ECLI:NL:RBAMS:2021:6612

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 november 2021
Publicatiedatum
18 november 2021
Zaaknummer
AMS 21/1142
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van Ziektewetuitkering en medische beoordeling van klachten

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 november 2021 uitspraak gedaan over de beëindiging van de Ziektewetuitkering van eiseres, die als kapster werkte. Eiseres had zich op 24 januari 2019 ziekgemeld en ontving een Ziektewetuitkering. Toen deze uitkering bijna de maximale duur van twee jaar bereikte, heeft zij een WIA-uitkering aangevraagd. Het Uwv heeft haar aanvraag afgewezen, omdat zij volgens de medische beoordelingen minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiseres is het niet eens met deze beslissing en stelt dat haar klachten door het Uwv zijn onderschat. De rechtbank heeft de medische rapporten van de verzekeringsartsen beoordeeld en geconcludeerd dat het Uwv zich op een zorgvuldige manier op deze rapporten heeft gebaseerd. De rechtbank oordeelt dat de medische situatie van eiseres op de datum van beëindiging van de uitkering, 20 december 2020, bepalend is. Latere verslechteringen van haar gezondheid zijn niet relevant voor deze beoordeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsartsen en dat eiseres met ander werk meer dan 65% van haar laatstverdiende loon kan verdienen. Daarom heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard en de beëindiging van de Ziektewetuitkering door het Uwv bevestigd.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/1142

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 november 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres,

en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
( [gemachtigde verweerder] ).
Partijen worden hierna [eiseres] en het Uwv genoemd.

Procesverloop

Met een besluit van 19 november 2020 heeft het Uwv het recht op een uitkering op grond van de Ziektewet van [eiseres] beëindigd vanaf 20 december 2020.
Met een besluit van 9 februari 2021 heeft het Uwv het bezwaar van [eiseres] ongegrond verklaard.
[eiseres] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 oktober 2021. [eiseres] was aanwezig met haar partner [naam 3] . Namens het Uwv was [gemachtigde verweerder] aanwezig.

