ECLI:NL:RBAMS:2021:6367

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 augustus 2021
Publicatiedatum
8 november 2021
Zaaknummer
C/13/682821 / HA ZA 20-419 tsv
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van een notaris voor tekort op de kwaliteitsrekening en bewijsopdracht aan waarnemer

In deze zaak vordert eiser, in zijn hoedanigheid van waarnemer van het protocol van de gedaagde notaris, dat de rechtbank vaststelt dat er een tekort is op de kwaliteitsrekening van de gedaagde notaris. De gedaagde notaris is op 5 februari 2016 geschorst en later uit zijn ambt ontzet. Eiser stelt dat er een tekort is van € 285.166,07 en dat de gedaagde notaris aansprakelijk is voor dit tekort. De rechtbank heeft vastgesteld dat er inderdaad een tekort is en dat de gedaagde notaris aansprakelijk is voor het aanvullen van dit tekort. Eiser vordert ook vergoeding van de kosten van de waarneming, die door de gedaagde notaris moeten worden vergoed. De rechtbank heeft de gedaagde notaris veroordeeld tot het aanvullen van het tekort en tot vergoeding van de waarnemingskosten, maar heeft de vordering tot vergoeding van toekomstige kosten afgewezen omdat deze te onbepaald was. De zaak is aangehouden voor bewijslevering over de exacte omvang van het tekort.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/682821 / HA ZA 20-419
Vonnis van 25 augustus 2021
in de zaak van

1.[eiser] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
in zijn hoedanigheid van waarnemer van het protocol van [gedaagde] ,
2. de stichting
STICHTING KWALITEITSFONDS NOTARIAAT,
gevestigd te 's-Gravenhage,
eisers,
advocaat mr. P. Habermehl te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. J. du Bois te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] , het Kwaliteitsfonds en [gedaagde] worden genoemd. [eiser] en het Kwaliteitsfonds zullen tezamen als [eisers] worden aangeduid.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 11 maart 2016, met producties,
  • de ambtshalve doorhaling op de rol van 4 april 2018,
  • het opnieuw opbrengen van de zaak op de rol van 22 april 2020,
  • de akte wijziging procespartijen, tevens akte wijziging eis, van [eisers] ,
  • de conclusie van antwoord, tevens antwoord wijziging procespartij en antwoord wijziging eis,
  • het tussenvonnis van 11 november 2020, waarbij een comparitie van partijen is bepaald,
  • het proces-verbaal van de op 15 maart 2021 gehouden comparitie met de daarin genoemde stukken, waaronder de akte overlegging producties tevens akte wijziging eis,
  • de akte uitlating producties van [eisers] van 12 mei 2021, met één productie,
  • de akte uitlating productie van [gedaagde] van 12 mei 2021,
  • de brief van 4 juni 2021 van mr. A.J. Gieske namens [eisers] naar aanleiding van het proces-verbaal.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] is notaris geweest in Amsterdam.
2.2.
Bij beslissing van 5 februari 2016 heeft de voorzitter van de kamer voor het notariaat in het ressort Amsterdam (hierna: de voorzitter) bij wijze van ordemaatregel op grond van artikel 106 lid 1 Wet op het notarisambt (Wna) [gedaagde] met onmiddellijke ingang voor onbepaalde tijd geschorst in de uitoefening van diens ambt als notaris. In die beslissing is daartoe onder meer het volgende overwogen:
“Uit een door het BFT[Bureau Financieel Toezicht, toevoeging rb]
op het kantoor van de notaris ingesteld onderzoek is (in ieder geval) in één boedeldossier gebleken van:

de aanwezigheid van nagemaakte/vervalste verantwoordingssdocumenten en niet nader onderbouwde posten (en is onder meer niet duidelijk waar een bedrag van € 300.000,- naar toe is gegaan, alsmede een bedrag van € 175.000,- aan begrote renteopbrengsten);

boekingen van de derdengeldrekening naar de privérekening van de notaris en van de boekhouder;

ondoorzichtigheid van de boedeladministratie: geen aansluiting tussen de financiële kaart van het dossier en de zakenlijsten ultimo de kwartaaleinden 2015.
