ECLI:NL:RBAMS:2021:6567

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 november 2021
Publicatiedatum
17 november 2021
Zaaknummer
13-845153-18 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot een voorwaardelijke geldboete voor witwassen door een rechtspersoon

Op 15 november 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een rechtspersoon, hierna aangeduid als [verdachte], die beschuldigd werd van witwassen van een bedrag van € 100.000,-. De rechtbank heeft vastgesteld dat dit bedrag afkomstig was van een andere rechtspersoon, [medeverdachte 2], die het geld door middel van oplichting had verkregen. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 18 oktober 2021 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. R. van Staden ten Brink, zijn vordering heeft gepresenteerd. De rechtbank heeft geoordeeld dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, maar heeft geen medeplegen vastgesteld, omdat de gedragingen van de bestuurder, [medeverdachte 1], niet als samenwerking met anderen konden worden gekwalificeerd.

De rechtbank heeft rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn en de verhaalsmogelijkheden van de slachtoffers. De strafoplegging bestond uit een geheel voorwaardelijke geldboete van € 45.000,- met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft benadrukt dat witwassen een ernstig feit is dat bijdraagt aan de instandhouding van criminaliteit en dat het de integriteit van het financiële verkeer aantast. De rechtbank heeft ook overwogen dat de rechtspersoon niet meer economisch actief is en dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13-845153-18 (Promis)
Datum uitspraak: 15 november 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] . ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel onder nummer [nummer] ,
vertegenwoordigd door:
[medeverdachte 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is (op tegenspraak) gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 oktober 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R. van Staden ten Brink en van wat de vertegenwoordiger namens verdachte naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