Overwegingen

Wat ging er aan deze zaak vooraf?
1. [eiseres] werkte als kapster toen zij zich op 24 januari 2019 ziekmeldde. Het Uwv heeft vervolgens aan [eiseres] een Ziektewetuitkering toegekend.
2. Toen de Ziektewetuitkering de maximale duur van twee jaar bijna bereikt had, heeft [eiseres] een WIA-uitkering aangevraagd. Een verzekeringsarts en arbeidsdeskundige van het Uwv hebben onderzocht of [eiseres] daar recht op heeft. Volgens deze onderzoeken is [eiseres] minder dan 35% arbeidsongeschikt. Het Uwv heeft daarom de aanvraag voor een WIA-uitkering afgewezen en de Ziektewetuitkering beëindigd.
Wat is het standpunt van [eiseres] ?
3. [eiseres] vindt dat haar medische beperkingen door het Uwv zijn onderschat. Zij ervaart namelijk klachten waarmee geen rekening wordt gehouden. [eiseres] is het er niet mee eens dat het Uwv de Ziektewetuitkering per 20 december 2020 beëindigd heeft. De rechtbank zal de beroepsgronden verderop in deze uitspraak uitgebreider bespreken.
Hoe zit deze zaak in elkaar?
4. Volgens artikel 19aa van de Ziektewet heeft [eiseres] per 20 december 2020 recht op een uitkering als zij haar werk als kapster niet meer kan doen én als zij met ander werk minder dan 65% van het laatstverdiende loon kan verdienen.
5. Om te beoordelen of [eiseres] met ander werk minder dan 65% van haar laatstverdiende loon kan verdienen, heeft het Uwv een medisch en een arbeidsdeskundig onderzoek laten uitvoeren. De bevindingen en uitkomsten van deze onderzoeken zijn vastgelegd in rapporten. Het uitgangspunt is dat het Uwv zijn beslissing op deze rapporten mag baseren. Deze rapporten moeten wel aan bepaalde eisen voldoen: ze moeten zorgvuldig tot stand zijn gekomen, er mogen geen tegenstrijdigheden in staan en de conclusie moet logisch te volgen zijn. Als [eiseres] vindt dat de rapporten niet aan deze voorwaarden voldoen, dan is het aan haar om dat aannemelijk te maken. Dat kan bijvoorbeeld door het aanleveren van (medische) gegevens waaruit blijkt dat wat in de rapporten staat niet klopt.
6. Bij het vaststellen van de beperkingen gaat het alleen om de datum waarop de Ziektewetuitkering beëindigd is. Dat is in deze zaak 20 december 2020. Medische verslechteringen van na deze datum spelen in deze zaak verder geen rol.
Hoe oordeelt de rechtbank?
7. De rechtbank stelt allereerst vast dat beide partijen het erover eens zijn dat [eiseres] haar oude werk als kapster niet meer kan doen. Waar partijen over van mening verschillen is of [eiseres] met ander werk meer dan 65% van haar laatstverdiende loon kan verdienen. De rechtbank moet daarom in deze zaak beoordelen of het Uwv terecht heeft beslist dat [eiseres] met ander werk meer dan 65% van haar laatstverdiende loon kan verdienen.
8. De rechtbank zal ingaan op de vraag of de opgestelde medische en arbeidskundige rapporten voldoen aan de eerder genoemde voorwaarden. Dit in licht van hetgeen [eiseres] in beroep heeft aangevoerd.
De zorgvuldigheid van het medische onderzoek
9. Verzekeringsarts [naam 1] heeft het dossier bestudeerd en zij heeft [eiseres] op het spreekuur van 3 november 2020 lichamelijk en psychisch onderzocht. [naam 1] heeft op
6 november 2020 een functionele mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld. In deze FML staat dat [eiseres] medisch beperkt is op meerdere punten in de rubrieken persoonlijk functioneren, dynamische handelingen, statische houdingen en werktijden.
10. Verzekeringsarts bezwaar en beroep [naam 2] heeft het dossier bestudeerd en de telefonische hoorzitting op 25 januari 2021 bijgewoond. Verder heeft hij het bezwaarschrift, de brief van de psycholoog van 15 september 2020 en de brief van de revalidatiearts van
24 mei 2019 bij de beoordeling betrokken. [naam 2] merkt op dat in de FML van
6 november 2020 een breed scala aan (fysieke) beperkingen is aangenomen, en hij ziet geen aanleiding om meer beperkingen aan te nemen.
11. De rechtbank vindt dat het medische onderzoek op een zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Alle aspecten van de medische situatie van [eiseres] zijn meegewogen in de beoordeling. Ook de medische informatie die [eiseres] in bezwaar zelf heeft aangeleverd, is meegewogen.
Het medisch oordeel
12. [eiseres] voert aan dat zij ernstige klachten ervaart, waarmee het Uwv onvoldoende rekening heeft gehouden. Op sommige punten is [eiseres] volgens de FML licht beperkt, terwijl zij ernstig beperkt is. De diagnose
fibromyalgiestaat ten onrechte niet onder “5. Diagnosen” genoemd in het rapport van 6 november 2020. Het Uwv gaat ervan uit dat [eiseres] 40 uur per week kan werken, terwijl [eiseres] vindt dat zij maximaal 24 uur per week kan werken. Ook is [eiseres] het niet eens met de voorspelling van de verzekeringsartsen dat haar medische situatie in de toekomst zal verbeteren. Tot nu toe gaat het alleen maar steeds slechter.
13. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan het oordeel van de verzekeringsartsen. De rechtbank begrijpt dat [eiseres] meer klachten ervaart dan waar het Uwv van uitgaat, dit heeft de rechter op de zitting ook opgemerkt. Ook begrijpt de rechtbank dat alleen [eiseres] zelf kan weten hoe het is om met haar klachten te moeten leven. Toch betekent dat niet dat het medisch oordeel van de verzekeringsartsen om die reden niet juist moet worden geacht. De wet zit zo in elkaar dat niet de persoonlijke klachtbeleving van [eiseres] bepalend is, maar dat de klachten en beperkingen voor zover die medisch objectiveerbaar zijn, beslissend zijn. De rechtbank volgt wat de verzekeringsartsen [naam 1] en [naam 2] hebben gezegd, en gaat uit van de aangenomen beperkingen in de FML van 6 november 2020.
14. Dat de diagnose