Op basis van deze bevindingen kan worden vermoed dat sprake is van een aanzienlijk onrechtmatige onttrekking in het boedeldossier en daardoor van een aanzienlijk bewaringstekort.
Een en ander komt bovenop een zorgelijke financiële situatie waarin het kantoor blijkens eveneens overgelegde rapportages al geruime tijd verkeert.”
2.3.
Bij afzonderlijke beschikking van 5 februari 2016 heeft de voorzitter op grond van artikel 29 lid 2 juncto 28 sub c Wna mr. H.J.M. van den Eerenbeemt (hierna: Van den Eerenbeemt), notaris, en mr. K.J. van der Zijden (hierna: Van der Zijden), kandidaat-notaris, met ingang van 5 februari 2016 te 13:00 uur tot en met 17:59 uur respectievelijk met ingang van 5 februari 2016 te 18:00 uur benoemd als waarnemers van het protocol en de overige notariële bescheiden van [gedaagde] . Daarbij heeft de voorzitter overwogen dat hij ervan uitgaat dat de praktijk van [gedaagde] zal worden voortgezet voor eigen rekening en risico van [gedaagde] . Aan Van den Eerenbeemt en Van der Zijden zijn voor de duur van de waarneming het protocol en de overige notariële bescheiden van [gedaagde] toegewezen. Het honorarium van Van den Eerenbeemt en Van der Zijden in verband met de waarneming is vastgesteld op € 150,- per uur exclusief btw.
2.4.
Na verlof van de voorzieningenrechter is op 12 februari 2016 conservatoir (derden)beslag gelegd ten laste van [gedaagde] .
2.5.
In een brief van 10 maart 2016 heeft de advocaat van (de rechtsvoorgangers van) [eisers] aan [gedaagde] onder meer het volgende geschreven:
“Er is een tekort van het saldo van de bijzondere rekeningen. Het tekort is voorlopig begroot op een percentage tussen de 8% en 10% van het totaal van de bedragen die u onder u houdt ten behoeve van de gerechtigden. (…)
Inmiddels hebben meer dan 20 gerechtigden tot de saldi van de bijzondere rekeningen hun vordering overgedragen aan het Voorzieningsfonds[van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB), toevoeging rb]
.
Ik zal namens mijn cliënten een vordering instellen die strekt tot veroordeling van u tot aanvulling van het tekort van het saldo van de bijzondere rekeningen en tot het vergoeden van de schade die het gevolg is van het tekort. Bij deze stel ik u daarvoor aansprakelijk en sommeer ik u om het tekort van het saldo van de bijzondere rekeningen terstond aan te vullen.”
2.6.
Per 4 mei 2016 is de praktijkvennootschap van [gedaagde] in staat van faillissement verklaard.
2.7.
Bij beschikking van 12 augustus 2016 heeft de voorzitter per 13 augustus 2016 te 00:00 uur Van der Zijden uit zijn functie als waarnemer ontheven en met ingang van datzelfde moment kandidaat-notaris [eiser] benoemd tot opvolgend waarnemer van het protocol en de overige notariële bescheiden van [gedaagde] . In die beschikking is het honorarium van [eiser] vastgesteld op € 150,- per uur exclusief btw.
2.8.
Per 15 november 2016 is aan [gedaagde] ontslag verleend als notaris.
2.9.
Bij beslissing van 27 december 2016 is aan [gedaagde] de (tuchtrechtelijke) maatregel van ontzetting uit het notarisambt opgelegd door de kamer voor het notariaat in Amsterdam. In die beslissing is onder meer het volgende het volgende overwogen:
“5.8. Uit de hiervoor genoemde onderzoeksrapportages kan worden afgeleid dat liquiditeits-, solvabiliteits- en bewaringspositie reeds langere tijd negatief zijn geweest. Ook de notaris heeft – zij het met een nuance met betrekking tot de hoogte van de negatieve bewaringsposities – erkend dat zijn bewaringspositie negatief is geweest en dat de bewaringspositie – ondanks zijn betalingen – negatief is gebleven. De enkele constatering van deze voortdurende negatieve bewaringspositie vormt naar het oordeel van de Kamer al voldoende grondslag voor het treffen van een maatregel. (…)”
2.10.
