ECLI:NL:RBAMS:2021:6611

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 november 2021
Publicatiedatum
18 november 2021
Zaaknummer
AMS 21/2232
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor markies in strijd met bestemmingsplan en redelijke eisen van welstand

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van een omgevingsvergunning voor het aanbrengen van een markies aan de gevel van een pand in Amsterdam. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. ing. B.M. Brandenburg-Stroo, had op 3 september 2020 een aanvraag ingediend voor de vergunning, maar deze werd op 14 oktober 2020 door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam geweigerd. De weigering was gebaseerd op strijd met het bestemmingsplan en de redelijke eisen van welstand. Eiseres ging in beroep tegen het besluit van 10 maart 2021, waarin het bezwaar ongegrond werd verklaard.

De rechtbank oordeelde dat de aanvraag in strijd was met het bestemmingsplan Postcodegebied 1012 en dat de weigering van de vergunning door verweerder in redelijkheid was genomen. De rechtbank benadrukte dat de aangevraagde markies aanzienlijk groter was dan de oude markies die eerder op dezelfde plek hing, en dat de ruimtelijke impact van de nieuwe markies niet kon worden vergeleken met die van de oude markies. Eiseres had niet aannemelijk gemaakt dat de oude markies er al in 2013 hing, en zelfs als dat zo was, zou dat niet automatisch betekenen dat de nieuwe markies zonder meer goedgekeurd moest worden.

Daarnaast werd het beroep op het gelijkheidsbeginsel verworpen, omdat markiezen en reclameborden niet als gelijke gevallen konden worden beschouwd. De rechtbank concludeerde dat verweerder de omgevingsvergunning in redelijkheid had kunnen weigeren en verklaarde het beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht toegewezen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/2232

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 november 2021 in de zaak tussen

[eiseres] ., te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. ing. B.M. Brandenburg-Stroo),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder
(gemachtigde: mr. M.A. van Marle).

Procesverloop

Met een besluit van 14 oktober 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een omgevingsvergunning geweigerd.
Bij besluit van 10 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 oktober 2021. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde en [naam] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

