ECLI:NL:RBAMS:2021:6633

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 juli 2021
Publicatiedatum
19 november 2021
Zaaknummer
C/13/695290 / FA RK 20-8732
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen weigering ambtenaar burgerlijke stand tot opmaken akte van erkenning

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 7 juli 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen de weigering van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Amsterdam om een akte van erkenning op te maken. De verzoekers, een vrouw en een man, hebben verzocht om erkenning van hun minderjarige kind, [naam 3], geboren uit de vrouw. De ambtenaar had eerder geweigerd om de akte op te maken, omdat hij twijfels had over de intenties van de man en de vrouw, en vermoedde dat de erkenning enkel bedoeld was om hen toegang tot Nederland te verschaffen. De rechtbank heeft de procedure in detail bekeken, inclusief de ingediende verzoekschriften en de mondelinge behandeling die op 8 juni 2021 heeft plaatsgevonden. De rechtbank oordeelde dat de ambtenaar niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn stelling dat de erkenning misbruik van bevoegdheid zou zijn. De rechtbank concludeerde dat de man een nauwe band met [naam 3] heeft en dat er geen sprake was van strijd met de openbare orde. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het besluit van de ambtenaar en gelastte hem om alsnog de akte van erkenning op te maken. Tevens werd de ambtenaar veroordeeld in de proceskosten van de verzoekers, die op € 1.430,- werden begroot.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugd
zaaknummer / rekestnummer: C/13/695290 / FA RK 20-8732 (LvdH/PvB)
Beschikking van 7 juli 2021 betreffende weigering ambtenaar burgerlijke stand tot het opmaken van een akte, als bedoeld in artikel 1:27 van het Burgerlijk Wetboek
in de zaak van:
[de vrouw] ,
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. M.J.M. Peeters te Amsterdam,
en
[de man] ,
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. M.J.M. Peeters te Amsterdam,
tegen
de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Amsterdam,
zetelende te Amsterdam,
hierna te noemen de ambtenaar.
Als belanghebbende is aangemerkt:
het openbaar ministeriete Amsterdam,
hierna te noemen het OM.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift van verzoekers, ingekomen op 29 december 2020;
  • het F9-formulier met bijlagen van 25 januari 2021 van verzoekers;
  • een aanvulling van de gronden van het verzoekschrift van verzoekers, ingekomen op 22 maart 2021;
  • het verweerschrift van de ambtenaar, ingekomen op 31 mei 2021;
  • een aanvulling van de gronden van het verzoekschrift van verzoekers, ingekomen op 2 juni 2021.
1.2.
De mondelinge behandeling achter gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 8 juni 2021.
1.3.
Verschenen zijn:
  • de vrouw en de man, bijgestaan door mr. Peeters;
  • de heer [naam 1] en de heer [naam 2] namens de ambtenaar.
1.4.
Het OM is met schriftelijke kennisgeving niet op de mondelinge behandeling verschenen.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Uit de vrouw is op [geboortegegevens] geboren de minderjarige [naam 3] .
2.2.
De man is gehuwd met een andere vrouw
.
2.3.
Op 26 maart 2020 hebben verzoekers de ambtenaar te kennen gegeven dat de man de minderjarige wil erkennen en hebben zij verzocht de akte van erkenning op te maken. Op 18 november 2020 heeft de ambtenaar het besluit genomen tot weigering van het verzoek tot het opmaken van de akte van erkenning.
2.4.
De vrouw heeft de Nigeriaanse nationaliteit. De man heeft de Nederlandse nationaliteit.