[gedaagde] hield in het kader van de uitoefening van zijn notarisambt meerdere bijzondere rekeningen aan als bedoeld in artikel 25 lid 1 Wna, bestemd voor het beheer van gelden van cliënten en derden. De waarnemers van het protocol van [gedaagde] hebben de bijzondere rekeningen uiteindelijk teruggebracht tot één rekening (hierna: de kwaliteitsrekening).
2.11.
Stichting Voorzieningsfonds van de KNB (hierna: het Voorzieningsfonds) is een zelfstandige stichting, die is gelieerd aan de KNB. Het Voorzieningsfonds heeft particuliere rechthebbenden, die recht hadden op hun aandeel in het saldo van de kwaliteitsrekening, schadeloos gesteld en hun vorderingen op [gedaagde] overgenomen.
2.12.
Het Kwaliteitsfonds heeft per 1 juli 2018 de taken van het Voorzieningsfonds overgenomen. In dat kader heeft het Voorzieningsfonds de van particuliere rechthebbenden overgenomen vorderingen op [gedaagde] aan het Kwaliteitsfonds overgedragen.
2.13.
De onderhavige procedure is in 2016 aanhangig gemaakt door Van der Zijden en het Voorzieningsfonds (hierna: Van der Zijden c.s.). Vanwege het ophouden van betrekkingen waarin (de oorspronkelijke procespartij) Van der Zijden c.s. het geding voerde, is [eisers] in de plaats gesteld van Van der Zijden c.s. en is de procedure door [eisers] voortgezet. [gedaagde] heeft daarmee ingestemd.
2.14.
Van der Zijden en [eiser] hebben in hun hoedanigheid van waarnemer verschillende kosten gemaakt in verband met de waarneming van het protocol van [gedaagde] . [gedaagde] heeft deze kosten niet vergoed. Deze kosten zijn voorgeschoten door het Voorzieningsfonds, het Kwaliteitsfonds en het Voorzieningsfonds Ring Amsterdam.

3.Het geschil

3.1.
Na wijziging van eis vordert [eisers] dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat [gedaagde] verplicht is het tekort in het saldo van de kwaliteitsrekening bij de ABN AMRO Bank onder nummer [rekeningnummer] terstond aan te vullen en dat [gedaagde] ter zake daarvan aansprakelijk is jegens de gezamenlijke rechthebbenden, en
[gedaagde] veroordeelt tot:
a. aanvulling van het tekort in het saldo van de kwaliteitsrekening, thans begroot op € 285.166,07, en tot betaling van dat bedrag aan [eiser] ;
b. voor het geval het tekort zal toenemen ten opzichte van het thans begrote bedrag, betaling van het bedrag waarmee het tekort is toegenomen aan [eiser] , telkens binnen 14 dagen na ontvangst van een schriftelijke opgave van dat bedrag;
c. vergoeding van de schade van de gezamenlijk rechthebbenden vanwege het tekort in het saldo van de kwaliteitsrekening, thans begroot op € 285.166,07, en betaling van dat bedrag aan het Kwaliteitsfonds, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag waarop de schade is ingetreden;
d. voor het geval de schade zal toenemen ten opzichte van het thans begrote bedrag, betaling van het bedrag waarmee de schade is toegenomen aan het Kwaliteitsfonds, telkens binnen 14 dagen na ontvangst van een schriftelijke opgave van dat bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente indien dat bedrag niet binnen die termijn wordt voldaan;
II. voor recht verklaart dat de praktijk van [gedaagde] sinds 5 februari 2016 wordt voortgezet door [eiser] en diens voorgangers voor rekening en risico van [gedaagde] op grond van waarneming ex artikel 28 c en d van de Wna en dat [gedaagde] de kosten daarvan dient te vergoeden, en
[gedaagde] veroordeelt tot:
a. vergoeding van de kosten van de waarneming, thans begroot op € 392.383,34 en betaling van het aldus begrote bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2021 aan [eiser] ;
b. voor het geval de kosten van de waarneming zullen toenemen ten opzichte van het thans begrote bedrag, betaling van het bedrag waarmee de kosten van de waarneming zijn toegenomen aan [eiser] , telkens binnen 14 dagen na ontvangst van een schriftelijke opgave van dat bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente indien de kosten niet binnen die termijn worden voldaan, en;