De rechtspersoon [verdachte] . (
hierna ook: [verdachte]) wordt beschuldigd van witwassen van een bedrag van € 100.000,-. Dit geld zou afkomstig zijn van een andere rechtspersoon, namelijk [medeverdachte 2] . (
hierna ook: [medeverdachte 2]) en [medeverdachte 2] zou dat geld door middel van oplichting hebben verkregen.
Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat zij zich samen met anderen in de periode van 5 juli 2018 tot en met 26 juli 2018 heeft schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen van een geldbedrag van € 100.000,-.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen als bijlage 1 bij dit vonnis en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich - overeenkomstig zijn op schrift gestelde requisitoir - op het standpunt gesteld dat [verdachte] moet worden vereenzelvigd met de natuurlijk persoon [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] is namelijk de bestuurder en enig aandeelhouder van [verdachte] . Ook kan het handelen van [medeverdachte 1] volgens de criteria in vaste rechtspraak aan [verdachte] als rechtspersoon worden toegerekend. Gelet hierop kan bewezen worden verklaard dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van witwassen.
3.2.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen, zoals opgenomen in bijlage 2 bij dit vonnis, wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen. De rechtbank overweegt daartoe in het bijzonder het volgende.
Om tot een bewezenverklaring van witwassen te kunnen komen is vereist dat een goed - in dit geval een geldbedrag van € 100.000,-- van misdrijf afkomstig is, dat verdachte dat wist en dat verdachte met het goed witwashandelingen heeft verricht.
Op grond van bevindingen van de FIOD kan worden vastgesteld dat vanaf de bankrekening ten name van [medeverdachte 2] in totaal een geldbedrag van € 100.000,- is overgeboekt naar de bankrekening van [verdachte] . Op 12 juli 2018 is een bedrag van € 70.000,- en op 16 juli 2018 een bedrag van € 30.000,- overgemaakt.
Gelet op hetgeen bij vonnis van 15 november 2021 van deze rechtbank inzake parketnummers 13/845129-18 ( [medeverdachte 1] ) en 13/845127-18 ( [medeverdachte 2] .) is overwogen, is bewezen dat het geld op de rekeningen van [medeverdachte 2] afkomstig is uit oplichting (en dus afkomstig is uit een misdrijf). De oplichting is dus door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] gepleegd (niet door [verdachte] ), maar het bedrag van € 100.000,- is door [verdachte] wel verworven en [verdachte] heeft dat geld voorhanden gehad.
Verder kan worden vastgesteld dat [verdachte] wist dat dat geldbedrag van misdrijf afkomstig was. Volgens uittreksels van de Kamer van Koophandel is de natuurlijke persoon [medeverdachte 1] namelijk zowel van [medeverdachte 2] als van [verdachte] , enig aandeelhouder en bestuurder.
De rechtbank vindt dat het witwassen aan de rechtspersoon [verdachte] . kan worden toegerekend, nu de gedraging in de sfeer van de rechtspersoon heeft plaatsgevonden. De overboekingen zijn verricht door [medeverdachte 1] , die als enige werknemer, aandeelhouder en bestuurder, de feitelijke gang van zaken binnen [verdachte] bepaalde. Ook is de gedraging [verdachte] dienstig geweest want [verdachte] heeft zonder legitieme reden een bedrag van € 100.000,- ontvangen. Nu [medeverdachte 1] feitelijk met [verdachte] . valt te vereenzelvigen, kon [verdachte] . over de gedraging beschikken en heeft [verdachte] . de gedraging aanvaard. Gelet op het voorgaande was er bij [verdachte] ook sprake van opzet.
Gelet op voornoemde is de rechtbank dan ook van oordeel dat kan worden bewezen dat [verdachte] . zich heeft schuldig gemaakt aan witwassen.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van medeplegen. Hoewel juridisch gezien [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] van elkaar kunnen worden onderscheiden, zijn de gedragingen van [medeverdachte 1] en van deze rechtspersonen in hoge mate met elkaar te vereenzelvigen. [medeverdachte 1] was immers de enig bestuurder en aandeelhouder van beide B.V.’s. De enkele omstandigheid dat het strafbare handelen van [medeverdachte 1] ook aan [verdachte] kan worden toegerekend, is echter onvoldoende om te kunnen concluderen dat [verdachte] het witwassen samen met een ander heeft gepleegd (vgl. HR 18 december 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX5140).
Het medeplegen, waarvoor een nauwe en bewuste samenwerking vereist is, met een ander dan [medeverdachte 1] kan niet worden vastgesteld. Gelet op voornoemde zal [verdachte] . dan ook partieel worden vrijgesproken van het ten laste gelegde medeplegen.
Datzelfde geldt voor het ten laste gelegde onderdeel dat verdachte van het witwassen een gewoonte heeft gemaakt, nu het slechts twee overboekingen betreft die enkele dagen na elkaar zijn verricht.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
in de periode van 12 juli 2018 tot en met 16 juli 2018 in Nederland, opzettelijk,
een geldbedrag van EUR 100.000,- te weten:
A. een geldbedrag van EUR 70.000,- betreffende een overboeking van een bankrekening ten name van [naam stichting] naar een bankrekening van verdachte; en
B. een geldbedrag van EUR 30.000,- betreffende een overboeking van een bankrekening ten name van [naam stichting] naar een rekening van verdachte,
heeft verworven en voorhanden gehad, terwijl zij, verdachte wist, dat dat geldbedrag geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke geldboete van € 50.000,- met een proeftijd van 2 jaar.
7.2.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de rechtspersoonlijkheid en de draagkracht van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
[verdachte] . heeft zich schuldig gemaakt aan witwassen. Witwassen is een ernstig feit dat in niet te onderschatten mate bijdraagt aan de instandhouding van criminaliteit. Het leidt er toe dat uit misdrijf verkregen geld een schijnbaar legale herkomst krijgt, waarna het geld vrijelijk in de legale economie kan worden uitgegeven. Door witwassen wordt de integriteit van het financiële en economische verkeer aangetast en verdachte heeft daaraan een bijdrage geleverd.
De oriëntatiepunten voor strafoplegging bij witwassen met een benadelingsbedrag van € 100.000,- kennen als uitgangspunt een gevangenisstraf tot 9 maanden. Aan een rechtspersoon kan echter geen gevangenisstraf worden opgelegd. Gelet op de ernst van het feit is daarom een forse geldboete op zijn plaats.
De rechtbank houdt er rekening mee dat aan [medeverdachte 1] (de persoon achter [verdachte] . ) een forse gevangenisstraf wordt opgelegd. Ook houdt de rechtbank er rekening mee dat [verdachte] niet meer economisch actief is. De rechtbank wil eventuele compensatie van de slachtoffers van de oplichting (gepleegd door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ) niet bemoeilijken. Daarom zal de rechtbank de geldboete geheel voorwaardelijk opleggen.
Alles overwegende zou de rechtbank de eis van de officier van justitie hebben gevolgd en aan [verdachte] . een geheel voorwaardelijke geldboete van € 50.000,- hebben opgelegd, als de zaak tijdig was afgedaan. De rechtbank stelt echter vast de redelijke termijn waarbinnen strafzaken moeten worden afgedaan, met een periode van ruim een jaar is overschreden. De rechtbank zal daarom de geldboete met 10 procent verminderen. In afwijking van de eis van de officier van justitie zal de rechtbank aan verdachte een geldboete opleggen van € 45.000,--, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.

8.Beslag

Onder verdachte is het volgende voorwerp in beslag genomen:
1 1.00 STK Vorderingen 1.00 KNAB reknr [rekeningnummer]
Verbeurdverklaring
Het voorwerp, zijnde het tegoed op de bankrekening van [verdachte] behoort aan verdachte toe. Verdachte zou dat geldbedrag geheel of ten dele te eigen bate kunnen aanwenden. Nu dit voorwerp geheel uit de baten van het bewezen geachte is verkregen, wordt dit voorwerp verbeurdverklaard. De officier van justitie heeft toegezegd de nodige inspanningen te zullen leveren om voornoemd tegoed ten gunste van de benadeelden van de oplichting laten komen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 33, 33a, 51, 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

10. Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
witwassen, begaan door een rechtspersoon.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte] ., daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een geldboete van
€ 45.000,-(vijfenveertigduizend euro).
Beveelt dat deze geldboete niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Verklaart verbeurd:
1. STK Vorderingen 1.00 KNAB reknr [rekeningnummer] .
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.M. van Dijk, voorzitter,
mrs. P.P.C.M. Waarts en J.M. Jongkind, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.A. Harland en K. Buiskool, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 november 2021.