3.De beoordeling

Weigering opmaken akte
3.1.
Verzoekers hebben verzocht de ambtenaar op te dragen alsnog de akte van erkenning op te maken.
3.2.
Zij onderbouwen het verzoek als volgt. Naar de mening van verzoekers is er geen sprake van strijd met de openbare orde. De ambtenaar heeft het vermoeden dat sprake is van een schijnerkenning, nu de vrouw en [naam 3] geen rechtmatig verblijf in Nederland hebben. Naar de mening van de man en de vrouw is dit niet het geval. Allereerst is van belang dat zij zich al eerder tot de gemeente hebben gewend om de erkenning in orde te maken. Op dat moment bleken de documenten uit Nigeria niet in orde te zijn. Na alsnog de juiste documenten in orde te hebben gemaakt, werd een nieuwe afspraak gemaakt in Amsterdam. In het bestreden besluit wordt aan verzoekers tegengeworpen dat er geen sprake is van samenwoning of het vormen van een gezin, dat de man gehuwd is met een andere vrouw en met haar samenwoont alsmede dat de vrouw kort voor zijn geboorte naar Nederland is verhuisd en dat niet gebleken is dat de man het land van herkomst heeft bezocht. De verklaringen van de man en de vrouw zijn naar hun mening eenduidig. Het is niet hun intentie om een relatie te beginnen, maar de man heeft wel de intentie om zijn vaderlijke verplichtingen op zich te nemen. Dit blijkt ook uit het feit dat de man de geboorteaangifte heeft gedaan. De man wil zijn verantwoordelijkheid nemen en hij wil dat [naam 3] een vader heeft op wie hij financieel en emotioneel kan steunen. De man is al betrokken sinds de geboorte en dit zal alleen maar meer worden. [naam 3] heeft er recht op om banden te ontwikkelen met zowel een moeder als een vader. De man en de vrouw menen dat niet gezegd kan worden dat er sprake is van een schijnerkenning. De daartoe afgelegde verklaringen en de daarop gestoelde bevindingen van de ambtenaar zijn onvoldoende om tot dit besluit te komen.
3.3.
De ambtenaar voert verweer. De ambtenaar stelt dat hij tot de overtuiging is gekomen dat de erkenning uitsluitend erop gericht is dat [naam 3] , en vervolgens de vrouw, toelating tot Nederland verkrijgen. De verklaringen van de man en de vrouw zijn sterk tegenstrijdig. Hierdoor twijfelt de ambtenaar aan de motivering voor de erkenning. De man heeft niet aangetoond een band te hebben met [naam 3] of met de vrouw. Er is ook geen bewijs geleverd dat de man de biologische vader van [naam 3] is. De vrouw en [naam 3] hebben geen rechtmatig verblijf in Nederland. De vrouw en de man hebben nooit een gezin gevormd. De man is getrouwd met een andere vrouw. De vrouw verhuisde kort voor de bevalling naar Nederland en er ontbreekt bewijs dat de man het land van herkomst heeft bezocht. De ambtenaar concludeert daarom dat de motivering voor de erkenning niet gericht is op afstammingsgevolg, maar op verkrijging van Nederlanderschap of een verblijfsstatus. Naar de mening van de ambtenaar schendt de erkenning niet alleen de belangen van Nederland, maar ook de belangen van [naam 3] . [naam 3] heeft het belang van een betekenisvolle band met zijn beide ouders. Als de man niet de verwekker van [naam 3] is, is er een andere vader. Diegene kan geen invulling geven aan zijn vaderschap als [naam 3] wordt erkend door de man.
3.4.
Het OM heeft niet van bezwaren doen blijken.
3.5.
Rechtsmacht en toepasselijk recht
3.5.1.
De Nederlandse rechter heeft rechtsmacht op grond van artikel 3 Rv. Nu het verzoek ertoe strekt de ambtenaar te gelasten zijn medewerking te verlenen aan het opmaken van Nederlandse akten van erkenning welke aan een Nederlandse geboorteakte dient te worden toegevoegd, is Nederlands recht van toepassing op dit verzoek.
3.6.
Relatieve bevoegdheid en ontvankelijkheid
3.6.1.
Naar aanleiding van – zoals in dit geval – een besluit van een ambtenaar van de burgerlijke stand om op grond van artikel 1:18c of 20c van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) te weigeren een akte van de burgerlijke stand op te maken, een latere vermelding aan een akte toe te voegen of, buiten het geval van stuiting van het huwelijk of het geregistreerd partnerschap en dat van afgifte van een afschrift of een uittreksel, aan een verrichting mee te werken, kunnen belanghebbende partijen binnen zes weken na de verzending van dat besluit een verzoek indienen bij de rechtbank binnen het rechtsgebied waar de standplaats van de ambtenaar van de burgerlijke stand is gelegen (artikel 1:27 BW).
3.6.2.
Aangezien het gaat om een besluit van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Amsterdam is deze rechtbank bevoegd om kennis te nemen van het verzoek. De verzoekers hebben het verzoek binnen de gestelde termijn van zes weken ingediend, zodat zij ontvankelijk zijn in het verzoek.
3.7.
Inhoudelijke beoordeling
3.7.1.
De rechtbank dient te beoordelen of de ambtenaar op juiste gronden heeft geweigerd mee te werken aan het opmaken van de akte van erkenning. Uit artikel 1:18c lid 2 BW volgt dat de ambtenaar (onder meer) weigert tot het opmaken van de akte over te gaan, indien hij van oordeel is dat de Nederlandse openbare orde zich hiertegen verzet.