III. [gedaagde] veroordeelt in de kosten van het geding en de kosten van de beslagen.
3.2.
Op de vraag of de wijziging van eis, waartegen [gedaagde] bezwaar heeft gemaakt, kan worden toegestaan, zal hierna onder r.o. 4.2 – 4.4 worden ingegaan.
3.3.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In deze procedure gaat het er, kort gezegd, over of sprake is van een tekort op de (door [gedaagde] in zijn eerdere hoedanigheid als notaris aangehouden) kwaliteitsrekening, of [gedaagde] aansprakelijk is voor een eventueel tekort op die kwaliteitsrekening en of [gedaagde] aansprakelijk is voor waarnemingskosten. Alvorens aan de beoordeling daarvan toe te komen, gaat de rechtbank eerst in op het door [gedaagde] opgeworpen processuele verweer.
De wijziging van eis
4.2.
[gedaagde] heeft bezwaar gemaakt tegen de wijziging van eis door [eisers] ten opzichte van de oorspronkelijk in de dagvaarding geformuleerde vordering. [gedaagde] stelt dat die wijziging in strijd is met de goede procesorde. Hij voert aan dat de nadere onderbouwing tardief is en dat de uitbreiding van de eis, voor zover die betrekking heeft op de waarnemingskosten, niet mogelijk is.
4.3.
Op grond van artikel 130 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is, zolang de rechter nog geen eindvonnis heeft gewezen, de eiser bevoegd zijn eis of de gronden daarvan schriftelijk te veranderen of te vermeerderen. Een eiswijziging kan buiten beschouwing worden gelaten – na bezwaar van de wederpartij of ambtshalve – indien de wijziging van eis in strijd is met de eisen van een goede procesorde.
4.4.
Naar het oordeel van de rechtbank komt de gewijzigde eis niet in strijd met de eisen van een goede procesorde. In de eerste plaats kent de wet, anders dan [gedaagde] lijkt te veronderstellen, behalve de eisen van een goede procesorde, geen inhoudelijke beperking als het gaat om de aard of omvang van de aan te brengen wijziging. Dat het petitum in de oorspronkelijke dagvaarding geen betrekking had op de waarneming en de daaraan verbonden kosten, staat er op zichzelf dus niet aan in de weg dat de eis met op de waarneming(skosten) betrekking hebbende vorderingen kan worden vermeerderd. In de tweede plaats is van belang dat [gedaagde] in de gelegenheid is geweest om op de gewijzigde eis te reageren. Zo had [gedaagde] nog niet van antwoord gediend op het moment dat [eisers] in de akte van 22 april 2020 de eis en de grondslag daarvan wijzigde en vermeerderde. In zijn conclusie van antwoord heeft [gedaagde] inhoudelijk verweer gevoerd tegen de gewijzigde eis. De nadere eiswijziging in de bij brief van 1 maart 2021 ten behoeve van de comparitie toegezonden akte houdt een vermindering in als het gaat om het bedrag van het tekort en uitsluitend een vermeerdering als het gaat om het bedrag van de waarnemingskosten. Tijdens de comparitie is [gedaagde] nader in de gelegenheid geweest zich over de waarnemingskosten uit te laten en vervolgens is [gedaagde] in de gelegenheid gesteld om bij akte na comparitie nader te reageren op de door [eisers] als productie 16 overgelegde onderbouwing van de omvang van de waarnemingskosten. Gelet op al het voorgaande gaat de rechtbank aan het bezwaar tegen de eiswijziging voorbij.