De aanleiding voor deze procedure
1. Op 3 september 2020 heeft eiseres een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. De aanvraag ziet op het aanbrengen van een markies aan de gevel van het pand [adres] .
2. Met het primaire besluit heeft verweerder de gevraagde omgevingsvergunning geweigerd, omdat de aangevraagde markies in strijd is met het bestemmingsplan Postcodegebied 1012 (hierna: het bestemmingsplan) en met de redelijke eisen van welstand.
3. Met het bestreden besluit heeft verweerder, onder verwijzing naar het advies van de bezwaarschriftencommissie, het bezwaar tegen de weigering van de omgevingsvergunning ongegrond verklaard. De bezwaarschriftencommissie heeft geadviseerd om geen gebruik te maken van de mogelijkheid om af te wijken van het bestemmingsplan. Daarbij is het advies van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit betrokken, dat bestaat uit een oordeel van de stedenbouwkundige en een oordeel van de Welstandscommissie. Het plaatsen van de aangevraagde markies zou volgens de commissie een te grote aantasting van beschermd stadsgezicht en van de ruimtelijke kwaliteit van de steeg betekenen.
Het oordeel van de rechtbank
4. Tussen partijen is niet in geschil dat de aanvraag in strijd is met het bestemmingsplan. Verweerder heeft echter de mogelijkheid om een omgevingsvergunning te verlenen indien er geen strijd is met een goede ruimtelijke ordening én het bestemmingsplan een afwijking mogelijk maakt. [1] Verweerder heeft bij de afweging of hij daaraan meewerkt een zekere beoordelingsruimte. De uiteindelijke keuze van verweerder toetst de rechtbank terughoudend. Dit betekent dat de rechtbank in deze procedure alleen kan en zal beoordelen of verweerder ‘in redelijkheid’ heeft kunnen weigeren om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen. Daarbij zal de rechtbank ook de zorgvuldigheid en de motivering van het bestreden besluit beoordelen.
5. Eiseres voert aan dat er tot 2019 een kleinere markies hing op de plek waar de aangevraagde markies moet komen te hangen. Eiseres heeft foto’s van deze markies overgelegd. Uit artikel 25.2.6 van het bestemmingsplan volgt dat ondergeschikte delen van gebouwen, voor zover deze aanwezig waren ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan, geheel mogen worden vernieuwd, doch niet worden vergroot. De oude markies valt onder deze bepaling, want deze hing er al ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan in 2013. Doordat de ruimtelijke impact van de oude markies reeds geaccepteerd is door de planwetgever, had verweerder de oude markies als uitgangspunt moeten nemen bij de beoordeling van de aanvraag. Dat de nieuwe markies het doorzicht in de steeg verstoort, is dan geen houdbaar standpunt meer: de oude markies had een vergelijkbaar zijaanzicht en deed dat ook al, aldus eiseres.
6. De rechtbank stel allereerst vast dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de oude markies er al in 2013 tijdens de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan hing. Uit de overgelegde foto’s blijkt dat niet, en ook anderszins is dat niet gebleken. De beroepsgrond slaagt reeds om die reden niet. Daar komt bij dat zelfs áls eiseres aannemelijk zou hebben gemaakt dat de oude markies er al in 2013 hing, dat niet zonder meer leidt tot het oordeel dat verweerder de aangevraagde markies niet in redelijkheid heeft kunnen weigeren. De aangevraagde markies is namelijk beduidend groter dan de oude markies, hetgeen door eiseres niet wordt betwist. Voorts geldt dat verweerder ten aanzien van deze markies deugdelijk gemotiveerd heeft waarom hij niet bereid is af te wijken van het bestemmingsplan. Daarbij zijn, zo blijkt uit de motivering van de stedenbouwkundige, niet alleen het zijaanzicht van de markies en het doorzicht in de steeg van belang, maar wordt bijvoorbeeld ook rekening gehouden met het behoud van het kenmerkende vlakke gevelbeeld in de Amsterdamse binnenstad.
7. Eiseres voert verder aan dat het doorzicht in de steeg reeds verstoord wordt door vele felgekleurde, veelal verlichte reclameborden die in de steeg hangen. De aangevraagde markies heeft van de zijkant bezien een oppervlakte van ongeveer 0,5 m2, terwijl sommige reclameborden een oppervlakte van wel 3 m2 hebben. Daarom kan niet gezegd worden dat de aangevraagde markies méér afbreuk doet aan de ruimtelijke kwaliteit dan de reclameborden al doen. Ter onderbouwing heeft eiseres foto’s overgelegd.
8. Naar het oordeel van de rechtbank kan dit betoog, welk betoog de rechtbank opvat als een beroep op schending van het gelijkheidsbeginsel, niet slagen. Markiezen verschillen zozeer van reclameborden dat van gelijke gevallen geen sprake is. Voor zover eiseres met deze beroepsgrond geen beroep doet op het gelijkheidsbeginsel, maar bedoelt dat een goede ruimtelijke onderbouwing van het bestreden besluit ontbreekt, slaagt het betoog ook niet. Verweerder stelt namelijk terecht dat een dergelijke onderbouwing slechts aan de orde is wanneer overwogen wordt om buitensplans af te wijken van de voorschriften van het bestemmingsplan. [2] Verweerder heeft te kennen gegeven daar niet toe bereid te zijn, gelet op het kwetsbare gebied, de normen in de nota
De Schoonheid van Amsterdam, het negatieve welstandsoordeel en de strikte regelgeving die de planwetgever heeft willen treffen.
9. Op de zitting is verder aan de orde gekomen dat volgens eiseres in andere stegen vergelijkbare zonwering hangt waar geen vergunning voor is verleend en waar verweerder niet tot handhaving overgaat. Die omstandigheid, wat daar verder van zij, kan in deze procedure niet tot een ander oordeel leiden: het is in die gevallen aan verweerder om handhavend op te treden.
Conclusie
10. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder de omgevingsvergunning in redelijkheid heeft kunnen weigeren. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.F. de Lemos Benvindo, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Camps, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 november 2021.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Dit staat in artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 1º van de Wabo.
2.Dit staat in artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3º van de Wabo.