Op 19 november 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin betrokkene, geboren in 1977 in Marokko, beroep heeft ingesteld tegen een crisismaatregel die door de burgemeester van Amsterdam was opgelegd. De crisismaatregel was genomen op 26 juni 2021, en betrokkene heeft op 16 juli 2021 beroep ingesteld. De advocaat van betrokkene, mr. J.W. Plantema, stelde dat de burgemeester in strijd met de Algemene wet bestuursrecht (Awb) had gehandeld door hem niet de gelegenheid te geven om schriftelijk zijn zienswijze naar voren te brengen tijdens de procedure. De burgemeester, vertegenwoordigd door mr. J. Liauw-A-Joe, betoogde dat de hoorplicht in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) niet de mogelijkheid omvatte om de advocaat te horen, en dat de spoedeisendheid van de situatie dit niet toeliet.
De rechtbank oordeelde dat de burgemeester in strijd had gehandeld met de beginselen van behoorlijk bestuur, omdat de voorbereiding van het besluit niet zorgvuldig was geweest. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit, maar hield de rechtsgevolgen in stand, omdat de advocaat zijn standpunt via de telefoon had kunnen inbrengen. Betrokkene had geen schadevergoeding verzocht, waardoor de rechtbank geen schadevergoeding toekende. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming in spoedeisende situaties en de rechten van betrokkenen in dergelijke procedures.