Tekort op de kwaliteitsrekening?
4.5.
[gedaagde] heeft zich allereerst verweerd met de stelling dat bewijs ontbreekt dat er een tekort zou zijn.
4.6.
De rechtbank verwerpt dit verweer. De tuchtrechter (zie de beslissing van 27 december 2016 onder 2.9) heeft onder meer de klacht, dat [gedaagde] een aanzienlijk tekort in de bewaringspositie had per 31 december 2015, gegrond verklaard. Aan die klacht lag onderzoek van het BFT ten grondslag. [gedaagde] heeft in de procedure voor de tuchtrechter overigens ook erkend dat zijn bewaringspositie negatief is geweest en gebleven. Daarnaast heeft een accountant in opdracht van [eiser] de afgelopen jaren (verder) onderzoek gedaan. Ook de accountant heeft geconstateerd dat sprake is van een substantieel tekort op de kwaliteitsrekening. Hoewel de omvang van het tekort zich op dit moment mogelijk nog niet laat vaststellen en in de loop der tijd verschillende bedragen door [eisers] zijn genoemd, gaat het daarbij wel steeds om zeer aanzienlijke tekorten. Ten slotte heeft [gedaagde] tijdens de comparitie erkend dat er in elk geval in één nalatenschap een tekort was van € 100.000,-. In het licht van de hiervoor genoemde omstandigheden heeft [gedaagde] het bestaan van een tekort op de kwaliteitsrekening onvoldoende betwist. Daarmee staat vast dat sprake is van een tekort.
4.7.
Op grond van artikel 25 lid 3, laatste volzin, Wna is de notaris verplicht een tekort in het saldo van de kwaliteitsrekening terstond aan te vullen en is hij ter zake daarvan aansprakelijk, tenzij hij aannemelijk kan maken dat hem ter zake van het ontstaan van het tekort geen verwijt treft.
4.8.
[gedaagde] heeft niet gesteld dat hem ter zake van het ontstaan van het tekort geen verwijt treft. Voor zover hij met de enkele opmerking tijdens de comparitie, dat zijn boekhouder geld achterover heeft gedrukt, heeft bedoeld te zeggen dat hem geen verwijt treft, heeft hij zijn standpunt onvoldoende onderbouwd, mede gelet op de op hem rustende (eind)verantwoordelijkheid als notaris voor het beheer van de kwaliteitsrekening.
4.9.
Het voorgaande betekent dat [gedaagde] aansprakelijk is voor het tekort in het saldo van de kwaliteitsrekening. De onder I van het petitum gevorderde verklaring voor recht is daarmee toewijsbaar.
4.10.
[eisers] vordert ook (zie het petitum onder I, a en c) dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot aanvulling van het tekort en tot vergoeding van de schade van de gezamenlijke rechthebbenden vanwege het tekort. Voornoemde schade bestaat blijkens het petitum (ook) uit het tekort. Op de zitting heeft [eisers] verduidelijkt dat het bedrag van € 285.166,07 slechts eenmaal wordt gevorderd en dat dat bedrag hetzij aan [eiser] , hetzij aan het Kwaliteitsfonds, moet worden betaald. De rechtbank zal de vordering dan ook op deze manier opvatten.
4.11.
Aangezien hiervoor is geoordeeld dat [gedaagde] aansprakelijk is voor het tekort, is hij gehouden het bedrag van het tekort te voldoen aan [eiser] of het Kwaliteitsfonds. Indien het bedrag van het tekort komt vast te staan (zie daarover hierna 4.13 e.v.), zal [gedaagde] worden veroordeeld om het tekort aan [eiser] of het Kwaliteitsfonds te voldoen.
