming uit te laten omtrent het verschoningsrecht met
betrekking tot de in beslag te nemen stukken waarbij de zienswijze van de
deken van de Orde van Advocaten kan worden gevraagd.
verschoningsgerechtigde, brieven of andere geschriften in beslag worden genomen
die voorwerp van het strafbare feit uitmaken (
corpora delicti) of tot het begaan
daarvan hebben gediend (
instrumenta delicti). Zulke brieven en geschriften vallen
immers niet onder de geheimhoudingsplicht, en daarmee evenmin onder het
verschoningsrecht.
vraag of brieven of andere geschriften onder het verschoningsrecht vallen (en
daarmee ook of deze stukken
corpora/instrumenta delictibetreffen) in beginsel
toekomt aan de tot verschoning gerechtigde persoon. Wanneer deze zich op het
standpunt stelt dat het gaat om brieven of geschriften die noch voorwerp van het
strafbare feit uitmaken noch tot het begaan daarvan hebben gediend en waarvan
kennisneming zou leiden tot schending van het beroepsgeheim, dient dit standpunt
door de organen van politie en justitie te worden geëerbiedigd, tenzij redelijkerwijze
geen twijfel erover kan bestaan dat dit standpunt onjuist is. Voor een beroep op het
verschoningsrecht is niet van belang of de in het geding zijnde informatie zich bij de
verschoningsgerechtigde zelf of bij diens cliënt bevindt (vgl. HR 2 maart 2010,
ECLI:NL:HR:2010:BJ9262, NJ 2010/144).
de verschoningsgerechtigde ingenomen standpunt onjuist is, komt in eerste instantie
toe aan de rechter-commissaris, bij voorkeur in gezamenlijk overleg met de
deken van de Orde van Advocaten. Voor zover dat noodzakelijk is mag daartoe
door de rechter-commissaris van de desbetreffende stukken worden kennisgenomen.
corpora/instrumenta delictikunnen worden aangemerkt is een vraag die
zich niet in het algemeen laat beantwoorden. Zij “is in het bijzonder afhankelijk van
de aard van het inbeslaggenomen stuk en de aard van het delict dat zou zijn begaan
door de (rechts)persoon tegen wie de verdenking is gericht, alsmede de feitelijke
gedragingen die hem in dat verband worden verweten” (HR 5 januari 2016,
ECLI:NL:HR:2016:8). De enkele omstandigheid dat dat het inbeslaggenomen stuk
kan bijdragen aan de waarheidsvinding is in elk geval onvoldoende.
beroep op het verschoningsrecht, het belang van de waarheidsvinding meebrengen
dat het verbod van artikel 98, eerste lid Sv, wordt geschonden (HR 14 oktober 1986,
NJ 1987/490 en HR 30 november 1999, NJ 2002/438). Het is dan in eerste instantie
aan de rechter-commissaris om te oordelen of dergelijke brieven of andere
geschriften in zodanig verband staan met de desbetreffende feiten dat zij kunnen
dienen om de waarheid aan het licht te brengen. De inbreuk op het
verschoningsrecht mag niet verder gaan dan strikt noodzakelijk is voor het aan het
licht brengen van de waarheid van dat feit. Factoren die een rol kunnen spelen bij de
beoordeling hiervan zijn de vraag of het gaat om een verdenking jegens de
verschoningsgerechtigde, de aard en zwaarte van de verdenking, de aard en omvang
van de gegevens en de vraag in hoeverre de relevante gegevens op andere wijze
kunnen worden verkregen.
6.De beoordeling
deugdelijke gronden tot het oordeel is gekomen dat ten aanzien van de in beslag
genomen goederen het beslagregime “zeer uitzonderlijke omstandigheden” van
toepassing is. De rechtbank acht zich ook zonder de onderliggende vorderingen en
de aanvraag doorzoeking voldoende voorgelicht om tot deze beoordeling te kunnen
komen.
aard en zwaarte van de verdenking, de aard en omvang van de gegevens en de vraag
in hoeverre de relevante gegevens op andere wijze kunnen worden verkregen.
uitlokking van zeer ernstige en gewelddadige strafbare feiten, op betrokkenheid bij
harddrugshandel op grote schaal, op betrokkenheid bij witwassen en op deelneming
aan een criminele organisatie die gericht is op het plegen van strafbare feiten. De
verdenking richt zich op het als advocaat doorgeven van berichten van [medeverdachte] aan de buitenwereld. De inhoud van de berichten ziet mogelijk op het voortzetten
van criminele handelingen en een mogelijk acute dreiging dat zwaar geweld
toegepast gaat worden met levensgevaar voor anderen. Deze verdenking ziet op
feiten waardoor aan het vertrouwen in de maatschappelijke functie van de
advocatuur grote schade wordt berokkend.
waarheid aan het licht te brengen.
tot het oordeel gekomen dat ten aanzien van de in beslag genomen goederen “zeer
uitzonderlijke omstandigheden” van toepassing zijn. Uit de bewoordingen blijkt
eveneens dat rekenschap is gegeven aan de omstandigheden van het geval. De
rechtbank sluit zich ook aan bij de motivering van de rechter-commissaris.
7.De beslissing
ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door