ECLI:NL:RBAMS:2021:6629

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 november 2021
Publicatiedatum
18 november 2021
Zaaknummer
C/13/705021 / FA RK 21-4557
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen crisismaatregel burgemeester Amsterdam en verzoek om schadevergoeding

Op 19 november 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin betrokkene, geboren in 1977 in Marokko, beroep heeft ingesteld tegen een crisismaatregel die door de burgemeester van Amsterdam was opgelegd. De crisismaatregel was genomen op 26 juni 2021, en betrokkene heeft op 16 juli 2021 beroep ingesteld. De advocaat van betrokkene, mr. J.W. Plantema, stelde dat de burgemeester in strijd met de Algemene wet bestuursrecht (Awb) had gehandeld door hem niet de gelegenheid te geven om schriftelijk zijn zienswijze naar voren te brengen tijdens de procedure. De burgemeester, vertegenwoordigd door mr. J. Liauw-A-Joe, betoogde dat de hoorplicht in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) niet de mogelijkheid omvatte om de advocaat te horen, en dat de spoedeisendheid van de situatie dit niet toeliet.

De rechtbank oordeelde dat de burgemeester in strijd had gehandeld met de beginselen van behoorlijk bestuur, omdat de voorbereiding van het besluit niet zorgvuldig was geweest. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit, maar hield de rechtsgevolgen in stand, omdat de advocaat zijn standpunt via de telefoon had kunnen inbrengen. Betrokkene had geen schadevergoeding verzocht, waardoor de rechtbank geen schadevergoeding toekende. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming in spoedeisende situaties en de rechten van betrokkenen in dergelijke procedures.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugd
zaaknummer / rekestnummer: C/13/705021 / FA RK 21-4557
Beschikking van 19 november 2021naar aanleiding van het beroep ex artikel 7:6 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) tegen een crisismaatregel van de burgemeester van de gemeente Amsterdam en het verzoek om schadevergoeding ex artikel 10:12 Wvggz van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1977 te [geboorteplaats] (Marokko),
wonende te [adres] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. J.W. Plantema te Amsterdam.