4.12.
Verder vordert [eisers] (zie het petitum onder I, b en d), voor het geval het tekort/de schade zal toenemen ten opzichte van het thans begrote bedrag, dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van het bedrag waarmee het tekort/de schade is toegenomen. Dit deel van het gevorderde is niet toewijsbaar, omdat dat te onbepaald is nu het bestaan en de omvang van een mogelijke toekomstige betalingsverplichting nog niet vaststaat.
De omvang van het tekort
4.13.
Thans is de vraag aan de orde wat de omvang van het tekort in het saldo van de kwaliteitsrekening is.
4.14.
[eisers] heeft in de akte wijziging eis van 22 april 2020 gesteld dat na nader onderzoek, waarbij de administratie van het notariskantoor is bijgewerkt door een branche- accountant voor het notariaat en waarbij bepaalde bevindingen door de waarnemer extern zijn geverifieerd, het tekort in het saldo op de kwaliteitsrekening per 20 januari 2020 is vastgesteld op € 363.949,22. In de voorafgaand aan de comparitie toegezonden akte, waarbij de eis opnieuw is aangepast, heeft [eisers] het tekort per 19 februari 2021 begroot op € 285.166,07. Hierover heeft [eisers] toegelicht dat een dubbeltelling aan het licht was gekomen, dat een post is toegevoegd en dat enkele boekingen en correcties zijn verwerkt. Het tekort laat zich voor een belangrijk deel verklaren door tekorten in twee nalatenschappen (boedel K en boedel A) en een claim inzake het dossier T, aldus [eisers]
4.15.
[gedaagde] betwist de omvang van het tekort. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de door [eisers] genoemde bedragen niet kunnen worden geverifieerd en dat de berekeningen niet controleerbaar zijn. Er is geen toetsbaar materiaal. Er worden slechts posten en bedragen genoemd zonder achterliggende bescheiden te presenteren. [eisers] volstaat met een opsomming van bedragen. [gedaagde] stelt het recht te hebben om de boekhoudgegevens, waarop de bedragen gebaseerd zouden zijn, geproduceerd te zien.
4.16.
De rechtbank stelt vast dat [eisers] geen verklaring of rapportage van een accountant heeft overgelegd. In essentie is het door [eisers] gestelde tekort per 19 februari 2021 gebaseerd op de overgelegde productie 14. De eerste pagina daarvan bevat een aantal bedragen, te weten de saldi op de kwaliteitsrekeningen en de schulden aan derden. De tweede en derde pagina bevatten de saldi van de afzonderlijke dossiers. De vierde pagina bevat de door het Kwaliteitsfonds voorgeschoten bedragen. Volgens [eisers] zijn de gegevens in productie 14 gebaseerd op de boekhouding van de praktijk van [gedaagde] en heeft de accountant het overzicht opgesteld. Dat dit zo is, blijkt echter niet uit de overgelegde productie 14. Daarmee kan ook de juistheid van de afzonderlijke bedragen niet worden vastgesteld. Zodoende staat, gelet op de betwisting door [gedaagde] , de juistheid van de gestelde omvang van het tekort op basis van de summiere door [eisers] overgelegde gegevens nog niet vast.
4.17.
Het voorgaande betekent dat [eisers] overeenkomstig zijn aanbod zal worden toegelaten om te bewijzen dat het tekort op de kwaliteitsrekening € 285.166,07 bedraagt.
4.18.
De rechtbank zal [eisers] in de gelegenheid stellen zich uit te laten over de vraag hoe hij het bewijs wenst te leveren. Daarbij lijkt het nuttig dat (ook) een verklaring of rapportage van een accountant wordt opgesteld. Indien [eisers] het bewijs (ook) door middel van het horen van getuigen wil leveren, moet hij er bij het oproepen van de getuigen rekening mee houden dat het verhoor van een getuige naar verwachting gemiddeld 90 minuten duurt. De namen en woonplaatsen van de getuigen en de tijdstippen waartegen zij zijn opgeroepen, moeten ten minste een week voor het verhoor aan de wederpartij en aan de griffier van de rechtbank worden opgegeven.