3.8.
Niet in geschil is dat de man bevoegd is om de kinderen te erkennen. Van een huwelijksbeletsel of juridisch vaderschap van een andere ouder is niet gebleken en ook overigens is de rechtbank niet van enig ander beletsel als bedoeld in artikel 1:204 BW gebleken.
3.8.1.
Naar de rechtbank begrijpt is de ambtenaar van mening dat de man, doordat hij [naam 3] wil erkennen, zijn bevoegdheid daartoe misbruikt, omdat hij daarmee [naam 3] en de vrouw toegang tot Nederland wenst te verschaffen. Op grond van artikel 3:13 BW kan degene aan wie een bevoegdheid toekomt, haar niet inroepen voor zover hij haar misbruikt. Een bevoegdheid kan onder meer worden misbruikt door haar uit te oefenen met een ander doel dan waarvoor zij is verleend. Op grond van artikel 3:15 BW is dit artikel ook van toepassing op de erkenning.
3.9.
Met de ambtenaar is de rechtbank van oordeel dat een erkenning, die niet is gericht op het vestigen van een familierechtelijke band, maar louter op het bereiken van andere gevolgen, zoals bijvoorbeeld op het gebied van het erfrecht, nationaliteit of een verblijfsstatus, moet worden beschouwd als een schijnhandeling en vanwege misbruik van bevoegdheid in strijd is met de Nederlandse openbare orde als bedoeld in artikel 1:18c lid 2 BW. Naar het oordeel van de rechtbank is daar in het onderhavige geval echter geen sprake van, althans is dit niet komen vast te staan.
3.10.
Hoewel er in de verklaringen van partijen tegenstrijdigheden staan, is de rechtbank van oordeel dat die niet zodanig van aard zijn dat op grond daarvan en omdat [naam 3] en de vrouw geen verblijfsstatus hebben, geoordeeld kan worden dat de man [naam 3] enkel wil erkennen om [naam 3] en de vrouw toegang tot Nederland te verschaffen. Anders dan de ambtenaar is de rechtbank van oordeel dat voldoende is gebleken dat de man een nauwe band heeft met [naam 3] . Daarnaast hebben verzoekers te kennen gegeven dat de man de verwekker is van [naam 3] . Uitgangspunt is dan artikel 7 IVRK, waaruit volgt dat eenieder het recht heeft om te weten van welke ouders hij of zij afstamt en als uitgangspunt heeft dan ook te gelden dat het kind en de man die verwekker is in beginsel er recht op hebben dat hun relatie rechtens als een familierechtelijke betrekking wordt erkend. De enkele constatering dat het perspectief op een verblijfsvergunning c.q. het Nederlanderschap reden zou kunnen zijn om te willen erkennen, is onvoldoende om van voormeld uitgangspunt af te wijken. De ambtenaar heeft nog gesteld dat de medewerkers twijfels hadden omtrent het biologisch vaderschap van de man en dat er om die reden is aangeboden om op kosten van de ambtenaar een DNA-onderzoek te laten verrichten. Dat kan echter het oordeel niet anders maken, nu biologisch vaderschap geen vereiste is voor de erkenning.
Het feit dat er tussen de man en de vrouw een groot leeftijdsverschil bestaat, is – zoals ook de ambtenaar zelf aangeeft – geen grond om de erkenning te weigeren. Hetzelfde geldt voor de omstandigheid dat de man gehuwd is met een andere vrouw en niet in gezinsverband met de vrouw en [naam 3] leeft of wil leven, of dat de vrouw kort voor de bevalling naar Nederland is verhuisd en de man het land van herkomst niet heeft bezocht. De stelling van de ambtenaar dat de man de weg afsnijdt voor een andere vader, is onvoldoende onderbouwd, nu niet gesteld of gebleken is dat er een andere verwekker van [naam 3] is.
3.11.
De rechtbank concludeert dan ook dat niet is vast komen te staan dat de man [naam 3] enkel wil erkennen om hem en de vrouw rechtmatig verblijf in Nederland te verschaffen, zodat de man zijn bevoegdheid om [naam 3] te erkennen niet misbruikt en er geen sprake is van strijd met de openbare orde. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren, het besluit van 18 november 2020 vernietigen en de ambtenaar gelasten alsnog de akte van erkenning op te maken.
Proceskostenveroordeling
3.12.
De verzoekers verzoeken de gemeente Amsterdam te veroordelen in de kosten van onderhavige procedure met inbegrip van het betaalde griffierecht.
3.13.
De rechtbank zal de ambtenaar als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten. De kosten aan de zijde van verzoekers worden begroot op:
Griffierecht: € 304,-
Liquidatietarief II, 2 punten: € 1.126,-
----
Totaal € 1.430,-

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
verklaart het beroep van verzoekers gegrond;
4.2.
vernietigt het besluit van 18 november 2020 van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Amsterdam;
4.3.
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Amsterdam om alsnog een akte van erkenning op te maken met betrekking tot de man en de minderjarige [naam 3] , geboren op [geboortegegevens] ;
4.4.
veroordeelt de ambtenaar in de proceskosten, aan de zijde van verzoekers begroot op € 1.430,-
Deze beschikking is gegeven door mr. L. van der Heijden, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. van Bennekom, griffier, op 7 juli 2021. [1]

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).