fibromyalgiein het rapport van 6 november 2020 niet genoemd wordt, brengt de rechtbank niet op andere gedachten. Uit het rapport van 25 januari 2021 blijkt namelijk duidelijk dat verzekeringsarts [naam 2] wel op de hoogte was van deze diagnose. [naam 2] heeft deze diagnose namelijk besproken en hij heeft ook afgewogen of daarmee in de FML voldoende rekening is gehouden.
15. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat een urenbeperking aangenomen had moeten worden. Dat iemand veel verschillende beperkingen heeft, betekent niet meteen dat een urenbeperking moet worden aangenomen. Bij het selecteren van geschikte functies wordt namelijk al rekening gehouden met alle beperkingen zoals die in de FML staan. Een urenbeperking is alleen aan de orde als daar op zichzelf een medisch objectieve reden voor is. Verzekeringsarts [naam 2] heeft in de rapporten van 25 januari 2021 en 3 maart 2021 voldoende gemotiveerd waarom dat niet het geval is.
16. De rechtbank merkt verder op dat voor de mate van arbeidsongeschiktheid niet van belang is met welk medisch toekomstbeeld de verzekeringsartsen rekening hebben gehouden. Het gaat in deze zaak, zoals de rechtbank al heeft aangegeven, namelijk alleen over de arbeidsgeschiktheid op 20 december 2020. De verzekeringsarts [naam 2] schrijft dit ook in zijn rapport van 25 januari 2021 onder punt f bij “7. Heroverweging in bezwaar”. Dat het toekomstbeeld volgens [eiseres] slechter is dan waar de verzekeringsartsen rekening mee houden, is dus niet van invloed op de uitkomst in deze zaak.
17. De rechtbank heeft zich tot slot nog de vraag gesteld of deze zaak aangehouden moet worden zodat [eiseres] nieuwe medische informatie kan aanleveren. De rechtbank heeft besloten dat niet te doen: uit het dossier blijkt dat de verzekeringsartsen een volledig beeld hadden van de medische situatie van [eiseres] op 20 december 2020. Nieuwe informatie van ruim ná 20 december 2020 zal daarom in deze zaak niet van toegevoegde waarde zijn.
18. De rechtbank oordeelt dat het Uwv zich mocht baseren op de rapporten van de verzekeringsartsen. Omdat er geen twijfel is aan het medisch oordeel, ziet de rechtbank geen aanleiding om een deskundige te benoemen.
Het arbeidsdeskundig onderzoek
19. De rechtbank overweegt dat de arbeidsdeskundigen bij de vraag of [eiseres] in medisch opzicht geschikt is voor de geselecteerde functies terecht zijn uitgegaan van de beperkingen zoals die in de FML van 6 november 2020 staan. Daar waar de geselecteerde functies de belastbaarheid van [eiseres] mogelijk overschrijden, hebben de arbeidsdeskundigen voldoende onderbouwd waarom de functies toch geschikt zijn.
20. [eiseres] heeft aangevoerd dat in het arbeidsdeskundig rapport van 8 februari 2021 ten onrechte staat vermeld dat het een Eerstejaars Ziektewetbeoordeling betreft. De rechtbank begrijpt dat dit een verschrijving moet zijn geweest, en ziet dat deze verschrijving verder geen gevolgen heeft gehad voor de inhoud of de juistheid van het arbeidsdeskundig oordeel.
Eerstejaars Ziektewetbeoordeling
21. [eiseres] heeft verder aangevoerd dat zij niet is opgeroepen voor een Eerstejaars Ziektewetbeoordeling, terwijl dat wel had gemoeten.
22. De rechtbank overweegt allereerst dat het Uwv niet verplicht is om een Eerstejaars Ziektewetbeoordeling uit te voeren. Verder blijkt uit het medisch rapport van 6 november 2020 dat deze beoordeling in dit geval niet heeft plaatsgevonden omdat [eiseres] op dat moment met een gerichte behandeling gestart was. Verder concludeert de rechtbank dat [eiseres] geen nadeel heeft ondervonden van het feit dat geen Eerstejaars Ziektewetbeoordeling heeft plaatsgevonden. Had er namelijk op een eerdere datum een Eerstejaars Ziektewetbeoordeling plaatsgevonden, dan bestond ook de kans dat de uitkering van [eiseres] zou worden beëindigd vanaf een eerdere datum dan nu het geval is.
Schuldregeling
23. Tot slot voert [eiseres] aan dat het medisch oordeel serieuze gevolgen heeft voor haar schuldregeling. De schuldeisers gaan er namelijk van uit dat [eiseres] 40 uur per week kan werken omdat zij daartoe volgens het medisch oordeel van het Uwv in staat wordt geacht. Als [eiseres] niet 40 uur per week gaat werken, dan kan dat de schuldregeling in gevaar brengen. Dit alles zorgt voor veel stress bij [eiseres] , waardoor haar medische situatie verder verslechtert en zij ook psychische klachten ervaart.
24. De rechtbank begrijpt dat het medisch oordeel voor [eiseres] mogelijk grotere gevolgen heeft dan alleen voor haar Ziektewetuitkering. Dat betekent alleen niet dat er alsnog een urenbeperking moet worden aangenomen. Bij het vaststellen van beperkingen kunnen namelijk alleen medische omstandigheden een rol spelen. Omstandigheden zoals een schuldregeling spelen dus geen rol. Voor zover de psychische situatie van [eiseres] verslechterd is, speelt dat, hoezeer dat ook te betreuren is, ook geen rol. In deze zaak gaat het, zoals gezegd, namelijk alleen over de medische situatie op 20 december 2020, en niet over wat daarna is gebeurd.
Conclusie
25. Het Uwv kon ervan uitgaan dat [eiseres] met ander werk meer dan 65% van haar laatstverdiende loon kon verdienen. Dat betekent dat [eiseres] geen recht meer had op een Ziektewetuitkering. Het Uwv heeft deze uitkering daarom terecht beëindigd vanaf
20 december 2020.
26. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat [eiseres] geen gelijk krijgt.
27. Voor een proceskostenveroordeling of teruggave van het griffiegeld bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.F. de Lemos Benvindo, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Camps, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 november 2021.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.