4.19.
Partijen dienen er op voorbereid te zijn dat de rechtbank op een zitting bepaald voor de getuigenverhoren een mondeling tussenvonnis kan wijzen waarbij een verschijning van partijen op diezelfde zitting wordt bevolen om inlichtingen over de zaak te vragen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden. Zij moeten daarom in persoon op de getuigenverhoren verschijnen. Een rechtspersoon moet ter zitting vertegenwoordigd zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en bevoegd is tot vertegenwoordiging.
Waarneming en de kosten van waarneming
4.20.
[eisers] vordert een verklaring voor recht dat de praktijk van [gedaagde] sinds 5 februari 2016 wordt voortgezet door [eiser] en diens voorgangers voor rekening en risico van [gedaagde] ex artikel 28 onder c en d Wna en dat [gedaagde] de waarnemingskosten dient te vergoeden.
4.21.
Deze verklaring voor recht is toewijsbaar. Een notaris oefent op grond van artikel 2 lid 3 Wna zijn ambt voor eigen rekening en risico uit. Op de voet van artikel 28 aanhef en onder c en d Wna is in de waarneming van het notarisambt van [gedaagde] voorzien, nadat hij was geschorst in de uitoefening van zijn ambt en nadien uit dat ambt was ontzet. In de benoemingsbesluiten van de waarnemers is het honorarium van de waarnemers vastgesteld. Op grond van artikel 29a aanhef en onder b Wna wordt de notarispraktijk in dat geval voor rekening en risico van de vervangen notaris voortgezet. Voor de kosten van waarneming van het protocol is de vervangen notaris persoonlijk aansprakelijk, indien die kosten niet uit de inkomsten van de waargenomen praktijk kunnen worden voldaan. Anders dan [gedaagde] heeft betoogd, leidt de omstandigheid dat aan hem ontslag is verleend per 15 november 2016 er niet toe dat vanaf dat moment de waarneming (voor rekening en risico van [gedaagde] ) als geëindigd moet worden beschouwd. Zolang een protocol niet is toegewezen aan een opvolgend notaris duurt de waarneming in beginsel voort.
4.22.
[eisers] vordert uit hoofde van de benoemingsbeslissingen en – naar de rechtbank begrijpt – op grond van artikel 29a aanhef en onder b Wna (dan wel op grond van artikel 6:96 lid 2 onder b en c van het Burgerlijk Wetboek) vergoeding van een bedrag van € 392.383,34 aan waarnemingskosten. Deze kosten betreffen de honoraria van de waarnemers, verschotten, accountancykosten, automatiseringskosten, kosten voor archief en opslag en overige kantoorkosten. Ter onderbouwing heeft [eisers] specificaties van de verschillende kosten overgelegd.
4.23.
[gedaagde] betwist de noodzaak van de gemaakte waarnemingskosten en de omvang daarvan. Hij heeft er bezwaar tegen dat de specificaties in productie 16 zijn geanonimiseerd en hij betwist dat de omvangrijke werkzaamheden van de waarnemers die kennelijk zijn verricht ook werkelijk zien op dossiers in het kader van de gestelde waarneming. Op basis van de overgelegde stukken kan niet worden bepaald of en zo ja in welke mate de gemaakte uren zien op waarneming in het protocol van [gedaagde] . Ook is volgens [gedaagde] niet inzichtelijk waarom er voor de werkzaamheden van de waarnemers in dossiers geen opbrengsten zijn gegenereerd.
4.24.
De rechtbank stelt vast dat in sommige van de als productie 16 overgelegde specificaties, die betrekking hebben op de door de waarnemers bestede tijd, passages zwart zijn gemaakt. Hierover heeft [eisers] toegelicht dat uit privacyoverwegingen namen van cliënten onleesbaar zijn gemaakt. De rechtbank is echter van oordeel dat [gedaagde] met het oog op het kunnen voeren van verweer kennis moet kunnen nemen van de volledige inhoud van de specificaties. [eisers] zal daarom in de gelegenheid worden gesteld om een nieuw exemplaar van productie 16 over te leggen zonder dat daarbij gegevens zijn weggelakt.