1.Procesverloop

Bij verzoekschrift, ingekomen op 16 juli 2021 heeft betrokkene beroep ingesteld tegen de
door de burgemeester van de gemeente Amsterdam op 16 juni 2021 jegens haar opgelegde
crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • een afschrift van de beslissing tot het nemen van de crisismaatregel d.d. 26 juni 2021;
  • verslag van het horen van betrokkene d.d. 26 juni 2021;
  • e-mailcorrespondentie d.d. 29 juni 2021.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 12 augustus 2021, in het gebouw van Arkin, op de locatie Vlaardingenlaan te Amsterdam.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- advocaat betrokkene, mr. J.W. Plantema;
- gemachtigde van de burgemeester, tevens van de gemeente Amsterdam, mr. J. Liauw -A- Joe.
Na de mondelinge behandeling heeft de rechtbank nadere vragen gesteld aan de burgemeester. De burgemeester heeft bij schrijven van 30 augustus 2021 hierop gereageerd. De advocaat van betrokkene heeft afgezien van een nadere (inhoudelijke) reactie.
2.1
Beoordeling
2.1.1
Op grond van artikel 7:6 lid 1 Wvggz kan betrokkene door middel van een schriftelijk en gemotiveerd verzoek binnen drie weken na de dag waarop de burgemeester de crisismaatregel heeft genomen bij de rechter beroep instellen tegen de crisismaatregel.
2.1.2
Op 26 juni 2021 is door de burgemeester een crisismaatregel genomen ten aanzien van betrokkene. Betrokkene heeft op 16 juli 2021 beroep ingesteld tegen deze crisismaatregel. Het beroep is derhalve tijdig ingesteld.
2.2.
Het beroep
2.2.1.
Betrokkene was in het kader van de uitvoering van een crisismachtiging gedwongen opgenomen in een instelling. Deze machtiging verliep per 24 juni 2021. Betrokkene verkeerde in de veronderstelling dat zij op die dag de instelling mocht verlaten. Op 25 juni 2021 is opnieuw een crisismaatregel aangevraagd. Tijdens het gehoor namens de burgemeester ten behoeve van die crisismaatregel heeft betrokkene uitdrukkelijk verzocht haar advocaat te bellen, omdat zij het niet eens was met de gang van zaken en zij zich ook afvroeg of dit allemaal maar zo kon. Degene die het gehoor afnam namens de burgemeester heeft hierop de advocaat van betrokkene gebeld. De advocaat heeft verzocht het standpunt schriftelijk (digitaal) te mogen indienen, maar dit is geweigerd. Als reden werd opgegeven dat het informatie systeem van Khonraad (hierna: Khonraad) daartoe geen ingang biedt. Hetgeen de advocaat namens betrokkene in het schriftelijk stuk naar voren wilde brengen is vervolgens in een telefoongesprek mondeling naar voren gebracht. In het hoorverslag is hiervan melding gemaakt en is de inhoud weergegeven.
2.2.2.
Betrokkene stelt dat de crisismaatregel in strijd is met de wet en dus onrechtmatig is. De burgemeester heeft betrokkene de mogelijkheid ontnomen haar advocaat schriftelijk te laten reageren. Betrokkene stelt zich op het standpunt dat dit – ook in een spoedprocedure – een niet te rechtvaardigen inperking van de hoorplicht is. De hoorplicht zoals bedoeld in de Wvggz betreft een uitwerking van hetgeen in de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) is vastgesteld. In artikel 4:9 Awb is opgenomen:
“(..)kan de belanghebbende naar keuze schriftelijk of mondeling zijn zienswijze naar voren brengen”. Het voorgaande brengt volgens betrokkene met zich mee dat de mogelijkheid tot een schriftelijke zienswijze niet (zonder gegronde reden) geweigerd had mogen worden. Gelet hierop heeft de burgemeester dan ook in strijd met artikel 7:1 lid 3 onder b van de Wvggz gehandeld.
2.3.
Standpunt burgemeester
2.3.1.
De burgemeester stelt zich op het standpunt dat de hoorplicht zoals in artikel 7:1 lid 3 sub b is neergelegd niet (mede) omvat het horen van de advocaat dan wel de vertegenwoordiger van de betrokkene. Deze bepaling ziet specifiek en uitsluitend op de hoorplicht in het kader van de Wvggz. Naar de aard van een crisismaatregel is er steeds haast geboden bij de beoordeling.
Als artikel 4:9 Awb wel van toepassing is op de hoorplicht ex artikel 7:1 lid 3 sub b Wvggz dan bepaalt artikel 4:11 Awb dat een bestuursorgaan het horen geheel achterwege kan laten voor zover de vereiste spoed zich tegen het horen verzet. Bij een crisismaatregel is een zeer spoedige beslissing vereist en de vereiste spoed verzet zich ertegen dat betrokkene schriftelijk een zienswijze kan indienen.
Verder voert de burgemeester aan dat uit de toelichting op de wet blijkt dat het horen van de vertegenwoordiger van betrokkene uit het wetsvoorstel is gehaald omdat het niet werkbaar en uitvoerbaar is in een spoedprocedure. Het is voor degene die betrokkene hoort niet mogelijk om schriftelijke stukken te uploaden in Kohnraad. Desondanks is de visie van de advocaat zeer zorgvuldig in het hoorverslag opgenomen. De burgemeester komt daarmee tot de conclusie dat er geen schending van de hoorplicht heeft plaatsgevonden.
2.4.
Beoordeling
De hoorplicht in het kader van de Wvggz is neergelegd in een afzonderlijke bepaling, zonder verwijzing van de hoorplicht binnen de Awb. Dat neemt niet weg dat de rechtsbescherming die betrokkene in haar algemeenheid mag afleiden uit de Awb, waaronder met name de werking van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, wel van toepassing is en blijft.
Het horen van betrokkene in het kader van een crisismaatregel heeft onder meer als functie het zorgvuldig voorbereiden van een beschikking. Daarbij is bepaald dat het bestuursorgaan, in dit geval de burgemeester, zich moet inspannen om betrokkene daadwerkelijk te horen. Een zorgvuldige voorbereiding vereist dat het horen van betrokkene wordt gebruikt voor een zo adequaat mogelijke feitenverzameling. Dit geldt temeer nu het gaat om een acute dwangtoepassing. De burgemeester zal moeten verifiëren of het onderzoek van de psychiater op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden en daarbij moeten onderzoeken of voor de dwangbehandeling en dwangzorg benodigde wettelijke gronden aanwezig zijn. Daarnaast moet worden bezien of de beoogde maatregel proportioneel en doelmatig is.
In een crisissituatie moet er rekening mee worden gehouden dat de geestelijke toestand van betrokkene kan verhinderen dat (de juiste) informatie wordt verstrekt. Indien de betrokkene deze informatieverstrekking (gedeeltelijk) via de advocaat wil laten verlopen dan is het uitgangspunt dat de burgemeester dit niet kan weigeren zonder in strijd met het algemene beginsel van een zorgvuldige voorbereiding te handelen. Een uitzondering hierop kan zijn dat de tussenkomst van een vertegenwoordiger onevenredige vertraging met zich mee brengt. Dit zal al gauw het geval zijn bij een spoedbeslissing als een crisismaatregel. In het onderhavige geval valt echter niet in te zien hoe een e-mail van een advocaat de procedure onevenredig had opgehouden, zeker niet nu de advocaat het betreffende stuk wel mocht voorlezen via de telefoon. Indien het in te brengen stuk qua omvang zou zorgen voor een vertraging die zich niet verenigt met de zeer spoedig te nemen beslissing dan zou dit het oordeel anders kunnen maken, maar dit is in deze zaak niet aangevoerd door de burgemeester en ook overigens niet gebleken. Tot slot wordt nog overwogen dat het argument dat het Kohnraad systeem de mogelijkheid niet kent en wellicht een praktisch bezwaar zou kunnen vormen, geen rechtvaardiging kan opleveren voor de handelswijze.
De rechtbank komt tot de slotsom dat de burgemeester in het onderhavige geval heeft gehandeld in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, te weten dat een besluit zorgvuldig moet zijn voorbereid door het bestuursorgaan. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard.
Gebleken is echter dat in de onderhavige zaak de advocaat het standpunt integraal naar voren heeft mogen brengen via de telefoon, zodat de burgemeester op de hoogte is gesteld van de inhoud. Indien de burgemeester in dit geval wel had ingestemd met het indienen van het schriftelijk stuk had dit het besluit tot het nemen van een crisismaatregel niet anders gemaakt zodat de rechtsgevolgen van het besluit in stand zullen worden gelaten.
Betrokkene heeft geen schade gesteld en geen schadevergoeding verzocht, zodat de rechtbank geen schadevergoeding zal toewijzen.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1. -
verklaart het beroep tegen de crisismaatregel gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit en houdt de rechtsgevolgen daarvan in stand.
Deze beschikking is op 19 november 2021 gegeven door mr. L. van der Heijden, rechter en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier, S. Bien.