In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 7 juli 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen de weigering van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Amsterdam om een akte van erkenning op te maken. De verzoekers, een vrouw en een man, hebben verzocht om erkenning van hun minderjarige kind, [naam 3], geboren uit de vrouw. De ambtenaar had eerder geweigerd om de akte op te maken, omdat hij twijfels had over de intenties van de man en de vrouw, en vermoedde dat de erkenning enkel bedoeld was om hen toegang tot Nederland te verschaffen. De rechtbank heeft de procedure in detail bekeken, inclusief de ingediende verzoekschriften en de mondelinge behandeling die op 8 juni 2021 heeft plaatsgevonden. De rechtbank oordeelde dat de ambtenaar niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn stelling dat de erkenning misbruik van bevoegdheid zou zijn. De rechtbank concludeerde dat de man een nauwe band met [naam 3] heeft en dat er geen sprake was van strijd met de openbare orde. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het besluit van de ambtenaar en gelastte hem om alsnog de akte van erkenning op te maken. Tevens werd de ambtenaar veroordeeld in de proceskosten van de verzoekers, die op € 1.430,- werden begroot.