4.25.
Verder heeft [gedaagde] betwist dat de in rekening gebrachte uren van de waarnemers betrekking hebben op werkzaamheden in het kader van de waarneming van het protocol van [gedaagde] . Op basis van uitsluitend de declaraties kan de rechtbank niet vaststellen dat de werkzaamheden betrekking hebben op de waarneming in het protocol van [gedaagde] . Gelet op de betwisting door [gedaagde] ligt het op de weg van [eisers] om inzicht te verschaffen in de achtergrond van de declaraties. [eisers] zal in de gelegenheid worden gesteld bij akte de declaraties van een schriftelijke onderbouwing te voorzien en inzichtelijk te maken welke werkzaamheden in het protocol van [gedaagde] zijn verricht.
4.26.
Met het oog op hetgeen hiervoor in r.o. 4.24 en 4.25 is overwogen, zal [eisers] in de gelegenheid worden gesteld zich bij akte uit te laten. Daarna zal [gedaagde] de gelegenheid krijgen om zich bij antwoordakte (nader) uit te laten.
4.27.
Met betrekking tot de andere waarnemingskosten, te weten de accountancykosten en kantoorkosten van in totaal € 80.109,26, geldt dat daarvan specificaties zijn verstrekt die inzicht geven in de aard en omvang van die kosten. Dat het noodzakelijk was om die kosten te maken, ligt besloten in de voortzetting van het protocol en de notarispraktijk, alsmede het onderzoek naar en het bijwerken van de administratie van de derdengelden. Door [gedaagde] is de omvang van die kosten, tegenover de gedetailleerde specificaties, onvoldoende betwist. De verschuldigdheid van deze kosten als zodanig is verder niet weersproken door [gedaagde] . Dat betekent dat het in verband hiermee gevorderde bedrag van € 80.109,26 toewijsbaar is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 april 2020.
4.28.
Ten slotte vordert [eisers] (zie het petitum onder II, b), voor het geval de kosten van waarneming zullen toenemen ten opzichte van het thans begrote bedrag, dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van het bedrag waarmee die kosten zijn toegenomen. Dit deel van het gevorderde is niet toewijsbaar, omdat dat te onbepaald is nu het bestaan en de omvang van een mogelijke toekomstige betalingsverplichting nog niet vaststaat.
Tot slot
4.29.
De zaak zal naar de rol worden verwezen voor het in r.o. 4.18 en r.o. 4.24-4.25 omschreven doel.
4.30.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
laat [eisers] toe tot het leveren van bewijs dat het tekort in het saldo van de kwaliteitsrekening € 285.166,07 bedraagt;
5.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
6 oktober 2021voor:
1) uitlating door [eisers] of hij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel;
2) voor het nemen van een akte door [eisers] zoals vermeld in r.o. 4.24 en 4.25, waarna [gedaagde] op de rol van zes weken daarna een antwoordakte kan nemen,
5.3.
bepaalt dat [eisers] , indien hij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel bewijsstukken wil overleggen, die stukken direct (op de rolzitting van 6 oktober 2021) in het geding moet brengen;
5.4.
bepaalt dat [eisers] , indien hij getuigen wil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van partijen en hun advocaten in de maanden januari tot en met mei 2022 direct moet opgeven, waarna een dag en tijdstip voor het getuigenverhoor zal worden bepaald;
5.5.
bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. J.T. Kruis in het gerechtsgebouw te Amsterdam aan de Parnassusweg 280;
5.6.
bepaalt dat beide partijen uiterlijk tien dagen voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen;
5.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.T. Kruis, rechter, bijgestaan door mr. E.C. Kleverlaan, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 25 augustus 2021.